Moeder heeft het aan boer Daalders gevraagd, en die kan nog in zijn boeken nazien, dat het veulentje verkocht is aan een dokter in een ander dorp, dien de menschen dokter Pilpoeder noemden.
De vader van Jan Hendrik en Klaartje zoekt nu overal; maar dat valt niet mee. Je kunt net zoo goed een naald in een hooiberg zoeken.
Eindelijk komt hij bij een stal, daar weten ze, waar Betsie is. Een knecht weet ook, dat ze ziek is. ‘Misschien wel dood,’ zegt hij, ‘'t is een ouwe knol.’
Vader schrikt. Hij gaat vlug met zijn auto naar de stal, die de knecht hem gewezen heeft, en daar vindt hij het paard wel ziek, maar toch nog levend.
Nu, de koetsier wil hem best kwijt: hij is blij, dat hij nog geld krijgt voor het oude beest.
Vader koopt het paard en laat het direct met de trein naar den Achterhoek brengen.