Lietboeck inhoudende schriftuerlijcke vermaen liederen, claech liederen, gebeden, danck liederen, lofsanghen, psalmen, ende ander stichtelijcke liederen
(1582)–Hans de Ries– AuteursrechtvrijDat ij. vermaen Liet.DINHOVT.
Een yder sondaer wert in desen liede vermaendt om syn afscheyt te nemen vanden wereltschen geselschap, en om den Heere te soecken tewijle hy in desen leuen mach gheuonden werden. Voorder werdt een yder vermaent syn sonden te beweenen ende met sontrouwer geloouiger herten te beschreyen, om Godes toorne te ontvlieden ende om syn ghenade te bidden. | |
Naer die voyse. Waeckt op, waeckt op tis meer dan tijt en laet die werelt varen.Singt met aendacht.AEnhoort Gods woort ghy menschen al
Ga naar margenoot+Ghy die ligt in v sonden, is sonden
Scheydt v wt des werelts ghetal
En doet naer Schrifts orconden, orconden.
Ga naar margenoot+Soeckt den Heere der Heeren fris
O alle ghy sondaren, sondaren
Tewyl dat hy te vinden is,
Ga naar margenoot+En wilt v boete niet sparen, niet sparen.
Ga naar margenoot+Roept aen den Heer der Heeren dyn
Neemt waer zijn ghenade, ghenade
Ga naar margenoot+Tewyl hy mach gheuonden zijn
Haest v eert wort te spade, te spade.
| |
[pagina 3.r]
| |
Bekeert v, tot v Heer v Godt Ga naar margenoot+
Ghy menschen al te samen, te samen
Scheyt v wt Sodoma met Loth Ga naar margenoot+
En wilt met Godt versamen, versamen. Ga naar margenoot+
Die bijl is aen de wortel ghestelt
Daerom brengt goede vruchten, ia vruchten Ga naar margenoot+
Den quaden boom sal nedergeuelt,
Worden des wilt versuchten, versuchten.
Die na den vleesche leuen quaet
En dese wereltbeminnen, beminnen Ga naar margenoot+
Wie in syn sondich leuen voortgaet Ga naar margenoot+
Comt in Gods rijck niet binnen, niet binnen Ga naar margenoot+
Wijdt is den wech so Christus seyt Ga naar margenoot+
Die daer leyt totter Hellen, ia Hellen
Die daer wandelt en wort gheleyt
Die naeckt een eewich quellen, ia quellen. Ga naar margenoot+
Wie in zijn sonden blijft seer stijf
Wie boete niet wil achten, wil achten Ga naar margenoot+
Die sal hier naer met siel en lijf
Int helsche vier vernachten, vernachten. Ga naar margenoot+
Gods toorne ende gramschap groot Ga naar margenoot+
Sal als een vier wtbreken, wtbreken
Ghy al die blijft in sonden doot Ga naar margenoot+
Condt v dan niet versteken, versteken.
Den dach des Heeren branden sal
Als een vyerighen ouen, ia ouen Ga naar margenoot+
Dan sullen die Godtloose al
Als stoppelen syn en schouen, en schouen. Ga naar margenoot+
Dus ghy menschen al int ghemeyn
| |
[pagina 3.v]
| |
Ga naar margenoot+Doet boet schickt v ten goeden ten goeden
Ga naar margenoot+Wilt vlieden Gods toorne certeyn
Wilt v tot betering spoeden, ia spoeden.
Ga naar margenoot+Waect op waeckt op wie dat ghy zijt
Beschreyt beweent v sonden, v sonden
Doet van v misdaden belijdt
Wort boetveerdich beuonden, beuonden.
Ga naar margenoot+Roept tot den Heere dach en nacht
Bidt hem om zijn ghenade, ghenade
Tghelooue in Christum, betracht
En volghet synen rade, ia rade.
So wie hem tot den Heere bekeert
En die werelt wilt laten, wilt laten
Ga naar margenoot+Die wort met ghenaden vereert
Vanden Heer dit wilt vaten, wilt vaten.
Ga naar margenoot+Die bekeerde sondaers ghelyck
Sal Godt vol van weldaden, weldaden
Ga naar margenoot+Gheuen zijn eewich heerlijck rijck
Laet v tot boete raden, ia raden.
FINIS. |
|