Piet Kool, de groenteman.
Dat waren allemaal heerlijke tijden voor Betsie het paard; eerst bij boer Daalders in de wei, toen bij dokter Pilpoeder langs de zandwegen met bloeiende brem, daarna bij Baronesse van Eversberg, vooral als zij haar 's Zondags naar de kerk mocht rijden in een open landauer, en voor den heen- en de terugweg een klontje kreeg. Maar zoo mooi zou het toch alles niet blijven. De barones werd heel oud en ging niet meer uit, en Betsie werd ook al aardig oud voor een paard; ze had haar besten tijd gehad.
Toen kwam ze bij Piet Kool, den groenteman, die een vriend was van den koetsier van Barones van Eversberg. piet Kool was een heel beste man, maar Betsie kon toch moeilijk aan hem wennen, en ze voelde zich eigenlijk een beetje te deftig en te voornaam voor een groentekar. En dat kan ik me best begrijpen, als je de landauer getrokken hebt van Baronesse van Eversberg, en een kind hebt gered met dokter Pilpoeder.
Maar och, als ze dan weer versche worteljes