De eindeloze jaren zestig
(1995)–Hans Righart– Auteursrechtelijk beschermdGeschiedenis van een generatieconflict
[pagina 236]
| |
3 Politisering en onttovering‘Stem Provo, ken je lachen’Roel van Duijn heeft achteraf de opheffing van Provo verklaard uit de aard van de beweging zelf: Provo was volgens hem veel meer een ideeenbom dan een vaste structuur. Bovendien maakte de ironisclie stijl van actie voeren de beweging fundamenteel ongeschikt voor het vormen van een permanente tegenmacht.Ga naar eind88 Zo bezien moest het besluit om mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen wel tot ernstige rolverwarring leiden. Provo Hans Tuynman, die zichzelf als ‘een levensvreemde beatnik’ zagGa naar eind89, had daar op zijn eigen manier al voor gewaarschuwd. In zijn boek Full-time Provo dreef hij de spot met de ernst waartoe het betreden van de politieke arena zou leiden (zie het citaat boven dit hoofdstuk). Volmondig toegevend dat hij absoluut geen verstand had van ‘het ingewikkelde en glibberige terrein van de politick’ fantaseerde hij over het plaatsen van een contactadvertentie in het studentenblad Propria Cures; ‘Eerlijke openhartige provo zoekt kennismaking met derde jaars studente van de politieke en sociale faculteit; doel: de gemeenteraad.’Ga naar eind90 Maar de lichtvoetig door het leven trippelende Tuynman had eigenlijk ook niet veel op met die ‘politieke studenten’, die alleen maar met hun neus in de boeken zaten en af en toe eens een vervelend feestje gaven.Ga naar eind91 Hoeveel vakantie heeft een gemeenteraadslid eigenlijk, vroeg hij zich af, en, peinzend: hoe heet een provo eigenlijk ‘in politieke taal’?Ga naar eind92 Toch werd in april 1966 door een veertigtal provo's, in vergadering bijeen bij Duco van Weerlee thuis, besloten Provo verkiesbaar te stellen.Ga naar eind93 ‘Stem Provo, ken je lachen’, zo afficheerde lijst 12 zichzelf. ‘Eindelijk is er een partij die geen partij is maar een wervelende beweging, waar je op kunt stemmen zonder je stom stemvee te voelen. Want Provo is eindelijk de partij die zich niet aan de kant van de autoriteiten plaatsen zal, die geen partijpolitieke manoeuvres zal uithalen, die geen pingelende partijbaasjes heeft. Anti-autoritair en desperaat provocerend zal Provo ook in de gemeenteraad van ons magies centrum zijn; Provo is het radikale alternatief.’Ga naar eind94 Om te voorkomen dat Roel van Duijn als ‘de Leider’ gezien zou worden, werden betrekkelijk onbekende provo's boven aan de lijst gezet: de student Bernard de Vries en de ‘huisvrouw met kinderen’Ga naar eind95 Irene Donner-Van de Weetering. Andere, meer prominente provo's waren om verschillende redenen niet | |
[pagina 237]
| |
beschikbaar: Rob Stolk was te jong, Robert Jasper Grootveld was ziek en Duco van Weerlee bleek te aarzelend.Ga naar eind96 Op 1 juni 1966 stemden 13.105 Amsterdammers op Provo, wat één zetel in de gemeenteraad opleverde. Afgesproken werd de zetel per jaar onder vier kandidaten te laten rouleren: De Vries, Schimmelpenninck, Van de Weetering en Van Duijn. De Vries, die het spits afbeet, hield het echter al na een half jaar voor gezien, naar eigen zeggen omdat hij te krap behuisd was en geen telefoon had.Ga naar eind97 Van meet af aan bestond er angst voor inkapseling in het parlementaire systeem en daarom werd ‘de straat’ absoluut vooropgesteld. Demonstraties, happenings, provocaties én voetbalwedstrijden bleven belangrijker dan het raadswerk.Ga naar eind98 De contacten tussen Provo en de bestaande politieke partijen, ook die ter linkerzijde, waren overigens te verwaarlozen.Ga naar eind99 In Amsterdam behoorden de sociaal-democraten tot het politieke establishment en dus tot de uitgedaagden. De psp was blij dat zij eindelijk als politieke partij serieus werd genomen en durfde die verworvenheid niet te riskeren door met Provo banden aan te knopen. Met de in pak gestoken intellectuelen die het nieuwe d'66 bevolkten, had Provo ook geen enkele voeling en de stalinistische cpn koesterde een diepe weerzin jegens de jonge anarchistische oproerkraaiers, die de arbeidersklasse als ‘klootjesvolk’ verachtten. Hoewel Provo zich als anarchistisch afficheerde, was de beweging ook een duidelijke representant van het nieuwe postmaterialisme, dat volgens de Amerikaanse politicoloog Inglehart het programma van de ‘stille revolutie’ vormde.Ga naar eind100 In zijn themakeuze was Provo zijn tijd-of in ieder geval die van het zittend partijdom - ver vooruit: de leefbaarheid van de grote steden, de aandacht voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding, de kritiek op het massaconsumentisme (met de auto en de televisie als de negatieve symbolen daarvan) en de milieuvervuiling.Ga naar eind101 De talrijke ‘witte plannen’, die de provo's binnen en buiten de Amsterdamse gemeenteraad lanceerden, vormden de concretisering van deze nieuwe levenshouding. Het Witte Kippenplan beoogde de omscholing van politie tot vriendelijke sociaal-werkers, die het publiek zouden kunnen voorzien van nuttige spullen zoals lucifers, verband en voorbehoedmiddelen. Het Witte Wijvenplan propageerde de vrije liefde - in de eerste aflevering van Provo werd opgeroepen tot een ‘volledige amorele promiscuïteit’ - en een verantwoorde geboortenregeling. Kinderopvang werd geregeld in het Witte Kinderenplan. Het Witte Ambtenarenplan kondigde het opblazen van het bevolkingsre- | |
[pagina 238]
| |
gister aan en het Witte Bedjesplan stelde voor om de toren van de Nederlandse Bank aan het Frederiksplein ter beschikking te stellen als nieuwe huisvesting voor het Binnengasthuis. Het meest levensvatbaar leek het Witte Fietsenplan, dat echter twee keer zonder succes in de Amsterdamse gemeenteraad werd ingediend. Het plan voorzag in de gemeentelijke aanschaf van drieduizend witte fietsen ter aanvulling op het bestaande openbaar vervoer en ter bestrijding van de auto. Al deze, meer of minder ‘ludieke’ plannen karakteriseerden Provo eerder als iets dat het midden hield tussen een kunstzinnige utopie en een spotziek studentencabaret, dan als een politieke beweging, laat staan als een politieke partij. Provo is ook wel geanalyseerd als een typisch stedelijke hervormingsbeweging, die een strijd om de inrichting van de openbare ruimte voerde.Ga naar eind102 Tegenover het grootschalige functionalisme van de gemeentebesturen stelden de provo's hun romantische visie op de stad. Dus: tegen de scheiding van wonen en werken, tegen het letterlijk verstikkende automobilisme, tegen het speculeren met onroerend goed, tegen big business. In hun opvattingen over de inricting van de stedelijke ruimte waren de provo's onmiskenbaar beïnvloed door de stedebouwkundige utopie van kunstenaar en medeoprichter van het tijdschrift Cobra Constant Nieuwenhuys (die overigens op de Provoverkiezingslijst de dertiende en laatste plaats bezette).Ga naar eind103 In het begin van de jaren zestig had deze een aantal tentoonstellingen en publikaties gewijd aan zijn gefantaseerde stad van de toekornst ‘Nieuw Babylon’. In dit urbane utopia leefde Huizinga's homo ludens. In Nieuwenhuys' versie was dat de mens die door machines definitief verlost was van arbeid. Daarmee getuigde de kunstenaar niet alleen van een onbegrensd vertrouwen in de mogelijkheden van de techniek, maar ook van een urbanistischelevensbeschouwing. Dewereldstad ‘Nieuw Babylon’ was in feite een kunstwerk, waar het autoverkeer plaats gemaakt had voor joy riding en iedereen een nomadisch bestaan leidde en niet in huizen, maar permanent in hotels woonde. De stad zou het decor zijn voor spel, voor scheppend bezig zijn. Of, zoals Nieuwenhuys zelf in nummer 4 van Provo schreef: ‘rekreatie heeft er geen betekenis meer, omdat alles kreatie is.’Ga naar eind104 Het is typerend dat de provo's-die zichzelf als de voorlopers van de homo ludens beschouwden - zich aangetrokken voelden tot deze kunstzinnige utopie. De beweging was immers van het begin af aan sterk doortrokken van cultureel avantgardisme. | |
[pagina 239]
| |
Maar hoe men Provo ook typeert, het is duidelijk dat de onbegrensde fantasie, de speelsheid en het bewust gecultiveerde nonconformisme zich niet verdroegen met de ambtelijke alledaagsheid en de smalle marges van de gemeentepolitiek. En achteraf lag de anarchistisch-ludieke opheffingsmanifestatie veel meer in de lijn der verwachting dan de keuze voor het moeizame en vaak saaie gemeenteraadswerk. Niet alleen omdat het compromisloze anarchisme van Provo haaks stond op de kleine-stappen-realiteit van de gemeentepolitiek, maar vooral omdat de jeugdrevolutie, waarvan ook Provo zich een exponent wist, zich niet in politieke termen liet uitdrukken zonder verloochening van haar eigenheid. Die onttoverende werking van de politiek is niet alleen in de opheffing van Provo zichtbaar, maar ook bij een jongerenblad als Hitweek, vanaf 1965 hét medium van de hedonistische jongerencultuur. | |
Hitweek: ‘een eigen alles voor iedereen’In 1972 keek Peter J. Muller, oprichter van het jongerenblad Hitweek, niet zonder wrok terug op de verwording van zijn geesteskind, inmiddels herdoopt in Aloha: ‘Het is verpolitiekt, helemaal verpolitiekt. De lezers moesten zo nodig overtuigd worden van het feit dat de maatschappij verkeerd in elkaar zat! Onzin!’Ga naar eind105 Muller (1947) exploiteerde toen al vier jaar het seksblad Candy en had voor zijn vijfentwintig jaren een stormachtig leven achter de rug. Geboren in een arbeidersgezin in Amsterdam-Oost volgde hij twee jaar ulo, drie jaar Handelsavondschool en een jaar reclamevakschool. Hij droomt van ‘iets groots’, geld en beroemdheid. ‘Ik was publiciteitsgek,’ zei hij later in een interview.Ga naar eind106 Op zijn zestiende heeft hij al een eigen public-relationsbureau, ‘Muller's Publicity Organisation’, met ten minste één goed betalende klant: de Honda-fabriek waarvoor hij het plaatje ‘Little Honda’ van The Beach Boys plugt. In 1965 schrijft de jonge ondernemer het Amsterdamse muziekblaadje Beatbox - ‘hèt blad for Ten and Twen’ - vol; Willem de Ridder (1940), beeldend kunstenaar en aanhanger van de Fluxus-beweging, zorgt voor de tekeningen. Muller besluit dat Beatbox te klein is voor zijn ambities en haalt De Ridder over een eigen muziekblad te beginnen, waarbij hem grote Engelse voorbeelden als Melody Alaker en Record Mirror voor ogen zweven. Het moet een ‘omwcnteling in de Nederlandse muziekpers’ worden; een oplage van zo'n honderdduizend en de doodsteek voor truttige en | |
[pagina 240]
| |
infantiliserende muziekbladen als Muziek Expres en dergelijke. Terwijl Muller de naam ‘Hitweek’ verzint, vindt zijn vriend De Ridder een uitgever en drukker: de Amsterdamse offsetdrukkerij Augustin en Schoonman. Op 17 december 1965 verschijnt het eerste nummer en het openingsartikel laat zich lezen als een manifesto: ‘(flash) want we zijn van mening, dat de ouderen bang voor ons, tieners, zijn. We worden als kleuters toegesproken en worden geassocieerd met kreten als “Wouw”, “Geweldig”, “In” etc. Er is angst voor de vasthoudendheid en het razend snel improvisatievermogen waarmee wij de dingen aanpakken. Het is ontstellend hoeveel tieners (wat 'n rot woord) er rond lopen met geniale ideeën, plannen, foto's. Het overgrote deel blíjfr echter rondlopen, want er schijnt weinig plaats voor onze initiatieven in deze volwassenen-maatschappij te zijn. Met Hitweek willen we daar iets aan doen. Dit is jouw en ons blad. Hitweek heeft geen redaktie, geen hoofdredakteur en is taboe van al dat officieel status-gedoe. Schrijf, fotografeer, maak plannen en wéét dat voortaan - iedere week -Hitweek er is. Mensen, dit is een unieke krant. Er gaat iets gebeuren. Let op. Nu gaan we spijkers met koppen slaan!!!’ Hitweek zal tot het laatste nummer van 25 april 1969 wekelijks verschijnen, aanvankelijk in een oplage van 30.000 (in 1969 opgelopen naar 48.000), gedrukt op acht krantepagina's in A3-formaat. De prijs, dertig ‘sentjens’, is vriendelijk voor de portemonnee van de ‘twieners’ (tieners én twens) en is typerend voor de weinig commerciële aanpak. Er worden in het eerste halve jaar om principiële redenen geen advertenties geplaatst en de verkoop geschiedt aanvankelijk op straat door zogenaamde ‘wederverkopers’ alsook door beatclubs, die hiervoor een kleine vergoeding ontvangen. Medewerkers krijgen gééeen geld voor hun bijdragen. Alleen De Ridder, Muller en duvelstoejaagster Marjolein Kuysten (1942)-‘vaor alle vraagstukken: Marjolein’, vermeldt het colofon kordaat - krijgen een klein salaris. Over de verspreidingsgraad van het blad lopen de schattingen uiteen. Er is gesuggereerd dat één exemplaar wel tien lezers bereikte, zodat wellicht zo'n driehonderdduizend 15- tot 35-jarigen met het blad opgegroeid zijn.Ga naar eind107 Waarschijnlijk is dat een overdreven schatting, al is het veelzeggend dat het Hitweek-nummer van 18 oktober 1968 het aansporende onderschrift ‘koop 'm zelf ook eens!’ droeg. De Ridders grafische werk en vormgevingsstij] worden gezichtsbe-palend voor het blad. Dankzij de offsetpers van drukkerij Augustin en | |
[pagina 241]
| |
Schoonman kan hij zich flink uitleven in het lay-out-werk: ‘Met offset kon ik doen wat ik wilde, letters plaatsen waar ik maar wilde, lijnen zetten waar ik wilde [...] Ik ging meteen zo ver als ik maar kon gaan,’ herinnert De Ridder zich later.Ga naar eind108 De typografie - gotische letters en andere vergeten lettertypen - en de revival van de Jugendstil zijn tot hem te herleiden, evenals de zogenaamde stotterstijl - ‘lees die eh... krant even’ - en de Nieuwe Lulligheid - ‘wees lullig, lees Hitweek’ - , een mengeling van ironie en meligheid, die vpro-televisiemakers Wim van der Linden en Wim T. Schippers later tot hun handelsmerk zullen maken. Veel typisch Hitweek-jargon komt ook uit de koker van De Ridder - neologismen als twiener, platelaar (een platenverkoper), hitpuree, Nederbiet (pop van Nederlandse bodem), aanrader en zulthoofd (suffige representant van het klootjesvolk) - , alsook vaak verhaspelde en fonetisch geschreven woorden als ‘spiegedelies’ en ‘prodjoesen’. De voorpagina's bevatten dikwijls aansporingen als ‘stop 'ns een neus in je mond’, ‘wakker de baviaan in je aan’, ‘koop eens twee van deze kranten’ of geheimzinnig-romantische frases als ‘er hangt een sooi-t koorts in de lucht!’. Niets is heilig voor De Ridders spotlust, zelfs niet de naam van het blad, dat korte tijd van Hitweek in Witheek verandert. Wanneer na een half jaar om financiële redenen toch tot het plaatsen van advertenties besloten wordt, is in de vormgeving van die reclame-de bekende jongerenprodukten, dat wilzeggen anti-puistjes-middelen, grammofoonplaten, chips, enzovoort - onmiskenbaar de hand van Willem de Ridder zichtbaar. Vooral zijn melkreclame is fameus geworden als een ingenieus compromis tussen commereie en artistieke vormgeving. In tegenstelling tot de gehaaide en publiciteitsbeluste Muller blijft De Ridder een sterk door Fluxus beïnvloede kunstenaar wie het in de eerste plaats om een artistiek produkt te doen is. Hij is ‘de eeuwige kunstenaar, de authentieke dropout: hij had tonnen kunnen verdienen in de reclamebusiness [...], gooide dwangbevelen altijd kwaad in de prullenbak (“al die papieren bullshit!”), wou de Prijs van de Stad Amsterdam voor zijn Hitweek-ontwerpen nooit afhalen’.Ga naar eind109 Muller weet de aandacht van de media op zich te vestigen door de Stichting Pro Lang Haar op te richten. De Stichting stelt zich ten doel de emancipatie van jonge langharigen te bevorderen, onder meer door het samenstellen van een zwarte lijst van discriminerende scholen, bedrijven, kappers, restaurants en dancings. Met een grammofoonplaatje getiteld ‘Beter langharig dan kortzichtig’ weet hij zelfs tot het populaire televi- | |
[pagina 242]
| |
sieprogramma ‘Voor de vuist weg’ van Willem Duys door te dringen. Na negen maanden pleegt de Hitweek-oprichter in de ogen van velen verraad aan alles waar het blad voor staat door een column in De Telegraaf te. gaan schrijven. Hoewel hij zegt wel medewerker van Hitweek te willen blijven, heeft de redactie daar dan geen zin meer in en dat betekent het einde van Mullers betrokkenheid bij het blad. Toen, dat wil zeggen halverwege 1966, had zich inmiddels toch een soort redactie gevormd (al bleef het blad voor ruim driekwart gevuld met bijdragen van lezers in de vorm van brieven en artikelen). De uit Den Haag afkomstige Marjolein Kuysten, destijds nog de vriendin van cabaretier Wim de Bie en wonend boven het redactielokaal in de Arasterdamse Alexander Boersstraat nummer 30, bleef de organisatorische en administratieve spil van het blad. Ze regelde in feite alles, waarbij ze zichzelf volledig wegcijferde, en werd voor de Hitweek-lezers een intrigerend mysterie. Ook medewerkers van het eerste uur waren Pim Oets en Laurie Langenbach, respectievelijk voorzitter van de Buddy Holly-fanclub en De Maskers-fanclub.Ga naar eind110 Eind 1965 werd het team versterkt door een aantal medewerkers, afkomstig uit Varakringen(Mullerzou van een ‘rode infiltratie’ spreken) zoals André van der Louw, inmiddels perschef van de Vara en Wim Bloemehdaal (1936), opgeleid tot onderwijzer, maar na enkele jaren voor de klas freelance journalist (onder andere voor de Vara-Gids) geworden. Terwijl Van der Louw, die door zijn gevorderde leeftijd een soort vaderrol binnen de redactie krijgt, de brievenrubriek voor zijn rekening neemt, gaat Bloemendaal een politiek satirische rubriek onder de titel ‘Au’ in het blad schrijven. In de loop van 1966 voegt ook Koos Zwart zich bij het gezelschap, eerst als een soort klusjesman, later als de drugspecialist. Nogal wat andere medewerkers - en latere redactieleden - zijn afkomstig uit studentenkringen, zo bijvoorbeeld de sociologiestudenten Jan Donkers en Peter Schröder, de student politieke wetenschappen Wim Noordhoek en de medicijnenstudent Frits Boer, die vanaf 1968 een medische rubriek onder de titel ‘Dag Dokter’ zal gaan verzorgen.Ga naar eind111 Noordhoek en Donkers hebben ervaring opgedaan als redacteur van het studentenblad Propria Cures; de eerstgenoemde werkt vanaf mei 1967 bij de vpro-radio als presentator van het jongerenprogramma ‘Help’. Ook Arend Jan Heerma van Voss, de latere hoofdredacteur van de Haagse Post en voorzitter van de vpro, wordt vast medewerker van Hitweek en schrijft onder het pseudoniem Piet Knijpbier de satirische column ‘Gelul '67’. | |
[pagina 243]
| |
Alhoewel Hitweek in de eerste plaats een muziekblad was, was het ook veel meer dan dat. Terwijl het zich nadrukkelijk afzette tegen de gecommercialiseerde teenagercultuur, droeg het tegelijkertijd enkele karaktertrekken die typerend waren voor datzelfde verfoeide teenagerdom: het hedonisme, tot uitdrukking komend in de overvloedige aandacht voor muziek en seks, alsook een sterk a- of zelfs antipolitiek karakter. Het was een rebels blad, maar die opstandigheid werd niet of nauwelijks in politieke termen verwoord. De rebellie waartoe opgeroepen werd, appelleerde niet aan politieke onvrede, maar aan een generatieverbondenheid. Marjolein Kuysten formuleerde het in 1972 zo: ‘We hebben nooit een eigen ideologie gehad, behalve het ons afzetten, in het begin. Wat we wilden was een eigen alles voor iedereen: eigen haar, eigen clubs, eigen muziek, eigen mode... een eigen blad.’ En het hedonisme kon niet beter verwoord worden dan door redacteur Wim Noordhoek: ‘Het blad [...] moet erop gericht zijn om iets leuks van je leven te maken. Niet iets vervelends - niet dat de wereld ineenstort. Het moet vertellen dat het erg leuk is om een nieuwe plaat te hebben, en bijvoorbeeld een waterbed... een waterbed, om daarop liggend naar die nieuwe plaat te luisteren. Het moet een irreëel blad zijn. Een droom. Want dat het leuk is om te leven - dáár neem je wat van mee.’Ga naar eind112 Niet aan de maatschappij of aan het kapitalisme, maar aan ouders en leraren - ‘krijg jij ook les van een idioot?’ - had Hitweek de oorlog verklaard. Bij sommige lezers was zelfs het besef aanwezig dat men in feite alles te danken had aan de commercie. Een mooie illustratie daarvan biedt de prijsvraag die de redactie in 1966 uitschreef naar aanleiding van haar besluit om toch advertenties te gaan plaatsen. Kennelijk niet helemaal zeker van haar zaak, besloot zij door middel van een prijsvraag de mening van de Hitweek-lezers te peilen. Veelzeggend is het feit dat de eerste prijs werd toegekend aan een lezeres, die een verbluffend sociologisch inzicht in de wisselwerking tussen reclame en de emancipatie van jongeren aan de dag legde: ‘Ik vind reclame geweldig, want door reclame zijn wij-teenagers, bakvissen, tweeners, hitweeklezers, enzovoorts genoemd - aan onze geheel eigen afzonderlijke en vooral uitzonderlijke plaats in de maatschappij gekomen. Denk maar aan je oma en opa! Dacht je dat die lets betekenden, iets waren, toen ze zo oud waren als wij nu jong zijn? Welnee, ze probeerden net zo te zijn als pappie en mammie en de schoolmeester, droegen dezelfde kleren en spraken dezelfde taal, maar ze bezaten niets persoonlijks en | |
[pagina 244]
| |
durfden hun mond tegen een ander niet open te doen. Toen kwam de reclame... Wohw! En al is die uit zuiver kommercieel oogpunt ontstaan, het heeft een omwenteling teweeggebracht waar wij nu allemaal van profiteren. Wij zijn nu zelf iets. We hebben onze eigen muziek, onze eigen mode, onze eigen levensstijl en ons eigen blad. Maar zonder reklame, die ons met onze neus op iedere nieuwigheid drukt en ervan profiteert dat tieners graag kopen en (nog) niet door zuinigheidscomplexen belemmerd worden, zouden wij onze eigen wereld nooit hebben gehad.’Ga naar eind113 | |
Rock ‘n’ roll, seks, drugs en géén politiekIn de vier jaargangen van Hitweek vindt men niet alleen de agenda van de jeugdrevolutie - rock ‘n’ roll, seks en drugs (in déze volgorde!)-en haar verspreiding over Nederland, maar ook het krachtige generatiegevoel en de eerste merkbare verflauwingen daarvan. Zoals gezegd was muziek het belangrijkste thema van het blad. Hitweek had een signalerende en trendsettende functie doordat het bijvoorbeeld veel eerder dan andere muziekbladen tegen het einde van 1966 de aandacht verplaatste van Engeland - de zogenaamde British invasion liep op z'n laatste benen - naar de vs, waar aan de Westkust nieuwe en al spoedig toonaangevende bands als de Jefferson Airplane, Grateful Dead, Buffalo Springfield, Moby Grape en The Doors geformeerd werden. Ook in de consequente aandacht voor Nederlandse popgroepen - de Nederbiet - zoals Cuby and the Blizzards en voor de avantgarde-rock à la de Britse Soft Machine en The Mothers of Invention nam Hitweek een uiterst eigenzinnig, maar invloedrijk standpunt in. Maar net zoals Hitweek veel meer dan louter een muziekblad was, zo was de muziek niet slechts muziek, maar ook een zeer krachtig sociaal en cultured bindén distinctiemiddel. Toen Hitweek een jaar bestond schreef Pim Oets een voorpagina-artikel over de ‘beatgeneraatsie’. Volgens hem was het allemaal begonnen met de Beatles, die muziek maakten die de hele jeugd aansprak. En hij concludeerde dat dankzij de Beatles en de Rolling Stones de jeugd ‘oneindig veel massaler en ingrijpender in beweging [was] gebracht dan indertijd bij het ontstaan van beatniks, ek-sistentialisten, de Leidsepleinjeugd enz’.Ga naar eind114 Ook Wim Bloemendaal herinnerde zich terugkijkend hoezeer de popmuziek in die eerste dagen hét bindend element was: ‘Ik ging vaak naar de Drie Stoepen in Den Haag, een beatclub, en zag dat alles en iedereen daar kwam. Dat | |
[pagina 245]
| |
vond ik het mooie: ambachtschoolleerlingen, hbs-ers, studenten - en je kon aan het uiterlijk niet meer zien uit wat voor milieu iemand kwam!’ Maar de ware muzikale underground-verhondenheid kreeg pas vorm in de zogenaamde luisterkorpsen, in 1968 ontstaan uit een oproep in de ingezonden-brievenrubriek. Een Haagse lezer, in het trotse bezit van zijn eerste echte underground-elpee - Pink Floyds Piper at the Gates of Dawn - , nodigde iedereen die daar lust in had bij hem te komen luisteren. Een paar weken later vond zijn voorbeeld navolging en het luisterkorps was geboren. Lange, trotse lijsten van platencollecties verschenen in de brievenrubriek met de uitnodiging eens langs te komen. Dat muziek ook een stilistisch distinctiemiddel was, bleek uit de soms openlijk discriminerende toevoegingen als ‘no soulmen’, ‘geen zooldiggers’ en dergelijke. Sommigen groeide de aanloop ook wat boven het hoofd zoals de Haagse initiatiefnemer, die een paar maanden later verzuchtte: ‘Het rotte was, je kon ze moeilijk na het luisteren weer de deur uitschoppen en zeggen: kom nooit meer terug! [...] En nog wat, iedere avond moet ik thuis proberen te blijven om mensen te ontvangen als ze willen luisteren. En dat gaat met de dag moeilijker.’ Hij besloot daarom ferm: ‘Alleen 's woensdags luisteren bij Henk Schumacher.’Ga naar eind115 Naast het luisterkorps vormden zich al snel andere initiatieven zoals het lees-en mafkorps (voor daklozen) en het kladderen kliederkorps voor hippe vogels met artistieke aanvechtingen. Uit de ingezonden-brievenrubriek valt overigens af te leiden dat de jongerencultuur waar Hitweek de exponent van was, zich allang niet meer beperkte tot de randstedelijke centra. Vaak kwamen de brieven uit het diepst van ‘de provincie’ en bevatten uitgebreide routebeschrij-vingen hoe op het betreffende adres in Warffum, Weert of Ermelo te geraken. En hoe drukkend het leven ten plattelande soms kon zijn, werd duidelijk uit enigszins zwaarmoedige medelingen als: ‘Ik ben practisch iedere avond thuis, aangezien hier in Deventer toch geen kloot te doen is’Ga naar eind116, of regelrechte aanklachten als: ‘Graag zou ik willen dat u deze brief plaatst, opdat ieder het kan lezen dat Dreumel een achterlijk rot gat is.’Ga naar eind117 De klaagzangen uit de provincie brachten een briefschrijver uit Amsterdam overigens op de mooie gedachte voor alle jongeren in ‘boerengaten’ een speciaal ‘dorpskorps’ in het leven te roepen.Ga naar eind118 Na de muziek werd seks al snel het tweede onderwerp van Hitweek. In de tweede jaargang begon het met een artikel getiteld ‘Sex uit het | |
[pagina 246]
| |
taboehoekje’, waarin Irene Donner-Van de Weetering, provo en geestelijk moeder van het Witte Wijvenplan, in gesprek ging met nvsh-voorzitster M. Zeldenrust-Noordanus. Het Witte Wijvenplan, dat vooral beoogde ongewenste zwangerschap bij meisjes te voorkomen door voorlichting en anticonceptie, werd door de nvsh-voorzitster begroet als ‘in principe een fijn plan’. Gevraagd naar de voorwaarden waaronder seksueel verkeer vóór het huwelijk kan plaatsvinden, antwoordde Irene Donner: ‘Eh, hè... ja, je moet er zin in hebben hè?’Ga naar eind119 In 1966 - Peter Muller was toen overigens al vertrokken - kondigde de redactie ook aan voortaan ‘hippe chicks’ op de voorpagina te zetten en de (mannelijke) lezers werden opgeroepen het fototoestel binnen handbereik te houden voor het geval vrouwelijk schoon zich onverwacht mocht vertonen. Op 4 november 1966 sierde de zestienjarige Haagse Alma Netten het omslag. In een kort vraaggesprekje met de redactie vertelde Alma na de zomervakantie niet meer teruggekeerd te zijn naar de ivo-school waar zij tot dan toe onderwijs genocen had: ‘Ik kon er niet meer tegen met 25 man tegelijk hetzelfde te doen.’ Ze hoopte nu haar geld als fotomodel te kunnen verdienen en verklaarde Hitweeks ‘sexplosie’ best leuk te vinden. Vroeger was Alma naar eigen zeggen ‘een ontzettende tut’ die naar George Brassens luisterde en de Beatles verschrikkelijk vond. Overigens leidden de licht erotische damesfoto's al snel tot reacties van seksegenoten, die in de ingezonden-brievenrubriek vroegen om ‘lekkere blitzboys, 't liefst met lang haar’, een wens die niet ingewilligd werd, ook niet toen in 1967 een voorpaginaverhaal over homoseksualiteit - ‘Vlekken in de lakens’ - afgedrukt werd.Ga naar eind120 De tekst over ‘anders-sex’ werd verluchtmet naaktfoto's van het model Phil Bloom, die toen al nationale beroemdheid had geoogst door bloot in het vpro-televisieprogramma ‘Hoepla’ op te treden. De commotie rond ‘Hoepla’ werd trouwens breed uitgemeten in Hitweek en Phil luisterde meer dan eens de Hitweek-pagina's in paradijselijke staat op, een keer zelfs poserend bij het Lieverdje.Ga naar eind121 In juni 1968 verscheen een ‘extra vies nummer’ waarin het onderwerp pornografie werd aangesneden, ‘voor de huidige generatie nauwelijks een probleem’, aldus de redactie.Ga naar eind122 Seksuele adviezen verstrekte de medische rubriek ‘Dag Dokter’, een aanvankelijk door medicijnenstudent Frits Boer vertaalde rubriek uit het Amerikaanse undergroundblad The Los Angeles Free Press, geschreven door de arts Eugene Schoenfeld. De vragen die Boer zelf van lezers ontving, verwerkte hij soms tot een Nederlandse aflevering. | |
[pagina 247]
| |
Vergeleken met rock en seks waren drugs een onderwerp van een veel lagere orde. Het gebruik van soft drugs als marihuana en hasjiesj was een tamelijk vanzelfsprekend aspect van de Hitweek-jangerencultuur; niettemin werd er niet veel over geschreven in het blad.Ga naar eind123 Vanaf 1967 komt er wat meer aandacht voor de juridische kanten van druggebruik en wordt gepleit voor de legalisering van ten minste soft drugs. Maar daarmee is de kous dan ook af. En voor zover drugs ter sprake komen in de medische rubriek ‘Dag Dokter’, is de stijl er een van een kritische consumentenvoorlichting: nuchter en onbevooroordeeld wijzend op risico's en gevaren, maar de beslissing altijd overlatend aan de gebruiker. Politiek was niet of nauwelijks een onderwerp voor Hitweek. Natuurlijk moest er zo af en toe wel over de oorlog in Vietnam geschreven worden, maar de manier waarop het onderwerp onder de aandacht van de lezers gebracht werd, anticipeerde op ongeïnteresseerdheid: ‘Deze keer kun je er niet onder uit. Het gaat al weer over Vietnam’, of: ‘O ja, Vietnam is er ook nog’.Ga naar eind124 Trouwens, uit de ingezonden-brievenrubriek bleek bepaald niet dat de lezers de ‘politiek correcte’ visie van de redactie altijd deelden. Nogal eens wezen de briefschrijvers op de heroïsche bevrijdersrol van de vs tijdens de Tweede Wereldoorlog en op de grote gevaren van een wereldwijd oprukkend communisme.Ga naar eind125 Er is wel opgemerkt dat Wim Bloemendaals politiek satirische column ‘Au’ eigenlijk een vijgenbladfunctie had: de rubriek had ten doel het gebrek aan politiek engagement van het blad te verhullen.Ga naar eind126 Tussen Provo en Hitweek bestond wel wederzijdse sympathie, maar personele verbindingen waren er nauwelijks en zelden sijpelde iets van de Provo-activiteiten door in de Hitweek-kolommen. Alleen in de vij-andige houding jegens De Telegraaf, hét symbool van rechts Nederland, viel een nogal ongepolijst politiek sentiment te herkennen. Vooral de Telegraaf-berichtgeving over de zogenaamde ‘schoonmaakactie’ van mariniers in de hal van het Amsterdamse Centraal Station in april 1967Ga naar eind127 wekte de woede van redactie en lezers. Terwijl Hitweek reageerde met een soort namaak-TelegraafGa naar eind128 - de ‘Telegier’ - , regende het wekenlang ingezonden brieven voorzien van kopjes als ‘Telemest’, ‘Telesgoft’, ‘Telefascisten’ en ‘Teleriool’. Maar afgezien van deze woedeuitbarsting bleef politiek een verplicht, maar door de lezers laag gewaardeerd nummer. En die marginale belangstelling spoelde tijdens de summer of love van 1967 helemaal weg, toen uit San Francisco de romantische hippiecultuur van liefde en flower power overwaaide naar | |
[pagina 248]
| |
Nederland.Ga naar eind129 In maart 1969 publiceerde Hitweek de resultaten van een lezersenquête waaruit bleek dat de ‘politieke artikelen’ nog altijd laagscoorden in de lezerswaardering, geheel in tegenstelling tot strips, de rubriek ‘Dag Dokter’ (samen het hoogst gewaardeerd), verhalen over popmuziek en natuurlijk de brievenpagina.Ga naar eind130 Aan de strijdbaarheid (zo'n woord zou de redactie trouwens nooit in de mond nemen) van Hitweek lag geen politieke ideologie ten grondslag, maar een generatiesentiment. Het was een strijd van jongeren tegen ouderen. Het beeld dat van de oudere generatie werd geschilderd was onveranderlijk dat van een horde consumptie- en televisieverslaafde heuroten. ‘Ze kunnen alleen maar lullen over 4% opslag, reiskostenvergoeding, een nieuwe auto en de duurte van de rode kool,’ schreef een lezer uit Holten, al bood ‘de natuur’ nog enige hoop volgens deze briefschrijver: ‘De ouwelui zullen langzamerhand moeten plaats maken voor ons. Misschien kunnen we die natuur een beetje helpen. Doe maar eens een overdosis lsd in hun middag-kopje-thee. [...] Dan sterven ze tenminste nog een mooie dood.’ Natuurlijk zullen niet alle Hitweek-lezers met een dergelijke radicale ‘oplossing’ gesympathiseerd hebben. De ‘huiskamerguerilla’ die Frits Boer in het begin van 1969 in Hitweek uiteenzette getuigde van een reformistischer benadering.Ga naar eind131 Na kortweg vastgesteld te hebben dat het ideaal van maatschappijverandering per definitie irreëel is, bepleitte hij een meer individualistische kleine-stappenstrategie: ‘Zoals je weet hebben je vader, je tante, je leraar en je buurman de pest aan het langharig tuig, maar vinden ze jou nog wel meevallen. Jij bent namelijk anders dan de rest. Jij bent namelijk hun zoon, neefje, leerling, resp. buurjongen. Van deze situatie moeten wij gebruik maken. Wij moeten de ouderen niet alleen meer als groep benaderen, maar we moeten een huiskamerguerilla beginnen.’ Hoe? Door die verdoofde zulthoofden ‘om te turnen’ in kritische consumenten: ‘Wij moeten de ogen van de ouderen openen voor de obsceniteit van het gelispel over vetkussentjes, nagelversterkers, en vrouwen die hun echtgenoot opgeilen door van margarine te veranderen.’ En afsluitend stelde de schrijver zijn kernachtige diagnose van het hedendaagse kapitalisme: ‘Je kunt het volk vandaag de dag niet aanpraten dat het uitgebuit wordt door de kapitalisten. Dat wordt het namelijk niet. Wel belazerd, bedrogen en afgezet door een paar.’ Het artikel van Frits Boer was een van de laatste bijdragen aan wat wel het ‘strategiedebat’ genoemd is, een discussie in de Hitweek- kolommen waarin de vraag centraal stond waar het nu naar toe moest | |
[pagina 249]
| |
met de jongerencultuur. Ik kom daar in het volgende hoofdstuk uitvoerig op terug. Voorlopig is het veelzeggend dat op het omslag van een van de meest politieke Hitweek-nummers - met onder andere een (nogal saai) artikel van Bram de Swaan over de wereldrevolutie en een vraaggesprek met Black Power-voorman Stokely Carmichael - ook de prangende vraag gesteld wordt of Hitweek gaat verdwijnen.Ga naar eind132 Dan - we bevinden ons inmiddels in maart 1969 - heeft het blad nog maar een paar maanden te leven. Op 9 mei 1969 verschijnt het eerste nummer van Aloha. Alhoewel Aloha bedoeld was als een tweewekelijkse voortzetting van Hitweek, was het toch een ander blad, voor een ander publiek en een andere tijd. De jaren zestigliepen ten einde, en niet louter in kalendarische zin. |
|