van kralen, met een fijn zakdoekje er in met eau-de-cologne, en twee klontjes.
Ze vertelt ook van groenteman Piet Kool, die een goede man was. Maar de schilleboer Zacharias Schemmel, dat was een nare kerel, die was valsch. De aapjeskoetsier, die was ook wel goed, maar heel arm. Betsie kreeg geen eten genoeg.
Maar langzamerhand vergeet zij Zacharias Schemmel en den aapjeskoetsier; alleen de goede herinneringen blijven, en nooit zijn zij uitgepraat over Dokter Pilpoeder en over Baronesse van Eversberg
Maar het mooiste verhaal is toch dat van de twee Betsie's; toen Betsie, het paard, nog zoo'n jong veulentje was, dat het niet stil kon staan.
Jan Hendrik en Klaartje kunnen het allemaal haast niet begrijpen, maar als zij de schilderij zien van de twee Betsie's, dan weten ze, dat toch alles echt is gebeurd.