geteekend. ‘Geef me een kus,’ zegt hij, ‘en ga maar gauw spelen.’
Vader kan tooveren, dat is zeker. Als de schilderij klaar is, komt ieder uit het dorp kijken. Boer Daalders zet de klompen voor de deur en komt binnen.
Daar staat een groote schilderij op de ezel: zijn boerderij, in stralende zomerzon, zijn weide met madelieven en boterbloemen, ginds een hollend veulentje en op den voorgrond een lachende Betsie, die met een vingertje naar haar naamgenoot wijst.
‘'t is prachtig, 't is prachtig, hoe kunt U het zoo,’ zegt hij.
‘ja, ieder in zijn vak. Je zou mij moeten zien, als ik moest hooien of zaaien, ik bracht er niets van terecht.’
Zoo is het, ieder in zijn vak.