Dagverhaal (ed. Historisch Genootschap, Utrecht)
(1884-1893)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Dagverhaal][1652]De Instructie den Goeverneur van Riebeek door de Bewindhebbers der Oost-Indische Compagnie in Maart 1651 gegeven, staat afgedrukt in onze Kronijk, Jaarg. XII (1856) p. 229-237. Voor zoo ver wij geen afschrift van het op het Rijks-Archief berustend Dagverhaal bezitten, volgen wij de witgave van een gedeelte, geleverd door het Tijdschrift de Zuid-Afrikaan. De Redactie van dit Tijdschrift deelt den aanvang niet volledig mede, maar zegt daarvan het volgende. ‘Het verhaal begint den 14 December des jaars 1651, toen van Riebeek, door de Bewindhebbers der Oost-Indische Maatschappij tot Vlootvoogd aangesteld, zich, met zijne familie, aan boord van den Dromedaris begaf. De Kapiteins der beide andere schepen, Reiger en Goede Hoop, kwamen op den 20 dier maand, daar zij in Texel lagen, aan boord van den Dromedaris, toen bij het openen der papieren bleek, dat de Kapitein van laatstgemeld schip tot fungerend Opperhoofd der nieuwe Volkplanting, bij afwezigheid van den Gouverneur van Riebeek, was benoemd. Op den 23sten staken zij in zee, en het eentoonige van het verhaal hunner zeereis daarlatende, waarin men den ondernemenden Riebeek meer dan eens over de rankheid van zijn schip hoort klagen, beginnen wij met den dag, toen zij tot groote blijdschap, de lang gewenschte Zuidpunt in het gezigt kregen. Dit gebeurde op den 5den April 1652, wanneer het volgende werd aangeteekend:’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 5 April 1652.- Omtrent vijf glazen in den nademiddagwacht, zagen wij, Gode lof, het land van de Cabo de boa Esperança, namelijk den Tafelberg, O. en O. ten Zuiden, omtrent 15 à 16 mijlen van ons, zijnde van den Opperstuurman eerst gezien, die wij derhalven vier Spaansche Realen in specie, op het eerste gezigt van het land gezet zijnde, vereerden, en de vlaggen lieten waaijen, met een kanonschot, tot een teeken dat de Reiger en de Hoop, verre te loefwaart op wezende, zulks bekennen zouden. ‘In den nacht kwamen de schepen Reiger en Hoop digt bij den Dromedaris, en vroeg in den morgen van den 6 April wilde men naar de Tafelbaai stevenen, doch men oordeelde het raadzaam eerst te doen onderzoeken of er geene vijandelijke schepen op de reede waren, daar zij meenden dat Prins Robert alhier de retourvloot inwachtteGa naar voetnoot1). Het verhaal, dat nu belangrijker begint te worden, luidt als volgt:’ Stil weder met weinig variabele koelte, en alzoo wij door deze dwarlwinden weinig konden avanceren, en vrij digt onder de wal waren, zonden de sloep, met den Boekhouder Adam Hulster en den Onderstuurman Arend van Seeveren, naar den staart van den Leeuwenberg, met order om den hoek van dien te gaan inspectie nemen, wat en hoe vele schepen op de reede in de Tafelbaai mogten leggen, hetwelk gevoeglijk konde geschieden, zonder zich eens met de sloep aan de aldaar bevindende schepen te vertoonen, opdat wij, na bekomene advertentie, ondertusschen daartegen ter defensie of offensie mogten prepareren. Omtrent twee uren voor den avond wederom aan boord komende, rapporteerden, dat er geene schepen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lagen, des wij lieten voorstaan, en, Gode lof, niettegenstaande gemelde stilte, nog met eene mooije Zuidelijke koeltjen (op het laatst krijgende), even na zons ondergang, nevens het jagt de Goede Hoop, in de Tafelbaai voor de Versche Rivier, op 5 vademen zandgrond wel en salvo ten anker kwamen, zijnde schipper Jan Hoogzaat met den Reiger, zeewaarts gehouden hebbende, buiten gebleven. Gaven dezen avond nog order aan onzen schipper David de Konink, om morgen heel vroeg met een der sloepen nevens zes gearmeerde soldaten, behalve de roeijers, vooraf naar land te varen, om te zoeken of er geene brieven van eenige alhier aangewezene en vertrokkene schepen begraven waren, en met een wat groente te halen tot verversching, alzoo wij nu over de vierde halve maand in zee geweest zijn, zonder eenige ververschingsplaats te hebben aangedaan, waardoor het volk al vrij verouderd is; bevolen hen ook de zegen mede te nemen, om met eenen in der haast een trek of twee te doen, tot een versche soô. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag den 7 dito,'s morgens, de wind labberkens uit het N. Westen, edoch den ganschen dag meest W.Z.W., is de schipper Konink met de sloep ten einde voorn. naar land gevaren. De dag een weinig doorgebroken wezende, zagen wij de fluit de Reiger uit zee de baai inkomen, daar, Gode lof, omtrent ten 8 uren voor de middag bij ons wel ten anker kwamen. Weinig daarna kwam schipper Konink met de sloep wederom, een redelijke soô visch gevangen hebbende, medebrengende een kastje met brieven van den 25 Feb. door den Ed. Jan van Teylingen, Kommandeur der laatst vertrokken retour-vloot, gedirigeerd twee aan den Heer Generaal en Raden van India, en een aan de Opperhoofden der schepen Prins Willem, Vogelstruis, Vrede, Orange, Salmander, Koning David, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lastdrager en Breda, alhier toen ter tijd nog te verwachten, - zoo veel wij vernemen en merken konden nog niet aangekomen, maar apparent voorbij geraakt en naar St. Helena voortgezeild, zijnde de gem. Kommandeur, maar een koebeest en een schaap bekomen hebbende, den 26 Febr. met de schepen Diamant, N. Rotterdam en Henrietta Louisa, na elf dagen leggens, mede van deze reede die weg af vertrokken. En alzoo wij vernamen uit de missive, door ged. Heer van Teylingen gerigt aan de Opperhoofden der voorm. schepen, dat dezelve eenige paarden in hadden voor het volk alhier in het te maken fort te remoreren, en dat zij lieden dezelve niettegenstaande onze absentie zouden aan land zetten, en overgeven in handen van den Ottentoo, die Engelsch spreekt, waardoor wij meenden, dat dezelve in eenige conferentie met dezen inwoonder waren geweest, en derhalven ietwes uit denzelven mogten vernomen en aan de Edele Heeren Generaal en Raden van Indiën daarover geschreven hebben, dat ons misschien in onze zaken tot eenige narigting ten dienste van de Ed. Compagnie mogte te pas komen, zoo hebben wij hier de missive, niet die particulier aan den Heer Generaal of iemand anders in het privé alleen, maar generalijk aan Zijn Ed. en deszelfs Raden gedirigeerd was, goed gevonden op te breken, om de lectuur tot onzer narigt genomen hebbende, weder toe te sluiten en per eerste gelegenheid voort te zenden, wezende van inhoude als de onderstaande Copy is dicterende: Copia Missive, door den Ed. van Teylingen geschreven aan de Ed. Heeren Carel Reyniersz., Gouverneur Generaal, en de Heeren Raden van India. Edele, Erntfeste, Welwijze, Voorzienige en zeer Bescheidene Heeren! Per het jagt de Leeuwrik, in handen van schipper | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirk Oogel, is mijne jongste schrijvens aan Uwel-Ed. in dato 26 van de laatste maand des verstreken jaars geweest, waarna eerst po. Januarij adstanti, door harde contrari winde buiten de straat in ruime zee zijn geraakt, na welken tijd gedurig goede wind en voorspoed hebben gehad, invoegen op 15 dezes hier ter reede in de Tafelbaai aan Cabo de Boa Esperance (de goede God zij des hartelijk gedankt), ten anker zijn gekomen, zijnde hier mede twee dagen voor ons gearriveerd de schepen N. Rotterdam en Henrietta Louisa, edoch uit Patria hebben geen schip noch pinas, veel min een fortjen op het land vernomen. Zoo is ons mede slechts een koebeest en een schaap van de Wilden toegebragt, en zien ook, mits de onwilligheid dezer onredelijke menschen, geen apparentie van eenig vee of andere verversching meer te zullen kunnen verwerven, alhoewel koebeesten in abondantie niet verre van het strand door het varend volk gezien zijn, waarom dan ook met den anderen goedgevonden en gearresteerd hebben, om morgen van hier met onze schepen op te breken, en de reis in den naam des Allerhoogsten naar St. Helena te vervorderen, alwaar onze andere schepen zullen blijven inwachten, bijaldien dezelve daar ter reede niet voor ons verschenen zullen zijn, dat wel willen gelooven, doordien het eenige dagen na den anderen, terwijl hier gelegen hebben, hard gestormd heeft, waardoor ligt de Kaap voorbij geraakt en naar het verhaald eiland geloopen zijn, zulks de tijd uitwijzen zal. Tot dato hebben op de reis, namelijk op den Diamant, maar een man door ziekte verloren, doch op Rotterdam zijn drie, en op Henrietta Louisa vier man gestorven, - God gave het daarmede mag ophouden! Schipper Aart Pleunen, doleert grootelijks over zijne Chirurgijns, die ook in der waarheid beide jonge en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onervarene borsten zijn, gelijk zulks genoegzaam blijkt aan hunne gedane kuren, die zoodanig geweest zijn, dat wel twaalf personen nog zeer miserabel op Henrietta Louisa, zoo aan kwade voeten als anderzins zijn leggende, waarvan eenige (bij zoo verre daarin niet tijdelijk voorzien werd) groot perikel loopen van hunne beenen, ja het leven te verliezen. Tot voorkoming van hetwelk goed gedacht hebben onze Onderbarbier (die een zeer ervaren en wellevend jongman is) op Louisa te laten overgaan, tot welken einde hem ook met den titel van Opperchirurgijn begiftigd hebben, met vertrouwen hetzelve niet kwalijk genomen worde. Gezegde schipper heeft ons mede te kennen gegeven, hoe hij het gerepeteerde schip uitermate rank heeft bevonden, ja zoodanig dat geen zeil naar behooren heeft kunnen voeren, insgelijks kwantiteit peper gepompt zijn, waarom ook genoodzaakt was een zijner pompen uit te zetten en gestadig een man in de sooGa naar voetnoot1) te houden, tot dat eindelijk (na dat achter van de koebrug ettelijke kaneelbalen en omtrent 40 à 50 zakken peper geligt en boven gebragt waren) gewaar wierden, dat de wieringGa naar voetnoot2) geheel open, en op sommige plaatsen gaten, daar wel een vuist door kon, waren, dat immers eene beklaaglijke zaak, en niemand anders te inputeren zij dan diegenen, wie het opzigt over de gemeene timmerlieden zijn hebbende, die haar geen tijd zijn gunnende, dat de schepen naar behooren voorzien en gedreven werden. Hoedanig het met de Vrede gesteld zij, is den Almachtigen bekend, 't is altoos zulks, dat de schipper, ten tijde nog in de straat waren, verklaard heeft, dat alle glazen wel 8 à 900 ponden gepompt wierd, weshalve ten hoogsten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beducht ben, dat de Overigheid van genomineerde Vrede, als bij ons komen, nog al van meerder zwarigheid zullen spreken, dat God geve contrarie mijne mening mag uitvallen. Zoo dato bekomen tijding, dat gisteren avond een schip omtrent het Robbeneiland gezien; edoch op dato zijn hetzelve niet vernemende, waarom nog tot morgen avond zullen blijven vertoeven, en alsdan niet te voorschijn komende, de ankers ligten en onder zeil gaan. Op den 4 des voorgaanden maands, in den avondstond, wierden gewaar dat onze kombuis in brand was, waarom dadelijk timmerlieden in 't werk stellen en eenige gaten zoo binnen als buiten de kombuis maken, om te zien aan boord tusschen de kniën van het schip, daar de brand eerst begonnen had, waaruit vele verbrandde houtskolen voort bekwamen; edoch door het gedurig en veel water gieten werd de brand haast geblust. De groote God moet ook daarvoor in der eeuwigheid geloofd zijn! Hiermede, Edele, Erntfeste, Manhafte, Welwijze, voorzienige en zeer bescheidene Heeren! bevelen UEd., naar mijne eerbiedige salutatie, de protectie Gods Almagtig, die UEd. in langwijlige gezondheid ter zaligheid wil sparen, en ons door Zijne H. Engelen in het lieve Vaderland geleiden, - UEd. verobligeerden en dienstwilligen Dienaar, In het schip den Diamant, dezen 25 Feb. 1652, geankerd leggende in de Tafelbaai aan Cabo de Boa Esperance.
Copia Missive, door den Ed. van Teylingen geschreven aan de Opperhoofden van de schepen Prins Willem, Vogelstruis, Vrede, Orange, Salmander, Koning David, Lastdrager en Breda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achtbare goede Vrienden! Dit weinige zal geen ander einde dienen, als om UEd. bekend te maken, hoe met het schip den Diamant, den 15 dezer (de Almagtige zij ten hoogsten gedankt), hier ter reede gelukkig zijn aangekomen, zijnde twee dagen voor ons de schepen N. Rotterdam en de Henrietta Louisa mede hier salvo ten anker gekomen, en gemerkt nu al elf dagen hier gelegen hebben, en geen van u allen opdonderd, dienvolgens van gevoelen zijn, dat welligt, doordien het eenige [dagen] na den anderen vehement gestormd heeft, eenige schepen van de vloot, is 't niet alle, deze Kaap voorbij en naar St. Helena geraakt zullen zijn, zoo hebben met den anderen geresolveerd en goedgevonden om morgen vroeg van hier op te breken en de reis, in den naam Godes, naar verhaald eiland te vervorderen, alwaar met lief verschijnende, Ul. bijaldien noch achter zijt, tot primo April zullen blijven inwachten; en of 't geval Ul. deze reede nog kwaamt aan te treffen, zoo willen Ul. op het hoogste verzocht en vermaand hebben, hier geen tijd te spillen, maar op 't spoedigste het versch water in te nemen, opdat toch tijdelijk voor St. Helena bij den anderen komen, en van daar gezamentlijk de reis naar het lieve Vaderland volvoeren mogen, gelijk ook de order van onze gebiedende Heeren is medebrengende. Wij hebben hier slechts een koebeest en een schaap ter verversching bekomen, niettegenstaande landwaarts in overvloed door het scheepsvolk gezien zijn, echter hebben ons de wilde onredelijke menschen niet meer als het gezegde willen toebrengen. God geeft Ul. beter geluk mogt hebben, en blijft hiermede van ons vriendelijk de hoede des Allerhoogsten bevolen. Ul. goedgunstigen Vriend, jan van teylingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 't schip den Diamant, dezen 25 Feb. 1652, geankerd leggende in de Tafelbaai voor Cabo de Boa Esperance.
De paarden die Ul. zijt inhebbende, mogt vrijelijk aan land zetten, en den Ottentoo, die Engelsch spreekt, bevelen, dat hij dezelve aan de genen, die in 't fortje zullen remoreren, wil ter hand stellen, met belofte dat hem daarvoor een goede recognitie zal toekomen - Vale.
‘Na melding gemaakt te hebben van deze gevonden brieven, vervolgt het dagverhaal’: Dezen avond voeren nog zamen eens aan land, om ter loops eens ten naastenbij af te speculeren, waar het fort gemaakt zal dienen; kregen dezen avond ook twee wilden aan boord, daaronder een die wat Engelsch sprak, welke wij den buik met eten en drinken dapper vulden; maar na wij daaruit vernemen konden, zoude van hen geen vee te krijgen wezen, alzoo ons door gebroken Engelsche woorden en teekenen te kennen gaven, zij maar visschers waren, en de beesten door die van Saldinia altijd gewacht wierden, zulks wij wel meer uit eenige overgeblevene personen van het schip Haarlem verstaan hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 8 April,- 's morgens, had den ganschen dag vrij hard gewaaid, uit het Z.Z. Oosten, continuerende tot omtrent 's middags met klare heldere zonneschijn; schijnt tegenwoordig in den droogen tijd te wezen, alzoo de gronden overal van droogte op het land van den anderen geweken zijn, en veel spruitjens van rivierkens heel droog bevinden. Op dato lieten den Raad beroepenGa naar voetnoot1), om met denzelven goed overleg te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken tot ons aan te vangen werk der fortificatie, enz. waartoe gisteren ten naastenbij plaats uitgezien hebben, die verstaan is van daag eens nader te gaan bezien, en af te meten of ook groot en bekwaam genoeg zal wezen, gelijk wij, uit onze raadspleging gescheiden zijnde, ook gedaan en de plaats bekwaam en groot genoeg bevonden hebben, digt aan de principale Versche-rivier, die apparent rondom de graften van het fort zal kunnen geleid worden. Is wijders op het een en ander zoodanige nadere order gesteld, als bij de Resolutie van dato dezer in ons Resolutieboek kan beoogd worden. Wezende nog dezen avond van den Dromedaris aan land gezonden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 9 April.- Fraai zonneschijn en redelijk warm weder, is het Opperhoofd Riebeek 's morgens vroeg naar land gevaren, daar het fort dezen dag ten eenemale heeft afgestoken, en 's avonds weder naar boord gevaren; de buitenste poligonen of der bolwerken uiterste punthoeken van den anderen genomen hebbende op 24 roeden Rijnlandsche maat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maat van het profijl van de wal.
En zal den walgang rondom dan blijven 8½ voet breed, welkers nader en perfecter uitrekening, nevens de afteekening, na dezen beter zullen kunnen doen, als ten naastenbij volmaakt zijnde; vooreerst maar ons project, daar misschien nog iets in veranderd of verbeterd kan worden. Dezen dag zijn die van den Dromedaris en Reiger doorgaans bezig geweest met materialen; enz. te lossen, en de Opperkoopman Riebeek met het verder afsteken van het voorm. enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's morgens vroeg naar land gevaren, alwaar het volk met schoppen, spaden, pikken, houwelen en kruiwagens heeft beginnen aan 't werk te stellen, bevindende de aarde zoo mul, dat kwalijk vaste wallen zullen kunnen maken, en alhoewel veel kreupelbosch tusschen de aarde in arbeidde, zoo is echter beduchtelijk door harde regen vrij afregenen zal, ten ware wij bekwaam land vonden tot zoden, om van buiten tegen aan te zetten, daar wij eerstdaags, het noodige ook eerst in trein gebragt hebbende, na uit zullen zien, hebbende dezen dag nog genoeg te doen gehad, om gedeelte van de graften af te trekken, die aan de eene punt in de rivier komt te vallen, en alzoo verhopen heel rondom te leiden; item het volk in orde aan het werk te doen stellen, alzoo zeer weinige daaronder vinden, die haar zulks verstaan. Omtrent den middag kwam een klein troepje van omtrent negen of tien wilden van Saldinia aan, tegen dewelke zich de Strandloopers, die dagelijks met vrouw en kinderen bij ons aan de tenten zitten, in defensie stelden, met zulken couragie en furie daarna loopende met hassegaayen, pijl en bogen, dat wij genoeg te doen hadden hen te stuiten, hebbende hunne vrouwen naar het gebergte gejaagd; deshalve de schipper Jan Jansen Hoogsaat, met onzen korporaal, nevens eenige gearmeerde soldaten tusschen beiden lieten trekken, dewelke omtrent een halve goteling schoot van ons af zijnde, en de inwoners digt bij een in postuur van battaille staande, een bestand tusschen dezelve door gem. schipper is getroffen, zulks dat dezelve den ganschen dag vredig met elkanderen omtrent onze tenten zich onthielden, en die van Saldinia door teekenen en vele gebroken Duitsche en Engelsche woorden (apparent van het verongelukte Haarlem's volk geleerd en onthouden) te verstaan gevende, voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koper en tabak binnen korte dagen beesten en schapen zouden brengen, daar wij hen ruimelijk en met goed tractement toe aanmaanden. Schipper David Konink, nevens twee adsistenten en twee soldaten, met vogelroers en musketten uit visschen gevaren zijnde in de Zoute-rivier, waren deze voorschreven negen Saldinische wilden gerencontreerd en van dezelve zeer minnelijk en fraai bejegend, dat het wonder was; vattende den schipper, zoo haast zij hen hadden beduid, het de Kapitein van een der schepen was, als met eene groote blijdschap om den hals, met teekengevingen, dat zoo wij koper en tabak hadden, zij ons vee genoeg brengen zouden. Zij waren zeer fraaie en zeer fluksche mannen, van bijzondere goede statuur, echter met een redelijk bereide beestenhuid bekleed, die zij zoo fraai op den eenen arm droegen, met zulk eene moedigheid in hunnen gang, als eenige snoeshaan in het vaderland zijn mantel op den schouder of arm dragen kan. Voorm. schipper Konink kwam met vier zakken mosterdbladen en zuring te huis, nevens een vangst van omtrent 750 schoone steenbrasems, daaronder vier delicate andere visschen, schoonder van smaak, als eenige visch in het vaderland wezen kan, gelijkende de een wel bijna schelvisch, doch was wel zoo groot en vet van smaak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 12 dito,doch zonder zoodanige buijen als gisteren, die sommige zoo fel waren als orkanen; en alhoewel het heel stijf woei, zoo hebben wij echter (in den naam des Heeren) onderstaan met de chaloup en zes kloeke roeijers na land te varen, alzoo bij onze absentie, zoo wij met de kijker bekennen kunnen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niemand aan het werk bleef, niettegenstaande drie onderstuurlieden tot oppassing van dien dagelijks aan land blijven, met order om het volk bij onze absentie gedurig aan 't werk te houden. Met de chaloup dan, ten einde voormeld, van boord gestoken zijnde, kwamen wij tegen den Leeuwenberg door de klippen met groot perykel en moeite nog aan land, vindende vier balkdeelen uit des Reygers boot, gisteren door nood gesmeten, op 't strand gespoeld, die wij dadelijk door agt mannen bij de tenten lieten brengen, en al het volk aan de loefwaarsche punten in het werk stellen, om van het stuiven door den harden wind in 't aangezicht, bevrijd te wezen; bleven door het continueerend harde weer dezen nagt aan land, alzoo niet één vaartuig van of na land konde varen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito.- Wat beter weer; hebben de schepen bezig gebleven met het lossen van materialen en geschut, en aan land in het werk van de fortificatie, die, vermits de mulachtige aarde, in de regentijd met zoden zal moeten vastgemaakt worden, waartoe bekwaam land genoeg hebben uitgevonden, maar vermits de groote droogte nog te hard om te steken. Ruilden heden een koebeest en jonge kalf voor vier plaat koper en drie stukjes van een half vaâm koperdraad, waarvan de schepen na behoren is medegedeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 14 dito.- 's Morgens schoon, lieflijk weder; lieten het versch vleesch voor het volk met groente opschaffen tot verversching, en gingen wij na de gedane Zondagsche Christelijke oefening, met alle de schuiten naar de Zoute-rivier uit visschen, daar wij met drie trekken tusschen 900 en 1000 schoone steenbrasems en eenige andere visschen en harders vingen, zijnde de steenbrasem door elkander stijf eene en eene halve voet groot op het minste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komt alhier, Gode lof! salvo ten anker het schip de Salamander, met den E. Dirk Snoek en schipper Jan Eysbrands, op den 25 Januarij pass. van Batavia verzeylt, en 13 Febr. nevens de schepen Orangie, Konink David, Lastdrager en Breda, uit de Straat Sunda geraakt, waarover als Vice-Commandeur is de E. Dirk Ogel, verstaande uit de rapporten van gem. Snoek, dat door order van de Heeren Meesters bij de E. Heer Generaal en Raden van Indiën met de eerste schepen, (die wij niet beloopen hebben,) verscheide Indiasche zaden en planten, nevens eenige paarden, voor deze plaats van Batavia verzonden waren, daarvan wij nu destitut blijvenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 16 dito.- Lieten onzen Raad 's morgens bijeen komen, waarbij verstaan is, dat men den E. Snoek en zijn schipper Jan Eysbrands zoude verzoeken eens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij ons te komen, om hem te eommuniceeren de gerugten van Prins Robbert en de order daarop bij onze Heeren Meesters gegeven, alsmede de interdictie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorlogen tegens Europeesche natie buiten Portugal, welk verzoek in 't werk gesteld, en daarop den E. Snoek alleen aan boord gekomen is, die wij alles ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dienste van de E. Compagnie gecommuniceerd hebben, om zich met den zijnen tot Compagnies voordeel na te mogen rigten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 19 dito.- De brieven en andere papieren met onzen Raad gesloten zijnde, hebben wij de Opperhoofden van het schip den Salamander dezelve geintregeert, met recommandatie om aan de Ed. Heeren Bewindhebbers ter Kamer van Amsterdam te bestellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 20 dito.- 's Morgens met den dag, de wind slapjes Z.O. wezende, is de Salamander onder zeil gegaan, rakende den avond nog uit ons gezigt. - God Almagtig wil hen geluk en behouden reis verleenen, blijvende wijlieden aan land besig met werken, en de schepen met lossen van materialen, enz. - 's Avonds westelijke landwind, hebben vijf stukken kanon bij provisie in de ramparden gesteld, buiten de twee zeepuntjes, als ieder hoek twee, om langs het strand en ook over het land te flankeeren, en één regt in het midden, dwars over de gordijn na de Tafelberg flankeerende, alzoo hem de Opperkoopman Riebeek eerstdaags meent aan land te begeven in een loots, voor de loots van rauwe planken tegen schuinsche sparren opgesmeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paaschdag, 21 dito.- De wind uit het N.W. met tamelijke koelte en fraai zonneschijnweder, hebben heden de stukken van gisteren afgeblazen en met scherp geladen, en eenige pijpen daarvoor gesteld in maniere van schanskorven; zoo zijn wij ook heden een goed stuk de kloof van de Tafelberg, omtrent twee mijlen weegs, opgegaan, daar wij doorgaans het schoonste en vlakste klei-land en andere fraaije vruchtbare aarde vernamen, wijd en breed, als in eenige plaatsen van de wereld zoude kunnen gevonden worden; maar kan door ons weinig volk het honderdste deel niet beploegd of bebouwd worden, daarom niet vreemd ware eenige laboreuse Chinesen ten dien einde hier kwamen, met allerhande zaden en planten, alzoo vrij beter vrugt van te verwagten staat, als ooit van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Illa Formosa kan gehoopt worden, dewijl de grond hier veel vetter en verscheide moerassige plaatsen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 24 dito.- De wind westelijk met redelijk weer, zijn wij met al onze bagagie en familie na land gevaren, om aldaar te blijven in een loose planken tent, bij provisie wat rouw opgeslagen, opdat het werk wat beter mogte voortgaan. Dezen voorleden nacht had het volk aan land een groote zeekoe gevangen, wel zoo zwaar als twee gemeene vette ossen, hebbende een zeer afgrijslijk monstreus hoofd en verscheide scherpe uitstekende tanden, waarvan de langste ⅞ el lang waren, met een korte hals en lage beenen, de voeten bijna van fatsoen als rhinoceros voeten, edoch gekliefd in vier partijen. Was zeer fel en wreed, en hadden genoeg te doen om te bedwingen, onaangezien met eenige kogels agter de ooren door het hoofd getroffen was, wesende de huid wel een duim dik en zoo hard, dat op sommige plaatsen geen musketkogel door konde geschoten worden: des hem regt voor in het hoofd lieten dood schieten, en het volk eten, alzoo het van goeden smaak was, loopende de melk uit de uyeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 26 dito.- Schoon zonneschijn weder met Z.O. wind; hebben dezen morgen order gegeven, om de twee punten, daar gearbeid wordt, vooreerst niet hooger op te halen als vier voeten, dan daar bovenop bij provisie een borstwerk van zes voeten aan te leggen, om in der ijl geschut op de bolwerken te brengen, en dan voorts het fortjen rondsom met een borstweer van gelijke hoogte en breedte te besluiten en aan een te hegten, om daarna van tijd tot tijd het werk voorts na zijn' eisch te volbrengen, en vooreerst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar voor aanval [een] weinig besloten te wezen, waartoe de Schipper Jan Jansen Hoogsaet alle morgen vroeg aan land komende, zijn volk fraay aanpressende, zijnde de timmerlieden vast besig, om de houtwerken tot de woningen en pakhuizen etc. te prepareeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 27 dito.- Op den middag gingen eens agter de bil van den Leeuwenberg langs de duinen om, daar wij tusschen het gebergte en de gem. duinen, wel een paar mijlen weegs lang en omtrent een mijl breed, de schoonste aarde vonden om te bezaaijen en de beesten te weiden die men zoude kunnen wenschen, komende den Leeuwenberg van de andere zijde aan den zeekant bij 't hoofd over wandelen, dewelke in zijn opgang dor en steenachtig is; maar even weder in de Tafelbaai omtrent de laagte komende, vonden weder de schoonste kleigronden van de wereld, welke van verscheide spruiten in den regentijd bevochtigd worden, zijnde nu gantsch droog, en de aarde, vermits den droogen tijd, vrij hard; maar, na de diepe sporen van het vee, merken wij, dat het in 't natte moisson week genoeg valt en bekwaam zal wezen te cultiveren, als er maar volk genoeg toe ware, daar wij eenige getrouwe Chinesen en andere vrije Mardijkers of ook wel Nederlanders toe vereischen, en onder zekere conditie vergund zoude kunnen worden eenige partijen lands te beslaan. Heden zagen ook verscheide walvisschen in de baai, maar kunnen, vermits nog open leggen en met de fortificatie etc. de handen vol hebben, niet aan het vangen beginnen, bovendien zijn wij ook met niet meer dan twee Biscaysche sloepjes voorzien, die niet bestand zijn om een walvisch mede te vangen: des wel te wenschen ware, om van Batavia met nog een paar, van ligte kiaten planken gemaakt, konden geaccommodeerd worden, alzoo die uit Holland te ontbieden, nog te lang aanloopen zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag den 23 dito.- Des Zondags Christelijke vermaning door den Ziekentrooster gedaan wesende, zijn wij met de Schippers Jan Hoogsaet en Turpher, nevens eenige gearmeerde soldaten, stuk weegs over den rug naar de zuidzijde van den Tafelberg gegaan, bevindende, van ons fortjen af tot aan de Zoute-rivier, en ook in het hangen van den berg, zeer schoone wijde en breede vlakte van uitermate fraaije tuinaarde en kleigronden; item agter bezuiden gem. berg zoo vele vlakte als dwars over van het eene gebergte tot 't ander, en van het zeestrand der Tafelbaai tot het zeestrand bij de kleine tafel agter den grooten Tafelberg leggende. Zoude kunnen in een' gantschen dag regt aan begaan worden, alzoo na onze gissing wel omtrent 10 mijlen wijd en breed was, met de schoonste versche rivieren doorloopende, als men zoude willen wenschen, al waren er bij duizende Chinesen of andere bouwlieden, zouden 't het tiende gedeelte van het land niet kunnen beslaan of beploegen, en is ook zeer bekwaam en vet, dat er geen Formosa, dat ik gezien heb, nog Nieuw Nederland, daar ik van hooren zeggen heb, bij te passe komt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 29 dito.- Hebben dezen morgen op de zuiderpunt eene provisioneele borstwering van 6 voeten breed afgestoken; item, in de plaats van de gordijnen, daar tot nog toe niet aan begonnen is, op dito breedte mede zoodanige borstwering beginnen te maken, om, als voorzeid, ons in dezelve voor eerst te besluiten, en alzoo bij provisie voor eenen aanval wat beschut te wezen, zijnde de noorderpunt op zijne hoogte van 4 voeten dezen dag nog niet geraakt, vermits de hardigheid der aarde, die uit de gracht aldaar gegraven wordt. Ondertusschen wierd vast de kelder van het woon- en pakhuis gegraven, mitsgaders door de timmerlieden met alle mogelijke vlijt gereed gemaakt de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daartoe vereischende houtwerken. Item, bij den tuinier ons uit vaderland medegegeven eenige bakjens aarde om voor eerst tot provisie wat te bezaaijen, hetwelk voor als nog weinig beschieten zal, vermits ons volk te noodig hebben aan den arbeid van de fortificatie; edoch latende ons weinig aan gelegen, vermits de winter en de drooge tijd; maar zoo haast wij ons in eene loose borstwering besloten hebben, en de vogtige tijd begint aan te komen, zullen er met wat meerder magt aan vallen, alhoewel het duizendste deel der bekwame aarde en de valleijen door dit weinig volk niet beploegd of bezaaid kan worden, en eene menigte van Chinezen of andere laboreuse menschen of huisgezinnen wel toe dienden hier te komen, die hier met er tijd de kost genoeg zullen krijgen. 's Avonds betrok de lucht vrij wat, doch zonder regen; wij vernemen ook geene inwooners uit het land van Saldinia, of ergens anders, als somtijds 4 à 5 van de Strandloopers, die niets anders als magere ligchamen en hongerige buiken mede brengen, die wij met wat gort en brood, en somwijlen een dronk wijn opvullen, waarom ons ook wat meer rijst noodig wezen zal, item arak om haar en andere met er tijd uit het land komende, somtijds mede te vereeren, en te beter tot ons genoegen te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ultimo dito.- Hebben wij, met Schipper Hoogsaet, in de gegraven kelder den eersten steen gelegd van de muurtjens, daar de steilen van het pak- en woonhuis op zullen gesteld worden, wezende de arbeiders vast bezig met de gordijn te beginnen aan te leggen, van de noordkant, die heden ook op 4 voeten hoogte massief geraakt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondertusschen bezig houdende met zijn tweën, om wat moes en andere kruiden te zaaijen, tot eene proeve vooreerst, en allengskens eenig bekwaam land digt aan de grachten rondom de fortificatie om te spitten, daar hem wat meerder hulp van volk toe zullen geven. als wat beter uit den noodigen arbeid missen mogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 6 dito.'s morgens omtrent 8 uren wederom kwamen, hebbende den Tafelberg, de Kloof tusschen den Leeuwenberg overgegaan zijnde, heel agter buiten om gewandeld, tot omtrent 6 mijlen het land in, daar zij eene groote schoone bosch hebben vernomen van groote, hooge en regt op wassende boomen, mitsgaders eene menigte van harten, steenbokken en ander wild, daaronder ook cevetkatten, die hier apparent heel abundant zijn, alzoo onder deze Strandloopers eenige teekens daarvan om den hals dragen, en misschien als die van Saldinia ons hier met hare beesten in den groeizamen tijd komen bezoeken, dat onder dezelve wel meer zal vernomen worden. Altoos dat er is, gaat vast, maar hoe abundant zal de tijd moeten leeren, en als men lieden van kennis had, om de katten het cevet af te nemen, zoude men zelfs voor de Compagnie kunnen cevetkatten houden, die de inwoners ons met teekenen beduiden, dat zij ze met strikken vangen, als wanneer daar cevet zoude af te handelen wezen. Den 7 dito. - Komen tegens den avond hier ter reede de schepen Walvisch en Oliphant, den 3 Januarij uit Texel gezeild, en onder wegen St. Vincent aangeweest, door nood van ziekte onder het volk, daar er de Walvisch 45 en de Oliphant 85 van verloren heeft, en alle beide hunne groote stengen van boven neder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezeild, zijnde tegenwoordig nog vol zieken, en de Walvisch dapper lek. Het schip de Provincie, uit Zeeland gezeild, was bij haar geweest en aan de Kanarische Eilanden van hen gesteken, zoo zij meenden, na Teneriffa, om aldaar eenige vrouwen, door hun haastig vertrek op het schip blijven staan, aan andere schepen over te geven. Hetzelve begon alstoen mede vele zieken te krijgen, en daarom van resolutie veranderd om de Sarliones aan te doen, zulks te bedugten is ook eene penibele reis zullen hebben, doch willen hopen God Almagtig het verzien zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. 8 dito.- Hebben zich de opperhoofden van gem. schepen aan land wat komen verluchten en ons werk bespeculeerd, mitsgaders doende geweest met water en groente te halen, om haar volk te ververschen, alzoo tot dato nog geen inwoonder met eenig vee uit het land vernemen, zijnde deze strandloopers niet anders voorzien als met magere hongerige buiken, daar zij dagelijks brood en andere kost toe bedelen om op te vullen, gelijk bij ons zulks aan haar ook al veeltijds gegeven wordt, om hen te beter tot ons te gewennen en met er tijd ons profijt voor de Ed. Compagnie uit te trekken, zoo veel doenlijk zijn zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 11 dito.- Is de Opperkoopman Riebeek naar het schip den Drommedaris gevaren, daar den breeden Raad heeft doen bijeenkomen, bij welke goedgevonden is, vermits het werk hier aan land aan de fortificatie met de weinige lieden van den Drommedaris en Reyger in den arbeid zijnde, wat sober voortgaat, en de schepen Walvisch en Oliphant met vele zieken beladen, en daarvan eenige aan land gebragt zijn om te reconvalesceren, dat men van dezelve hier zal laten verblijven 50 koppen, om, na bekomene gezondheid, mede aan de werken te helpen arbeiden, en gemelde schepen van dezelve wat te ontlasten, om met de eerste gele- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genheid voorts na Batavia te laten nakomen, namelijk van den Walvisch 30 en van den Oliphant 20, nevens victualie voor drie maanden, onder behoorlijke recepisse, als wijders bij de resolutie van dato dezer kan beoogd worden. Op dato dezer wierd een Ottento bij onzen barbier gebragt, die zeer zwaar gekwetst was, na dat wij uit hem verstonden, tegen die van Saldinia doende geweest en twee dooden gehad hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag den 12 dito.- Is alhier in het nog ongedekte stuk van het huis, binnen in het plein van het ongemaakte fortjen staande, door Dominé Boukerius, Predikant per den Walvisch hier gekomen, de eerste predikatie gedaan en het Heilig Avondmaal des Heeren gecelebreerd. De Almogende wil Zijnen genadigen zegen over ons voor het te doene werk verleenen. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 15 dito.- Dezen nagt is een jongen van het Oliphants volk, hier aan land bescheiden, overleden, genaamd Jochem Andriesz. Dezen middag hebben het fort den naam gegeven van de Goede Hoop na de order van onze Heeren Meesters, en de bolwerken of punten, na de schepen hier ter reede leggende, als namelijk: De Zuidpunt genaamd den Drommedaris. Hebbende het jagtjen van zich zelf den naam van het gantsche fort de Goede Hoop; waarmede de schepen Walvisch en Oliphant hun afscheid hebben genomen, en onze adviesen aan de Ed. Heeren Generaal en Raden van India gesloten en hen ter hand gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als wanneer het schip de Walvisch egter evenwel onder zeil ging, en de Oliphant nog een boot water haalde, latende wij hier aan land op de twee punten Drommedaris en Reyger, vier voeten hoog zijnde, het geschut halen, en gaven 's avonds, de wind afgenomen zijnde, de fluit den Reyger mede zijne depeche, om met den Oliphant te gelijk te vertrekken. De Almogende wil hen behouden laten voren. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 17 dito.- 's Morgens schoon lieflijk weêr met kleine labber Z.O. koelte, zijn de schepen Oliphant, de fluit den Reyger mede onder zeil gegaan, om hunne reis naar Batavia te vervorderen, daar hem den Almogenden salvo wil geleiden. Heden lieten alle de broodvaten van beneden boven in het woonhuis brengen, om plaats te maken voor de zware goederen, in den Drommedaris wezende, zijnde de zoldering vermits onze ligte houtwerken zoo zwak, dat dezelve kwalijk genoeg de broodvaten dragen kunnen, doch hebben 't echter onderstaan, om plaats voor des Drommedaris goed te hebben, ten einde morgen mede aan het lossen te komen, en te eerder vaardig mogte worden, om mede na Batavia te vertrekken, gevende ten dien einde dezen avond nog last aan den Schipper, dat morgen vroeg zijn wijn en andere zware vaten aan land zoude zenden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 20 dito.- Zijn wij eens gegaan na het wrak van het verongelukte schip Haarlem, dat daar diep in het zand nog zagen liggen. Niet mogelijk om het geschut daar uit te krijgen, als zijnde al te diep in het zand geweld, leggende verscheide schoone balken alsmede twee masten op het strand gespoeld, die ons dapper zouden te pas komen, als wij ze hier bij het fort hadden, maar te moeijelijk vallen om te halen, alzoo zij vrij wat ver en zwaar zijn, waartoe men karren zoude moeten maken, gelijk wij ook voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nemens zijn, doch principaallijk om het zout, daaromtrent heden in redelijke abundantie bevonden, te halen, zulks dat wij van Batavia of Holland niet nodig zouden hebben, zout te ontbieden. Op dato zijn twee personen van den Oliphant door ziekte overleden, genaamd Swens Erasmus en Jacob Martens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 23 dito.- 's Morgens vuil, hard, stormig weder, vermengd met harde hagelbuijen uit het Z.W. zulks dat wij genoeg te doen hadden ons goed in de opgeslagene woning droog te houden, ten welken einde daar nog een zeil over halen moesten, als kunnende met de planken zoo digt niet maken, dat wij het brood konden droog houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 25 dito.- Onze brieven en andere papieren aan de Ed. Heeren Generaal en Raden van India gereed en vaardig, mitsgaders het schip den Drommedaris van alle goederen voor de Kaap gelost en tegenswoordig zeilree leggende, hebben den Schipper David Konink heden zijne depeche gegeven en voorm. onze brieven overgeleverd, om met den eersten goeden wind, in den naam des Heeren, onder zeil te gaan, en zijne reis naar Batavia te vervolgen, waartoe hem de Almogende zijnen heiligen geleide en zegen wil verlenen. Amen. Het volk begint hier aan land vrij in te vallen zoo van het roode melizoen als andere ziekte en koortsen, apparent van koude en ongemak hier lijdende, vermits de sobere woning, daar wij ons zelve voor eerst mede nog in behelpen, maar hopen haast beter klaar te maken, hebbende tot dato nog maar bezig geweest om onze victualien en andere drooge waren onder dak te krijgen; leggende het spek en vleesch nog op het bloote veld, onder losse planken voor de zon maar wat bedekt. Op dato is overleden een matroos genaamd Tjerk Klaasz., bescheiden geweest op den Drommedaris, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke eenige dagen aan het rood melizoen gelegen heeft; en komt op den middag hier ter rheede het schip 't Hof van Zeeland, met Schipper Jan Overstraaten, den laatsten Januarij uit Zeeland gezeild en onder wegen nergens aangeweest; hebbende 37 doden gehad, waaronder den Onderkoopman Zacharias Nansius, en ook twee andere van desperatie buiten boord gesprongen, zijnde voorts de rest van zijn volk meest frisch en gezond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 28 dito.- 's Morgens heel schoon helder weer met weinig variabele koelte, hebben den Drommedaris met onze twee chaloupen en zijn boot na buiten geboegseerd, op hoop om daar beter slagboegen van wind te bekomen. Dezen voorleden nagt is onze oppertimmerman Hendrik Jansen, van Utrecht, aan het rood melizoen overleden, en de opperbarbier van die ziekte mede ingevallen. Het schijnt God Almagtig ons met die plagen hier dapper komt bezoeken, 't zedert zes à zeven dagen wel 7 à 8 aan die ziekte geraakt zijn. Zoo is ook mede een soldaat van het schip 't Hof van Zeeland dezen nagt overleden en heden ter aarde gebragt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 29 dito.- Waren die van het Hof van Zeeland nog bezig met water halen, en is onze onderbarbier en constabel mede heel ziek geworden. Tegen den avond begon 't wat hard te waaijen uit het N.W. en alzoo ons de opperhoofden van voormeld schip adverteerden, dat gereed waren om met den eersten goeden wind onder zeil te gaan, zoo hebben hun depeche gegeven, en onze missive en annexe papieren aan den Ed. Heer Generaal en Raden van India geintregeerd. Op dato hebben weder een jonge zeekoe gevangen, wesende van vleesch en smaak even als een kalf, dies wij het volk hetzelve lieten eten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stapel genaamd Albert Hendrik van koortzen overleden, welke ziekte, alsmede rode loop, langs hoe meer onder het volk toeneemt, dat ons vrij zwak in den arbeid maakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 2 dito.- Het weder op den middag een weinig opklarende met een zagt Z.O. koeltjen, heeft het Hof van Zeeland daarmede weder onderstaan anker te ligten en onder zeil te gaan, maar even zijn anker ophebbende, en nog naauwelijks gezwaaid zijnde, dede zein om hulp, des wij hem onze twee sloepjens gemand toe stuurden, die hem nog hielpen een werp wat opwaarts aanbrengen, alzoo wat laag vervallen was, en door onzer sloepen hulp weder hoog genoeg ten anker kwam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 3 dito.- 's Morgens klaar met weinig koelte uit het N.O. is voorz. schip onder zeil gegaan en salvo buiten geraakt; de Almogende wil hem behouden tot Batavia laten arriveeren! De ziekte neemt hand over hand dagelijks meer en meer toe, zoo dat tegenswoordig van 116 koppen niet meer dan 60 tamelijk gezonden hebben om te arbeiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 6 dito.- Harde N.W. wind en veel regen; 's namiddags liep de wind geheel Z.W. met groote slagregens, waardoor wij dezen dag weinig of niet konden vorderen in onzen arbeid aan de fortificatien en de huizing, welke wij met de planken en de pressenningsGa naar voetnoot1) zoo digt niet konden maken, dat ons brood en andere drooge waren kunnen voor het nat worden en bederven bewaren. 's Avonds is des ziekentroosters vrouw van een zoon verlost, zijnde het eerste kind, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat binnen het fort de Goede Hoop geboren is, zoo als wij den ziekentrooster eergisteren eerst eene plaats in het fort hadden gegeven, daar tot nog toe niemand anders als hij in woont, houdende wijlieden nog al te zamen huis in de tenten, buiten het fort voor de loods opgeslagen, maar hopen in de andere week meest al te zamen na binnen te trekken, en aldaar wat beter woonplaats te kiezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 7 dito.- Zijn dezen dag bezig geweest met biesen of riet te zaaijen, die wij hier in de duinen agter de bil van den Leeuwenberg abondant gevonden hebben, om onze huizingen mede te dekken, 't welk te hopen is wel succedeeren zal, alzoo het met planken en pressennings van oud zeildoek, zoo digt niet krijgen kunnen, dat ons brood en andere drooge waren ter degen droog mogen houden. Sedert drie à vier dagen herwaarts zijn wel 7 à 8 persoonen aan het roode melizoen en loop, als ook vehemente koortsen ingevallen, en leggen sommige op haar sterven. Zoo is ook mede gisteren en dezen dag onze hovenier, met zijne vrouw en oudste zoon, aan dezelfde kwaal geraakt, zulks dat bijna al ons werk zoodanig daardoor begint te vertragen, dat het gelijkt als stil te staan, altoos vermits de debiliteit van de menschen weinig voortgang te nemen; en zoo God Almagtig met zijne slaande hand niet gelieft op te houden, staat het geschapen, dat wij een lang en sober werk maken zullen; doch willen hopen Zijne Almogenheid ons genadig wezen en zijne plagen van ons afweeren zal. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 9 dito.- Is gemelde Riebeek, nog wel te passe wezende, gegaan agter den Tafelberg, omtrent zes mijlen van hier, na eene zeer groote boschgasie, vol van groote, hooge, regte, zware, middelmatige en kleine boomen, bekwaam wezende om het grootste werk van te maken, dat men zoude willen wenschen, maar in zoo verre en moeijelijk te halen, dat het beter koop in Holland of Batavia gekogt, en van daar herwaarts gezonden kan worden, dan uit dit bosch te laten halen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 10 dito.- Bleven vast bezig met omtrent schaars 50 tamelijk gezonde menschen in den arbeid, leggende de rest meest ziek aan den rooden loop, persing en zware koortzen, die zeer weinig deegs kunnen gedaan worden, anders als met wat wijn en eenige groenten, die van ons Hollandsch zaad ietwes begint voort te komen, alzoo tot dato, zedert onze arrivement alhier, nog niet meer als een koebeest met een kalf, en dat in het allereerste, van deze inwoners hebben kunnen bekomen: invoege het hier tegenswoordig een arm en ellendig leven wordt, vermits de een voor en de andere na dagelijks aan gemelde ziekte invalt, en vele daarvan komen te sterven; en zoo ons de Almogende niet weder van die plagen gelieft te verlossen, zien wij weinig kans om ons werk te volvoeren, alzoo ons veel volk afsterft, en de rest meest ziek in de kooijen blijft leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 11 dito.- Vuil, nat, mottig weder, met vrij harde N.W. winden en groote slagregens, waardoor de gantsche dag weder passeerde, zonder eenig werk te kunnen vorderen zoo wel in het een als in het ander; en alhoewel wij riet gevonden hebben om te dekken, zoo mankeeren ons nu persoonen, die zulks met kennis weten te doen, alzoo het geen reeds gedekt is, ten aanzien van de slordigheid en onbe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwaamheid, weder moet afgenomen worden; zittende ondertusschen vast in zeer digte tenten, daar wij met den anderen groote koude en ongemak lijden, hetwelk geene kleine oorzaak tot de continueerende en nog dagelijks toenemende ziekte is, en kan, vermits den gedurigen regen en de zwakheid des volks, geen meerder werk gevorderd worden, tot groot verdriet van ieder een. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 12 dito.- 's Avonds hadden vele harde donderslagen en bliksem met zeer zware stormwinden, die somtijds zoo vehement hard aankwamen, dat wij meenden alles ter neder zoude waaijen dat er was, waardoor ook al onze jonge kool en vele andere Hollandsche moeskruiden en vrugten, die zeer fraai voortkwamen, aan stuk geslagen en in den grond bedorven zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito.- Weer en wind als voren, doch met minder regen, zoo dat wij nog eenigzints wat doen konden met de gezonden die wij hebben, daar er zedert twee dagen herwaarts al weder 8 of 10 van aan de loop en andere ziekte waren ingevallen, en derhalven hoe langer hoe zwakker worden. Hebben ook van daag, op eene andere manier, door een ander persoon laten dekken met het riet voor dezen gesneden, het welk zoo fraai en bekwaam tot dek is, dat het jammer zoude zijn, dat men niemand onder het volk had kunnen vinden, die kennis van rietdekken had; maar na het zich laat aanzien, zal het met dezen man wel gaan, doch wat langzaam, echter redelijk goed, altoos digter en beter als met planken en pressennings, die door het rietdekken vrij gespaard zullen kunnen worden, en ons tot andere nodigere zaken beter te pas komen, alzoo ons uit den Reiger vele houtwerken te kort geleverd zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder, vermengd met vele donder, bliksem en hagelbuijen uit het westen, waardoor in groote vrees waren, dat alles onder de voet zoude waaijen dat er was, en inzonderheid voor het jagt, alzoo de zee vrij hard de baai inrolde, en zoodanige holle deiningen maakte, dat het genoeg te doen had om af te reijen, leggende gestadig met de boorden bijna onder water te slingeren; en waren wij wel blijde dat den Drommedaris voor dato zoo vroeg hadden laten vertrekken, want tegenwoordig met dit weer kwalijk behouden ten anker zoude kunnen blijven leggen, maar groot perikel geloopen hebben om te vergaan met volk en al, vermits de groote stortingen der zeeën, vallende omtrent de plaats daar het schip hier ter rhede gelegen heeft. Door dit harde weer is ons gezaaide meest al te malen verdorven, en blijven met eenen ook vast belet het nodiger werk te vorderen; wordende de menschen mede van dag tot dag, door het lijdende ongemak, zieker en zwakker, zonder dat daartegen anders te doen is als te wachten naar het beter en bekwamer weer, daartoe patientie nemen moeten, met hoop dat het den Almogenden voorzien zal. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 19 dito.- In het opspitten van de aarde hebben onze tuiniers gevonden fraaije soorten van esparges, waarop wat nader onderzoek gedaan zijnde, het land overal vol gevonden hebben, wassende aan vele kanten in het wild, van zeer goeden smaak en fatsoen als in het Patria wezende, des wij dezelve laten verplanten en accommoderen, om mogelijk zijnde nog beter en weliger in het groeijen te maken. Behalven de klaverzuring, die men zeer gewoonlijk plag te vinden, hebben nog zekere andere soort van zuring | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redelijk abondant gevonden, die de Hollandsche zuring zeer veel gelijkt, en veel beter en gezonder is als de klaverzuring. Het schijnt zich met dezen regen vele kruiden openbaren, en zal het met de Hollandsche vruchten, na het zich laat aanzien, tegen den aanstaanden goeden tijd mede wel gaan, zijnde nu nog bezig, nevens het werk aan de fortificatie, om wat aarde met vijf à zes man te prepareren tot bezaaijing van allerlei Patriasche zaden, tegens voorz. goeden tijd, alzoo hetgeen nu gezaaid is, dagelijks door den hagel en harde winden verpletterd, aan stuk geslagen en ten eenemaal bedorven wordt; doch zijn echter al zoo ver in het Hollandsche groen geraakt, dat wij dagelijks voor onze tafel en de zieken al kunnen genieten radijs, latou en stercors; daarbij gevonden hebbende esparges en Hollandsche zuring, kunnen ook somtijds al redelijk moes maken. Maar ons mankeeren beesten en schapen, daar die van Saldinia, vermits den kouden en onbekwamen tijd nog niet mede aankomen, hebbende deze Strandloopers, die dagelijks hier bij ons zijn, onder faveur van ons kanon wonen, zelf niet anders te eten als klipmosselen en groente van het land, en wanneer die van Saldinia komen, vlugten deze dadelijk weg, behalve een die wat gebroken Engelsch spreekt, die beloofd heeft te blijven, en ons bij die van Saldinia voor tolk te dienen; wat er af vallen zal, en of hij ons dienen zal kunnen, leert de tijd. 's Nachts heeft het den gantschen tijd al hard gewaaid uit het Z.O. hetwelk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 20 dito- bleef continueren, zoodanig dat de schipper van het jagt met zijn boot niet konde aan land komen, onaangezien al vrij digt aan de wal, op 3 à 3½ vademen ten anker legt, met geschoten strengen en rhaas omlaag, wezende zeer koud maar droog weer, waardoor de arbeid nog tamelijk zijn gang konde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaan. Op dato is weder een adelborst overleden, genaamd Bartel Jans Oijert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 22 dito.- Item, en wat wonder dat niet alles onder de voet woei wat overeind stond, loopende het jagtjen mede perikel genoeg om van zijne ankers te spillen; derhalve geene schepen dezen tijd van het jaar hier dienen aan te komen, want kwalijk behouden ten anker zouden kunnen blijven leggen. Op den namiddag deed de schipper van het jagt zein om hulp, maar was onmogelijk, vermits de harde wind, hem met de sloepen bij te komen, en God de Heere gaf dat het weder op den avond wat begon te bedaren, als wanneer gemelde schipper aan land kwam, en uit hem verstonden, maar zein gedaan had, om visch, die gevangen had, van boord te laten halen; zulks hem recommandeerden na dezen, in zoodanige harde weder, niet meer om zoo geringe zaken te doen; want wij hier aan land denkende, dat in nood was, de sloepen mogten toezenden en het volk in perikel stellen om te vergaan, dat om zoo geringe zaken onnodig was, en dienthalven eene zware verantwoording voor hem zoude vallen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 26 dito.- 's Middags in discours wezende met schipper Turpher van de walvischvangst, communiceerde ons dezelve, dat dagelijks vele visschen in de baai vernomen had, bijzonderlijk in deze maand, en zoo digt bij het schip, dat er wel op konde gesprongen worden uit het jagt. Zoo als wij van strand kwamen, zagen vele harders regt voor onze deur digt tegen het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strand zwemmen, des wij de zegen eens lieten trekken, die zoo vol kregen, dat er de kuil glad uit scheurde, en echter nog wel tien duizend stuks gevangen wierd, daar wij de Ottento wel twee duizend van mededeelden, en ingeval de zegen heel hadden kunnen op het land krijgen, zouden apparent meer als twintig duizend visschen in deze eene trek gevangen hebben. Het is hier dikwijls zoo gelegen, dat wij meer visch vangen dan wij begeeren. Het ware te wenschen, dat de koebeesten en schapen en ander vee mede zoo abundant konden bekomen, tot verfrissching en verkwikking van de zwaar arbeidende en ziekelijk leggende menschen, die haar nog al met oude kost, en somtijds wat visch, behelpen, en daarop hunnen zwaren arbeid doen moeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 27 dito.- Was de baai weder vol walvisschen. Het is jammer dat men niet aan het vangen mag vallen, doordien wij nog te veel ander nodiger werk onder handen hebben, en als wij al een visch vangen, zouden ook geen raad weten om de traan te bergen, vermits nog onvoorzien zijn van vaten en hoepels; maar ingevalle hadden materialen om traanbakken onder de aarde te maken, gelijk men in het vaderland doet, zoo zoude daarin kunnen bewaren, hetwelk ook veel beter is als in vaten. Zedert drie à vier dagen herwaarts zijn weder 7 à 8 persoonen aan zware koortzen ziek geworden, daaronder onze bottelier M. Metzelaar en een timmerman, dat al te minder spoed in het werk causeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 1 Julij.- Heeft de Opperkoopman Riebeek, met een van de Biscaysche sloepjens, onderstaan naar het Robbeneiland te varen, bij zich hebbende den schipper van het jagt, om de inspectie te nemen van 's eilands situatie en gelegenheid, ten einde metter tijd aldaar robben mogten laten vangen; maar omtrent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetzelve komende, vernamen zoodanige harde stortingen en aanbrandingen van de N.W. zeeën tegen het strand, daar men gemeenlijk aankomt, dat niet mogelijk was met eenig vaartuig de wal te naderen: des ten eersten resolveerden en ondernamen weder terug te keren, en toen omtrent halver wegen de baai en het Robbeneiland geavanceerd waren, kregen de wind vrij stijf van het Z.O. regt uit de baai, zoo dat in groote risico waren om van die harde wind in zee gedreven te worden, en nooit weder aan land of te regt te komen: want ingevalle de Z.O. wind, die de Almogende tot groot geluk deed ophouden, had blijven continueren, zouden, na allen oogenschijn, met de sloep in grooten nood van te vergaan geraakt hebben, vermits geene plaatsen aan het voorm. eiland door gem. aanbranding landelijk was; maar de Heer heeft het merkelijk voorzien, dat het stil wierd, en Gode lof! nog 's avonds behouden te huis kwamen, uit zoodanigen grooten perikel als hier ooit ter wereld uitgestaan is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 8 dito.- Hebben weder een partij wortelzaad in de aarde, daartoe bereid, laten zaaijen. Deze 7 à 8 dagen droogte heeft de aarde weder zoo hard gemaakt, dat er met pieken en houweelen kwalijk in te komen is, hetwelk ons lang en verdrietig werk aan het uitgraven van de grachten en opvullen der punten en wallen maakt. Op dato is bij den Raad, de persoon Jan Blancq, op het jagt de Goede Hoop, over stoute moedwilligheid, tegen het Opperhoofd petulanter begaan, bij sententie gecondemneerd van de rhede te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen, en met 50 slagen gelaarsd te worden, als onder dato dezes bij het sententieboek largo kan nagezien worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 9 dito.- Heden is voorz. sententie gepronuntieerd en ter executie gesteld. Idem de persoon Gerrit Dirks van Essen, adelborst, hier aan land voor injurie begaan tegen den schipper van het jagt, gecondemneerd gelaarsd te worden met 400 slagen en den geheelen dag met zes musketten te schilderen, als verder bij sententie op dato dezer in het sententieboek kan gelezen worden. Voorleden nacht is Nicolaas Pieters Venlo, adelborst, van ziekte, dezer wereld, zonder testament te maken, komen te overlijden, en dezen avond ter aarde besteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito.- Heden vernemen de tarwe, op den 3 dezer gezaaid, al voor den dag komt; willen hopen nevens andere aardvruchten mede wel wassen zal, en zoo van de harde wind niet onder de voeten gewaaid wordt, is er na oogenschijn redelijke apparentie toe: zoo hebben mede twee fraaije akkers kool verplant, die ook redelijk tier schijnt te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 14 en 15 dito.- Hebben weder vele walvisschen in de baai vernomen. Op dato waren eens na de Zoeterivier gegaan, leggende omtrent 1½ mijl van hier, bezijden den Tafelberg, agter de Zouterivier, daar wij vele harten en elanden vernamen, gelijk voor dezen meer bespeurd hadden. Des resolveerden strikken te stellen, om te proberen of men hen daarmede zoude kunnen vangen, alzoo zij met roers, door hare wildigheid, niet te begaan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomt, en reeds al fraaije wil van hebben, gelijk mede doen van asperges, die hier in het wild gevonden en verplant, mitsgaders alle dagen redelijk abondant op tafel hebbende; maar ons kervelzaad is bedorven, vermits niets voortkomen wil, insgelijks de peterselie, welke mede sober valt: edoch hopen in deze nieuwe aarde, die wij gevonden hebben, en vrij vetter schijnt als de vorige, onze gezaaide beter tieren zal, dat de Almogende geve! Wezende ondertusschen met allen doenlijken ijver mede bezig, om onze fortresse in defensie te brengen, alzoo ook onze huizinge bekwaam om in te wonen, alzoo ons tot dato nog onder tenten van oud zeildoek behelpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 17 dito.- Schoon zonneschijn weder, met variabele winden en groote branding van de zee tegen het strand, waaruit te presumeren is, dat zoo goeden weer in zee niet is, maar vrij hard moet waaijen of gewaaid hebben; waren ook verscheide walvisschen in de baai. Item dezen nacht zoo koud geweest, dat het natuurlijk ijs gevrozen had. Op dato hebben bij de Verscherivier, bezijden den Tafelberg, omtrent 1½ mijl van hier leggende, en veel vee van elanden, harten en steenbokken hen onthoudende, 16 stuks strikken van lijn van zessen, over diepe naauwe kuilen daartoe gegraven, zoodanig dat voorm. gedierte kwalijk de rivier kunnen naderen om te drinken, of moeten er met de voeten invallen, gelijk gebleken is, want | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getrokken vonden, mitsgaders de rest onder het water gevloeid door den regen, welke dezen nacht met harde westelijke winden gevallen had. Op dato hebben een partij tarwe, garst en graauwe erten in de aarde gekregen, mitsgaders eenige andere zaden van moeskruiden, enz. Het is een lust om te zien, zoo schoon als de erten zonder schillen, groote boonen, radijs, salade, beet, spenagie, en meer andere tuinvruchten voortkomen, als ook de tarwe en rapen digt onder het fort gezaaid, insgelijks de kool, die wij omtrent een musketschoot van ons, tusschen beide de versche rivierkens, in zeer schoone vette aarde verplant hebben, daar wij met goeden ijver dapper aan bezig zijn te bereiden, om nog meer zaad in den grond en gevolgelijk, door Gods zegen, overvloedige vruchten te krijgen, tegen de aankomst van de retourschepen uit India, tot derzelver verversching. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 22 dito.- Begon 's morgens weder hard te waaijen uit het N.N.W., met vrij harde hagel en regenbuijen, en nam op den dag zoodanig toe, dat het jagt genoeg te doen had op de rhede om af te rijden, waarom ook al vrij voor ongeluk weder beducht, en niet min blijde waren, dat den Drommedaris, gelijk gezegd, zoo vroeg hadden laten vertrekken: want regt ter plaatse, daar de zware schepen in de baai ordinaris ten anker leggen, met deze N.W. winden zoodanige harde en zware stortingen vallen, dat het menschelijker wijze niet mogelijk is voor ankers of touwen af te staan, maar na apparentie tegen strand of klippen aanraken zouden moeten: want onze sloepen, leggende elk voor eene goede dregge, die zoo ligt zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dreven tegen de strandwal aan, hebbende genoeg te doen, dat zij ze droog op het land krijgen konden, waarom het voor de schepen dees tijds jaars, de Kaap zonder perikel bezwaarlijk aan te doen is. Het was ook zoo hoog water, dat het tot tegen eenige van onze tenten en in de kombuizen aanvloeide, die nogtans al hoog op het strand in 't groene veld staan. 's Avonds is des opperchirurgijns huisvrouw overleden, zijnde hij even uit eene zware ziekte opgestaan, en nog een meisje van hem heel krank, mitsgaders ook nog vrij veel van onze soldaten en matrozen. Edoch beginnen sommige al wat te beteren; willen hopen God Almagtig met zijne slaande hand ophouden, en ons voortaan in gezondheid sparen zal. Amen. Tegen den nacht nam het harde weer meer en meer toe, met de grootste en zwaarste stortregens van de wereld, waardoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 23 dito- het weder wat bedaard zijnde, bevonden alle onzen zwaren arbeid, in den nieuwen tuin gedaan, ten eenenmale ondergeloopen, en al ons gezaaide verdronken en bedorven, tot zeer groot verdriet om aan te zien, alzoo wij verscheide akkertjens met tarwe, garst, erwten, kool en andere land- en tuinvruchten bezaaid en beplant hadden, van welke sommige al zoo schoon stonden, dat een vermaak was om te aanschouwen: want daar was zoo magtig water gevallen, dat het land op verscheide plaatsen stond gelijk een zee, alzoo het de rivieren niet al hadden kunnen verzwelgen, staande in ons pakhuis wel een half voet water, en het fort van binnen op verscheide plaatsen blank, mitsgaders de grachten rondom, daar nog anders geen drup water in komen kan, heel vol geregend, en een muur omtrent 2½ voet, van klei en zware steenen, sterk genoeg, 8 voeten hoog opgemaakt tot een kombuis, door de magtige en overtollige inwatering, mede gansch onder den voet gevallen; maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de werken van onze fortificatie, met zoden opgehaald en nog dagelijks vlijtig aan bezig wezende, bleven, Gode lof, hecht en vast, en is ook te vertrouwen, dat wel vast blijven zullen, alzoo alle mogelijke vlijt daartoe contribueren, om goed werk te maken en te kunnen houden, waartoe ons de Almogende zijnen genadigen zegen wil verleenen. Amen. Het bleef dezen dag nog al vochtig weder, met redelijke doch niet zoo harde westelijke wind als gisteren, die des avonds nog al met regen aanhield tot omtrent in den nacht; toen begon het wederom uit het Z.W. nog veel harder te waaijen, als het ooit te voren gedaan had, met zware hagel en regen, hetwelk meestal het rest van onze schoon staande vruchten en moeskruiden, enz. onder den voet sloeg en bedorf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 27 dito- was het zoo veel te schoonder, helder warm zonneschijn weder, maar bitter koude nachten en heel stil. Zagen weder vele bavianen onder langs den voet van den Leeuwenberg weiden, zeer groot en verschrikkelijk om aan te zien. Voorleden nacht is weder een soldaat, genaamd Hendrik Ertman, overleden en op dato ter aarde gebragt. Het gebergte is deze 5 à 6 dagen op verscheide plaatzen ten eenemaal met sneeuw bedekt geworden, doch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land geprepareerd, en met erwten, rapen, wortelen en andere moeskruiden digt onder het fort op hooge mulle zandachtige aarde bezaaid, komende de rapen en wortelen, in het begin van deze maand op hetzelve oord mede gezaaid, zeer fraai voor den dag. Willen hopen God Almagtig met er tijd goede vruchten verleenen en dezelve voor het kwaad weder voortaan bewaren zal. Amen. Met deze voorledene kwade natte gure dagen zijn weder 8 à 10 persoonen ziek te kooi geraakt, dewelke geen ander of beter deeg kunnen doen, als met wat warme wijn, alzoo tot dato nog niet een beest of schaap hebben vernomen, maar hopen in de toekomende maand die van Saldinia met haar vee afkomen en alsdan van dezelve goede partij beesten handelen zullen mogen, zoo tot verversching van ons volk hier tegenwoordig aan land, als die haast met de schepen te verwachten staan, welke al tamelijk van groenten zullen kunnen voorzien, alzoo niettegenstaande het kwaad weder daartegen al redelijk wat in voorraad en bekwaam staat te wezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ultimo dito.- Hebben wederom begonnen den verdronken en nu wederom opgedroogden tuin aan den bovenkant te omgraven en leggen met een sloot en dijkjen, om in toekomende overtollige afwatering hier door te lozen, alzoo gebleken is, dat de rivierkens hetzelve niet wel verzwelgen kunnen, maar het water bij groote regen aan alle kanten over het land loopt, en op deze manier bekwamelijk zal kunnen voorgekomen worden. Het was dezen dag meest mottig weer, met stille, variabele, edoch meest N.W. winden, en vele walvisschen in de baai. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reren, is de aarde zoo extraordinair schoon en vet, mitsgaders bekwaam om met sloten naar ons voornemen te omgraven, dat niet te twijfelen zij, of zal uitermate vruchtbaar vallen, gelijk al eenigzints blijkt bij het verdronken zaad, daarin voor dezen gezaaid, hetwelk op verscheide plaatsen, onaangezien door het water verstrooid is, in het wild opkomt, inzonderheid op eenige hoeken van bezaaid gewezene akkertjens nog staande is gebleven, als kool en graauwe erwten, welke zeer treffelijk uitlopen en nog al iets van behouden zal kunnen worden; mogen hopen onze rapen en wortelen, op de mulle zandige aarde onder het fort gezaaid, na hare tegenwoordige redelijk schijnende apparentie, mede wel voortkomen en volgroeijen zullen. Dezen voorleden nacht is weder een soldaat, genaamd Albert Elders, overleden en tegen den avond ter aarde besteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 2 dito.- Heden op den bil van den Leeuwenberg gegaan zijnde, vernamen en zagen aldaar klaarlijk de N.W. wind uit zee tegen de Z.O. wind in de baai aanwaaijen, de eene zoo sterk als de andere, zulks hieraan genoegzaam onze aanteekening van de winden in de baai niet overeen kunnen komen met de winden, die buiten de baai in zee waaijen, gelijk wij al dikmaals gepresumeerd hebben aan de groote deiningen, om dezen tijd des jaars doorgaans uit het N.W. de baai in vernemende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 3 dito.- Waren wederom vele walvisschen in de baai, welke voorleden nacht digt aan het strand vrij groot geraas gemaakt hadden, met blazen en ander geweld dat zij daar bedreven. Op dato zijn wij met alle man van het strand met ter woon na binnen in het fort getrokken, daar wij al éénen, namelijk den Noorder punt, genaamd de Reyger, stijf 16 voeten hoog, in volkomen defensie hebben, en bezig zijn aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Zuidpunt en wat meer te doen staat. Heden is weder een soldaat, Daniel Le Plae geheten, overleden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 7 dito.- Vele walvisschen in de baai; hebben bezijden den Tafelberg bij de Verscherivier, het land wat opgedroogd zijnde, weder ondernomen strikken te stellen, om herten en elanden, mogelijk zijnde, te vangen, ten welken einde daaromtrent een klein wachthuisjen van riet laten stellen, voor de personen, die er bij nacht en dag oppassen zouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 10 dito.- Schoon helder zonneschijn en stil warm weder, maar dappere koude nachten en morgenstonden. Heden hebben wederom wat garst en wortelen gezaaid in den nieuwen tuin, daar wij dapper aan arbeiden; de verdronken tarwe en erwten, met den laatsten grooten regen weggespoeld, komen op verscheide plaatsen fraai uit de aarde opspruiten: het is jammer dat het niet heeft mogen op zijne bescheidene plaats blijven, maar hopen nu beter bewaren zullen kunnen, met een dijkjen en sloot die er om leggen, hetgeen, vermits de vettigheid en bekwaamheid van den grond, wel meriteert, en te hopen is alles fraai voorkomen zal, gelijk aan het weggespoelde zaad reeds blijkt, dat, als gezegd, aan alle kanten gespoeld zijnde, in het veld heel willig opkomt. In den nanacht begon het wederom zeer hard te regenen en te waaijen uit het Westen, idem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dierhalve wat dangereus is om zoodanig een jagt hier altijd ter reede te leggen, hetwelk genoegzaam met een loots of dogboot of ander bekwaam vaartuig zoude kunnen afgezien en zoodanig jagt hier wel geëxcuseerd moge worden, zoodat na dezen geenen importante zaken bevinden noodig te hebben en emplooi te geven, waarvan ons de tijd ervaring werd geven. Dezen morgen kwam ons volk mede te huis van de Zoeterivier, op de wacht geweest hebbende om herten te vangen, met rapport dat het land door den regen zoo vol water was geworden, dat er geen kans was iets te krijgen, maar noodzakelijk gewacht wierd tot drooger tijd: des wij hen al te malen met derzelver gereedschappen lieten te huis komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 12 dito.- Zagen de herten en elanden omtrent even buiten kanonschoot van ons fort in redelijke abondantie weiden en lopen, maar zijn zoo wild, dat men ze niet genaken kan, hetwelk ons zeer verdrietig valt: want, wat middel dat wij aanwenden, kunnen gantsch niet opdoen, en hebben bovendien ook tot dato niets van de inwoonders bekomen, als op onze eerste arrivement, in het begin van April, een magere beest en kalf, gelijk voor dato meer gezegd; invoegen ons tot nog toe in den zwaren arbeid met de oude kost en somtijds wat Kaapsche groente en weinige Hollandsche radijs en salade moeten behelpen, tot er tijd dat ons God de Heer wat anders en meer zal gelieven te laten toekomen of brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito.- Vele walvisschen in de baai. Op dato hebben den Raad doen beroepen, en gemerkt de schepen, in het voorjaar uit het Patria vertrokken, na onze hoop, nu van dag tot dag hier te wachten staan, geresolveerd, van dezelve staande haar verblijf te vorderen zoo veel volk in den arbeid, als zij, zonder belet van water halen, missen zullen kunnen, om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door zoodanige hulp, in passant voorbijgaan, derzelver Comp. fortresse alhier te eerder in defensie te brengen, en andere noodige zaken, tot voordeel van de Compagnie strekkende, mede bij der hand te mogen nemen, mitsgaders ook te vorderen eenige noodzakelijkheden en victualien, hier ten hoogsten noodig, en wat meer tot dienst van onze Heeren Meesters hier ter plaatse vereischende zij, als breder bij Resolutie van dato dezer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 19 en 20 dito.- De erwten zonder schillen, in den voorleden maand gezaaid, beginnen al lustig te bloeijen, mitsgaders sommige fraaije peulen te zetten, zulks dat te hopen is, dezelve wel succedeeren zullen, gelijk mede de graauwe erwten, op verscheide akkertjens korteling gezaaid, fraai uitkomen; maar de groote boonen vallen hun bloesem altemalen af, apparent door den hagel en lange continueerende koude causeerende, des wij voornemens zijn, nu weder andere te planten, en zoo van tijd tot tijd het gantsche jaar door, telkens met weinig in verscheide maanden van alle vruchten te probeeren, om ten laatsten experientie van de bekwaamste tijden te krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leden, genaamd Jan Jansen, van Swartsluis, van den rooden loop, daar er nog eenige van in de kooi leggen en dagelijks beginnen in te vallen, apparent van de groente, die men hier gebruiken moet tot verversching, in plaats van versch vleesch, dat hier nog niet te krijgen is; ons dierhalve nog behelpen moeten met de oude kost. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 22, 23 en 24 dito.- Hebben weer wat erwten zonder schillen, Turksche boonen, anijs, vencol en alsem gezaaid, mitsgaders eenige mispel- en kwe-korlen op de kanten van de gravende sloten geplant; en als het wat warmer begint te worden, zijn voornemens, om ook wat Spaansche limoenen en appelkorlen te planten, die wij mede uit het patria gebragt hebben. Hebben ook voor dato op verscheide plaatsen en tijden veel suikerwortel en mostaardzaad gezaaid, dat niet voortkomen wil: daarom gissen, dat de bederving van het zaad, gelijk van de kervel en ajuin, voor dezen gezaaid, de oorzaak is. Dewijl onze stokvisch op geraakt is, hebben goedgevonden voortaan versche visch te vangen, en die in plaats van stokvisch te schaffen, om het driemaal schaffen daags, zoo lang deze zware arbeid continueert, te onderhouden, ten welken einde gister uit visschen wezende, weder 400 groote steenbrazems en omtrent 2000 harders gevangen en ingezouten hebben; het ware te wenschen, dat de koebeesten en schapen mede zoo abundant bekomelijk waren, alzoo het versch vleesch wat meer hart als de visch aan het volk geven zoude; edoch willen hopen, dat die van Saldinia met den aankomenden zomertijd haast opdonderen en genegen wezen zullen met ons te handelen, tegen welken tijd wij ook al redelijk in defensie hopen te zijn. De garst en tarwe op den 10 dezer in den niewen tuin gezaaid, begint al fraai voor den dag te komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 25 dito.- Heden hebben voor de derde maal twintig stuks rapen geplukt en gegeten, die wij op onze eerste aankomen in een klein akkertjen tot preuve gezaaid hadden, en bevinden dezelve zeer delikaat, en immers zoo goed als in het Vaderland te wezen, waarvan ook gele wortelen; wij hopen tegen de aankomst der retourvloot uit Indië vrij wat rijpende in voorraad te hebben, alzoo dezelve op eenige akkertjens wel fraai staan en wassen, en nog dagelijks meer en meer land gereed krijgende zullen zaaijen. Hebben ook van daag een jonge hart, door den hond gevangen, zijnde nog een zogeling, en van smaak als een jonge zuiglam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 29 dito.- Begon de wind noordelijk te lopen met zeer zware regen- en hagelbuijen, waardoor het gansche land weder genoegzaam blank als een zee stond, en ten ware wij een sloot hadden gegraven en een kadijkjen gelegd om den nieuwen tuin, dezelve zoude weder ondergelopen hebben en al het gezaaide bedorven geweest, dat nu door dat middel is behouden gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 4 September.- Hebben de eerste peulen zonder schillen beginnen te plukken, en al redelijk gele wortelen, omtrent een pink dik, gegeten, die wij een weinig tot preuve op onze eerste aankomst gezaaid hebben; staande diegenen, welken in dezen en den voorleden maand in de aarde zijn gebragt, mede heel fraai, als ook de rapen, kool, tarwe, garst en graauwe erwten. Op dato heeft de korporaal van de soldaten, Joost van der Laak, dronken zijnde, zich vrij stoutelijk verlopen met grove en vuile woorden te voeren en zich te opponeeren tegen den Opperkoopman Riebeek, waar over voor eerst in apprehensie is gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schone koppen zet of in het Vaderland was; maar de boonen schijnen heel bedorven te zijn, doch nemen echter preuve of zij zullen willen opkomen; de andijvie wast mede zoo fraai, dat een lust is om aan te zien, item ook de Roomsche of groote boonen; hebben al eenige gezaaid, maar door den harden regen al te malen bedorven, daar met de aankomende warmte wat nader preuve van zullen nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 11 dito.- wat beter weer, en wind Z.W. zijnde, wederom onder zeil na voorz. eiland, daar des avonds op eenigen afstand van het land voor eene fraaije zandbaai, tusschen het vaste land, ten anker kwamen. Heden hebben wederom een akker met beet en een dito met beetwortelen gezaaid, die hier fraai voortkomen, zoo wij bemerken aan diegenen, welke voor dato gezaaid hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito.- Komt het jagt wederom ter reede van het Robben eiland, medebrengende omtrent honderd zwarte vogels, Duikers genaamd, van goeden smaak; item weinige peguins, nevens omtrent drie duizend stuks duiker-eijeren, die al te malen aan het volk omdeelden, om hen eenigzins te dienen tot verversching of vernieuwing, komende niet kwalijk te pas, alzoo de stokvisch op is, en nu al eenige malen met de zegen weinig opgedaan hebben. De Schipper | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van gem. jagt, Symon Turver, bragt ook mede een levendige jonge Zee-rob, en rapporteerde, dat dezelve daar maar tamelijk abundant waren en geen spek op het lijf hadden om traan af te branden; item ook, dat er geen versch water te bekomen was, maar peguins en zwarte duikers in groote menigte; doch alhoewel aan de medegebragte Zee-rob scheen, dat wegens het spek deszelfs rapport daarmede accordeerde, zoo heeft de Opperkoopman Riebeek, considereerende de menigte van traan, die jaarlijks uit Moskovië van de robben gehaald wordt, het daar niet bij willen laten, maar geresolveerd morgen in persoon met het jagt derwaarts te gaan, om zelfs alle gelegenheden van het een en ander te gaan onderzoeken, weshalve ten dien einde op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 14 dito- een fraaije Z.W. wind zijnde, per voorz. jagt van hier na gem. eiland is onder zeil gegaan, mede nemende beide sloepen met eene partij balies en tobben, om eijeren, peguins en andere gevogelte voor het volk mede te brengen om te eten, alzoo de gort en erwten mede al smal beginnen te worden, en die van Saldinia nog met geene beesten verschijnen. 's Namiddags onder het Robben Eiland ten anker komende, gingen na land, en vonden alle de eijeren op de N. hoek door de meeuwen (dewijl de duikers van hunne nesten de vorige dagen door het jagtsvolk waren gejaagd) weggenomen en opgegeten, waarom na de Z. hoek gingen, daar wij het vol eijeren vonden, maar alzoo het laat op den avond wierd, namen maar omtrent 500 à 600 nevens 25 vogels mede na boord, latende zes man aan land. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als voren van de meeuwen ledig gemaakt, gelijk ons zelfs, mede aan land komende, bleek; zulks dat wij niets anders kunnende krijgen, omtrent 600 stuks peguins na onze vaartuigen dreven, die zich lieten voortdrijven of het schapen waren. Ondertusschen liet de E. van Riebeek zes robben dood slaan en villen, die daar in groote abundantie vonden, met vrij dik spek op het lijf en schone dikke vellen, zulks dat er niet alleen traan, maar ook goede vellen van te komen staat, apparent tot goed profijt van de Ed. Compagnie, gaande wijders het eiland rondom, en overal dwars over en weder kruisende, bevond het op vele plaatsen te wezen vrij zandachtig met kleine boschjes, ook op sommige plaatsen redelijk bewassen met gras en allerhande fraaije welriekende kruiden en bloemen; item aan verscheide oorden eenige straaltjens versch water uit den grond naar het strand en over de klippen in zee aflekkende, wel zoo veel dat men geene dorst behoefde te lijden, en als men putten begon te graven, zoude apparent wel meer kwantiteit gevonden hebben. Het woei dezen dag zoo hard uit het Z.O. dat zich gem. Riebeek des avonds niet vertrouwde met de sloep naar boord te varen, maar zond den Schipper met eenig volk na zijn jagt, alzoo maar drie man aan boord waren, blijvende zelfs in persoon nevens 15 à 16 man, 's nachts aan land, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 16 dito- het weder bedaard zijnde, is met alle de peguins na boord gevaren en onder zeil gegaan, komende tegen den avond wederom aan land in het fort de Goede Hoop, alwaar het den voorleden nacht zoo hard uit het Z.O. had gewaaid, als het ooit te voren gedaan heeft, waaraan te bespeuren is, dat het gemeenlijk in zee of een mijl à 26 van de wal nog al mooi weer is, als het hier al hard waait. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beek met zijne timmerlieden eens landwaarts in agter den Tafelberg heen gegaan, om te onderzoeken of er ook nabij eenige meer boschgagie als voorheen gevonden, mogte wezen, alzoo het timmerhout, uit vaderland bekomen, veel verbruikt is, en ook wat ligt valt om vaste woningen, enz. van te maken, vermits de harde valwinden uit het gebergte, waardoor somtijds schijnt alles te zullen onder den voet waaijen, wat er is, gelijk wij reeds aan de gemaakte woningen van het ligte hout vernemen, durvende onze zwaarste huizingen zonder stutten niet laten alleen staan. Des, als gezegd, na zwaarder hout is gaan uitzien, komende omtrent 1½ mijl van het fort agter in het hangen van sommige kloven van den Tafelberg, bevond daar zeer schone boschgagie, in welke duizende fraaije dikke en vrij lange regte boomen vonden, in soort bijna als beuken- en essenhout, maar vrij zwaar en wat moeijelijk om te halen, doch echter bij nood te krijgen, brengende twee fraaije stukken, omtrent 2 voeten in het rond dik, mede, om pennen van te maken, daar men de schilderhuizen op zetten zoude. Omtrent een kwart uur verder en wat hooger tegen verhaalde gebergte, vonden nog bij honderden zoodanige veel grootere boschgagie, zoo vol van schone, groote, lange en regt op wassende boomen, dat men er heele masten van schepen bij duizenden, doch met moeite uit zoude kunnen halen, behalve de boschgagie voor dezen omtrent twee mijlen verder gevonden. In voorgem. boschgagie vonden op eenige boomen datums geteekend, van den jare 1604, 1620 en 1622, zulks dat alstoen gevonden is geweest; doch bij wien konden niet vernemen. Al het geen ons dapper doet verwonderen, dat vele ervarene Oost-Indisch vaarders doorgaans gestatueerd hebben hier geen hout te bekomen zoude wezen, daar nogtans behalven deze groote bosschen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
menigte boschgagie, digt bij de waterplaats of fort, van korte, kromme, dikke boomen zijn, zeer bekwaam tot brandhout, kolen makende zoo schoon als de beste boschkolen in het vaderland; maar moet omtrent een kwart uur in het hangen van den Tafelberg gehaald worden, dat een klein principaal is voor die er om benoodigd zijn. In dit opzoeken van verhaalde boschgagien hebben ook bevonden op verscheide plaatzen de schoonste en vetste bouw- en wijlanden van de wereld, zeer wijd, breed en vlak leggende, met fraaije en vele, ja ontelbare versche rivieren doorstrengeld, waarvan de grootste omtrent half zoo wijd als den Amstel, in de Zouterivier, heel diep zijnde, afloopt, en indien de Zouterivier mede zoo diep ware, was er bekwamelijk met roeivaartuigen in te varen, maar door de menigte zandplaten en klippen, in de Zouterivier leggende, is er kwalijk zoo ver op te komen, als bij hoog spring met een vlak schuitje, zijnde jammer dat het land daaromtrent bij mankement van volk niet mag bebouwd worden, waaraan Chineesen of andere vrije lieden fraai konden te werk komen; en herten, hinden, reetjens, elanden, hasen en ander wild vernemen nu alle dagen in groote menigte; maar zijn zoo schuw, dat met honden noch roers ongenakelijk zijn; insgelijks gansen, eenden, patrijsen, snippen en velerlei ander groot en klein gevogelte, welke hier zeer overvloedig zijn, maar door hunne wildigheid mede niet te bekomen; doch als men gereedschappen en lieden van kennis had, om vogelkooijen, enz. te maken, zoude misschien wel te krijgen wezen, alzoo de vele versche rivieren agter den Tafelberg, daartoe op verscheidene plaatzen bekwaam zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lomeus Klaas genaamd, aan het water overleden, en leggen nog al eenige, zoo aan koortsen als loop, ziek te kooi. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 24 dito.- Hebben geresolveerd het jagt de Goede Hoop, voor het leeg leggen, alzoo hier weinig dienst doet, te verzenden na de baai van S. Helena en Saldanha, mitsgaders de eilanden daaromtrent gelegen, tot ontdekking van de kusten, enz. en principaallijk wat aldaar in handel of andersints tot profijt voor de Ed. Compagnie mogt te doen vallen, als breder bij Resolutie op dato met den Raad daarover genomen. Hebben ook van daag wat volk na het bosch gezonden, om latten te halen, daar men de corps de guarde mede zal dekken, zijnde onze planken en andere houtwerken veel verbruikt, en door het kruiden enz. onbekwaam, mitsgaders aan het pakhuis al meest geconsumeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 25 dito.- Vernamen dat voorleden nacht vier mannen weggeloopen waren, namelijk Jan Blanke, van Mechelen, bootsman op het Jagt, mitsgaders Willem Huytjens, van Maastricht, bootsgezel, Gerrit Dirkse, van Maastricht, en Jan van Leyden, soldaten, hier aan land bescheiden, niet wetende werwaarts heen zijn, of in den zin hebben, waarover de Ed. van Riebeek den Schipper liet aan land komen, om wat nader met den Raad op die zaken te letten, en van het een en ander, mogelijk zijnde, informatie te bekomen. Eenige personen dan daarover roepende, is zoo veel geopenbaard, dat eenen Pieter Jansen Brackenier, bootsman, hier aan land bescheiden, dezen morgen gezegd had, ‘het anker is al weg, de kabel zal welhaast volgen: zijn zijluiden nu weg, daar zullen er welhaast meer deur gaen.’ Item dezen morgen in de tent gepraat wordende van de genen, welke weggeloopen waren, hadde ook gezegd, ‘ik woude dat ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij haar was,’ volgens attestatie ter requisitie van den Geregte daarover belegd; over al hetwelk gemelde Brackenier, geroepen zijnde, niet heeft willen bekennen, maar alles gelogend, des tot nadere gelegenheid bij provisie in apprehensie gesloten is. Hebben van daag ook bij Plakaat, den volke afgelezen, zich voor het wegloopen te wachten, op poene als tegens de wegloopers is gestatueerd, en de ontdekkers van eenige komplotterij of voorgenomen verraad, te vereeren met 50 gl., die schuldig is nevens vrijdom van straf, en de onschuldige eens zoo veel, nevens advancement tot het eerste vacante officie, enz. als breder bij hetzelve onder dato in het Plakaatboek te zien is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 26 dito.- 's Nachts heeft vrij hard geregend met onstuimige N.W. winden, tot weinig vordering van ons werk; en begon het volk al vrij te murmureeren over den continueelen moeijelijken arbeid aan de fortificatie en omspitten der landerijen, insgelijks mede over het schaffen, vermits de stokvisch op is, en dierhalve somtijds een dag voorbijgaat, als geen versche visch kan gevangen worden, dat bij mankement van dien, maar twee malen daags, namelijk, 's morgens gort, 's avonds erwten, konde geschaft worden, ook dat van daag, gelijk nog eens geschied is en noodzakelijk (geene schepen uit patria van de Meytijd verschijnende) meer zal moeten gebeuren, een vleesch- of spek-dag met versche visch of gevogelte verspaard wordt, om de victualie, over de helfte al geconsummeerd zijnde, wat te doen strekken, alzoo met vleesch en spek, geene schepen uit het patria of beesten van de inwooners bekomende, tot de arrivement van de retour-vloten uit India, niet zullen kunnen strekken, en nog veel minder met erwten en gort, daar ten alleruitersten niet langer als nog twee maanden mede kunnen toe komen, en met brood ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het rantsoen op 3 lb.-'s weeks zullen moeten verminderen; van al het welk henlieden, zoo veel behoren te weten, hebben onderrigt gedaan, en voor dezen tijd nog te vrede gesteld, mitsgaders met éenen voorgelezen eenige notabele pointen uit den generalen artikelbrief, hoedanig ieder eer- en eedshalve schuldig is aangaande de rantsoenen van eten en drinken, na tijds en zaaksgelegenheid, de order bij de opperhoofden beraamd, te submitteren, en echter zonder tegenspreken aan 's Comp. fortificatie en andere nodige zaken te arbeiden, mitsgaders wachten en togten waar te nemen, zoodanige en waar zulks de nood of gelegenheid des tijds is vereischende. En alzoo van zoodanige murmureering noodzakelijk iemand roervink is, hebben ons best gedaan zulken persoon na te vorschen, en ten dien einde den aanbrenger beloofd twee kannen wijn en zijnen naam te verzwijgen, om zoodanigen opruijer zijne verdiende straf te doen ontvangen. Item, willen hopen de Almogende ons haast secours zal laten toekomen, het zij met schepen uit het patria, of beesten, enz. van de inwoners, alzoo het gewas van wortelen, rapen, kool, enz. nog te onlangs in de aarde is geweest, om vrucht tot voedzel van te genieten, doende tusschen wijlen dagelijks ons best om visch te vangen met de zegen; maar wil juist niet even wel gelukken, want gisteren omtrent 100 kleine steenbrazems en zoo veel harders, als een haring groot, hebben gevangen, daar pas twee dagen 's middags van kunnen schaffen; en heden weder uit visschen zijnde geweest, hebben gantsch niet gevangen; echter doen ons best het volk goeden moed te geven, om in den arbeid zoo weinig als mogelijk te doen; edoch zoo de murmuratien hooger beginnen te loopen, zal het in consideratie komen, om hun daggelden boven haar bedongen gagie toe te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leggen, wel verstaande, zoo wij bij non paresseren van schepen, in het schaffen en rantsoenen, per mankement van victualie, verminderen moeten; edoch willen God den Heere bidden, dat het bij tijds voorzien zal. Het geeft ons geene kleine bedenking wegens het wegloopen van voorgemelde personen, dat er misschien meer aan vast is, en wel iets vreemds in den zin hebben, des wij ook de wachten verdubbeld hebben, en de ronden kort op den anderen 's nachts van vertrouwde personen, zoo wij altoos meenen, laten waarnemen, en scherpe onderzoek doen na alle conspiratien of komplotteeren onder 't volk, om meerder ongemak, zoo veel doenlijk, voor te komen, waartoe ons de Albestuurder zijne hulpe wil bijvoegen, Amen. Ondertusschen werd ons aangediend, dat een Herman Vogelaar, van Lubeck, Adelborst, alhier bescheiden, de roervink wegens het schaffen en murmuratie enz. zoude zijn, waarna scherp lieten vernemen, en verscheide attestatien beleggen om denzelven, eerst met goede papieren wel gewapend zijnde, op te verhoren, en wijders te doen wat de nood en gelegenheid van zaken zal komen tot meeste rust te vereischen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 28 dito.- Op dato verscheide personen geëxamineerd wegens de weglopers en murmuratien voorz. en zoo veel te weten gekomen, dat gem. Brackenier, volgens eigene confessie bekend heeft, gezegd te hebben, dat wel wenschte bij de weggelopene personen te wezen, edoch spotswijze; maar dat gezegd zoude hebben, ‘het anker is weg, en de kabel zal welhaast volgen,’ ontkende wel expresselijk. Zoo beleed voornoemde Harmen Vogelaar mede, dat onder anderen gezegd had, ‘als ons geen visch en vleesch zamen zal geschaft, maar vleesch en spek telkens met visch gespaard werden, wenschte wel dat er nooit een visch gevangen wierd, of geen visch meer in de rivier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was,’ over welke en meer andere vuile woorden, strekkende tot oproering onder het volk, bij den Raad gecondemneerd is, ten afschrik van anderen, met 100 slagen gelaarsd te worden, latende de zaak van gem. Brackenier tot nadere gelegenheid in surchéance en hem in apprehensie om ondertusschen zoo veel mogelijk nadere informatie te bekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 29 dito.- Op dato hebben onze adsistenten nevens nog negen andere personen, onder hen elven met den Hottentot, die wat Engelsch spreekt, boven op den Tafelberg geweest, daar zoo vuur stookten, dat wij zagen tot teeken, dat zij bovengekomen waren, zijnde zeer moeijelijk om op en af te komen, en boven op vlak, met weinig groente bewassen, omtrent zoo breed en drie maal zoo lang als den Dam tot Amsterdam, met eenige plasjes versch water. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 30 dito.- Heden dorst het volk aan den E. van Riebeek voorstellen, dat wel genegen waren heden, vermits het mooi weer, uit visschen te gaan, maar moest haar beloven, dan het spek daarvoor niet te onthouden; waarop tot antwoord kregen, dat wel uit visschen zoude gezonden worden, als er tijd was en zijn Ed. goed dacht, en aangaande het inhouden of menageeren van vleesch of spek en andere victualie gehandeld zoude worden, als behoorlijk was na tijds en zaaks gelegenheid. Ondertusschen vernamen vele visschen voor het fort tegen het strand, daar de zegen lieten trekken en ten eersten in eenen trek vongen over de 1400 stuks harders, en de Schipper van het jagt en passant met de sloep na de rivier om riet varende, aldaar nog 1000 stuks in twee trekken, zoo dat nu weder overvloedig hadden, daar dezen middag en avond af lieten schaffen, en order gaven om morgen middag en avond weder te doen, in plaats van spek en erwten, om dezelve wat te strekken, namelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elke maal voor het volk stijf 300 stuks harders, waarbij ieder man ten naasten bij drie visschen, meest een voet lang, mogte gebeuren, en alhoewel dit wat tegen 's volks zin was, lieten het echter zoo voortgaan, om, als gezegd, onze Nederlandsche victualie te langer te doen strekken, als ook om te laten blijken, dat geene wet van den gemeenen man wilde gesteld zijn. Interim hebben meer aangetogen Pieter Brackenier weder gehoord en geëxamineerd, die niet meer als voor dezen wilde bekennen, onaangezien de attestatien, tegens hem belegd: des zijne zaak weder tot morgen is uitgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Primo October 1652.- Hebben op dato wederom wat erwten zonder schillen gezaaid, komende die over 14 dagen gezaaid hebben, fraai op; en die het eerst gezaaid zijn, worden nu al heel rijp, als ook de kropsalade, die uitermate schoone koppen zet. De adsistenten voor dato op onze eerste aankomst alhier, eens uitgegaan zijnde agter den Tafelberg om, na de andere zijde van het land om de Zuid, en aldaar gevonden hebbende, volgens hun rapport, eene baai die fraai besloten en vol schoone boschgagie was, zoo hebben goedgevonden hetzelve eens nader te onderzoeken, te meer, alzoo wel gemeend wordt, dat de particuliere Portugeesche en Mosambieksche vaarders agter deze Tafelbaai ergens havens hebben, daar zich in de heenen terugreize komen ververschen, ten welken einde dan den stuurman van het jagt nevens de adsistenten van den Helm en Verburg, met eenig gearmeerd volk en den Hottentot Herry, die wat Engelsch spreekt, tot wegwijzer heen gezonden hebben om de gelegendheid van die baai en boschgagie, enz. wat nader en volkomen te ontdekken, komende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoegzaam besloten, omtrent 1½ mijl in het rond bevonden te hebben: het inkomen van die N.N.O. en Z.Z.W., invoegen alleenlijk eenigzins voor de Z.Z.W. wind zoude openleggen; edoch, na derzelver zeggen, meenen echter achter zeker hoek met schepen nog te schuilen zijn, hebbende voor dato Engelsche met een groot schip daarin geweest, volgens het zeggen van meergem. Herry, die met hetzelve van daar na deze baai zoude verzeild en van de Engelsche met twee zakken rijst vereerd wezen. Vonden aldaar ook zeer schoone en vele boschgagien met nog veel bekwamer, hooger, dikker en regter boomen als ooit voor dato vernomen hadden, omtrent 5½ duizend treden van het strand, en bekwamen weg om de houtwerken met wagens of karren na den zeekant te voeren. Item eene zeer schoone versche in zee aflopende rivier, wel zoo wijd en diep dat men er met boten genoegzaam in roeijen kan, doch omtrent ½ mijl opwaards wat naauwer vol ruigte wordende, egter, na hunne mening, tot heel in de boschgagie strekkende, invoegen het hout willende drijven met de stroom, de rivier zoude kunnen worden afgedreven, hetgeen na dezen verder te onderzoeken staat. Op dato, gemerkt meerm. Pieter Brackenier over de woorden, bij hem gesproken: ‘Het anker is weg en de kabel zal haast volgen,’ geene bekentenis wil doen, en de attestanten bij het recolleren der attestatien verklaren aan de stem maar gehoord, en niet gezien hebben, dat dezelve woorden door hem gesproken waren, is bij den Raad verstaan, hem van zijne detentie te ontslaan, en overdien hij, volgens eigene confessie, gewenscht had bij de weggelopene personen te wezen, gecondemneerd driemalen van de rheede te laten vallen met honderd slagen voor de mast, en, om geene opruijing meer onder het volk te maken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld op het jagt, om aldaar voortaan zijnen dienst waar te nemen. Zoo is ook geresolveerd de traanketels te stellen aan de zijde van de Zouterivier, agter een hoog zandduin, even binnen in de mond van gezegde rivier leggende, om hier over het fort van den rook en stank niet bekommerd te wezen voor eenige ziekten, daaruit te causeeren, en tot bewaring van gem. ketels en derzelver dependentien, op dito zand-duin een klein redoutjen van zoden, drie roeden in het vierkant, op te werpen, om bij de walvischvangers en traankokers te bezetten en te bewaken, zullende bovendien ook strekken tot meerder verzekering dezer Tafelbaai en de daar in de rivier te houdene sloepen, als ook eene bekwame uitkijk na de walvisschen en schepen, die de baai mogten inkomen, en zoodanig tot bescherming dezer baai, dat zeer bezwaarlijk iemand met boten tegen onzen wil zoude kunnen landen, alzoo alle bekwame advenuen met ons kanon kunnen beschieten en gedefendeerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 3 dito.- Is voorm. sententie aan Brackenier genomen ter executie gebragt. Op den middag kwamen de konstabel en nog twee mannen van het jagt, in de Zouterivier geweest om riet te halen, vluchten en ons aandienen, dat menigte inwoonders hadden vernomen en door zeven à acht (zijlieden met hun vijven wezende) over de rivier gejaagd en hunne twee makkers, niet kunnende zwemmen, met de sloep agtergelaten hadden, waarover 12 à 14 gearmeerde soldaten heenzonden om de sloep en de andere twee maats wederom te halen en te ontzetten. Maar bij de Zouterivier komende, bevonden zeven à agt wijven van de bij ons wonende Ottentots te wezen, welke daar eenige worteltjes tot hun voedsel uit de aarde groeven, en de onze ziende, al danzende na hen waren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegelopen, tot betoning van vriendschap en om wat tabak of brood te verzoeken. Ondertusschen vertoont zich een van de op den 24 passato weggelopene personen uit een boschje, verzoekende verlof om binnen het fort, behoudens lijf en leven, te mogen komen, en kort daarna de andere drie, welke te zamen, even voor den avond, nog alle vier van zelfs binnen kwamen, zijnde de soldaten gemist, die op het gerucht dat hieromtrent ware, na hen hadden gezonden, welke een uur daarna wederom binnen kwamen. Dezelve aldus wederom en binnen het fort gekomen, hebben ons dadelijk van hen verzekerd, en één voor één bijzonder geëxamineerd, maar spreken al te maal meest uit éénen mond, dat uit eigene en onbedwongene wil waren doorgegaan, op hoop om over land in het vaderland te komen, maar, vermits de hooge en moeijelijke bergen, niet verder kunnende komen dan omtrent 24 mijlen van hier om de Oost, geresolveerd weder om te keeren en hunne lijfsgenade te bidden, wel wetende grootelijks misdaan te hebben, maar willen gantsch niet weten, dat de een den ander daartoe opgemaakt had, noch ook wie de eerste aanvoerder is geweest, behalve Jan Blank, die zegt, dat met Jan van Leyden zamen gespannen had en de andere twee van zelfs bij hen gekomen waren, en dat voor eenigen tijd in het jagt gedroomd had van een goudberg, dien zij meenden op te zoeken en dachten te vinden, nevens meer zulke en diergelijke frivole kinderlijke uitslagen, waarop voor eerst alle vier, elk afzonderlijk, zijn in de boeijen gesloten en verzekerd, dat met elkanderen niet mogen spreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over land te reizen, en van daar verder na het vaderland, en dat tot zoodanige reis eerst van Jan van Leyden waren aangemaand, gelijk ook zelfs mede bekent; item, dat Jan Blank, ook zoodanig belijdende, hen had moed gegeven om den weg te wijzen, alzoo hij eenigzins het stuurmanschap verstond, maar ongeveer 24 mijlen van hier over het gebergte gekomen zijnde, en hetzelve zeer moeijelijk en onmogelijk bevindende om over te komen, als mede dat hen de honger dwong en volgens dien heel flaauw wierden, Jan van Leyden, die de eerste aanvoerder was, en Willem Huytjens wederom keerden, als wanneer Jan Blank had gezegd: ‘gij zult nu mede voortgaan, of ik zal u dood schieten,’ invoegen nog tot 's anderen daags, den 30 September, met den anderen over het gebergte voortgingen; hebbende ondertusschen Gerrit Dirkse, geen doorkomen ziende aan het gebergte, mede bewogen om wederom te keeren, als wanneer Jan Blank, niet wel alleen durvende voortgaan, ook resolveerde te retourneren, en alzoo op gister avond nog van zelfs binnen het fort verschenen en om hun lijfsgenade baden: alles nader bij geteekende confessie gespecificeerd. Hebben bij hen ook gevonden een Journaal met rood krijt geschreven en gehouden door Jan Blank, zedert hun verloop of vertrek van hier tot den 30 dito, dat gezamentlijk wederom zijn gekeerd, luidende van woord tot woord, als de onderstaande Copia dicteert: Copie Journaal, gehouden bij Jan Blank, nevens Jan van Leyden, Willem Huytjens en Gerrit Dirkse, den 24 September uit hunnen dienst van hier weggelopen, wegens hun wedervaren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mosambique met ons vieren, Jan Verdonk, van Vlaanderen, Willem Huytjens, van Maastricht, Gerrit Dirkse, van Maastricht, en Jan Blank, van Mechelen, bij ons hebbende vier beschuiten en visch. God laat ons de reis wel vergaan! Ook vier degens, twee pistolen en den hond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 25 dito.- Des avonds gemarcheerd zeven mijlen; zagen twee renosters, die tegen ons aankwamen en meenden ons te vernielen; Jan Verdonk moest zijn hoed en degen verlaten; een luttel te voren had onze hond jagt op een ijzer varken, waarvan hij gekwetst wierd in zijn hals, zoo dat wij meenden hij daarvan zoude gestorven zijn. Namen des nagts onze rust bij een waterbeek in Godes naam; zagen ook twee struisvogelen. Moesten denzelven dito daar weder van daan wegens twee renosters, die op ons aankwamen, en kozen als toen het strand; toen wij twee mijlen gingen, maakten wij ons leger in het eerste van de duinen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en hetzelve niet wel kunnende gaan, begonnen Jan Verdonk en Willem Huytjens berouw te krijgen, maar trokken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘den 30 dito.- al evenwel voort tot 's anderen daags. 's Agtermiddags was Gerrit het ook al moede en voor mij alleen konde geen dans maken, daarom resolveerden wederom na het fort te trekken, op hoop van barmhartigheid en genade in Gods naam.’ (Onder stond). ‘Na gedane collatie is deze met het begonnen Journaal bij mij ondergeteekende zedert mijn vertrek met rood krijt gehouden, van woord tot woord bevonden te accordeeren. In taken der waarheid heb ik deze met eigene handen onderteekend, ter praesentie van Pieter van der Helm, Boekhouder, en Fredrik Verburg, mede Boekhouder, als getuigen hiertoe verzocht, dezen 4 October anno 1652, en was geteekend Jan Blank, P. van der Helm, P. Verburg.’ 's Avonds begon het zeer hard te waaijen, dat's nagts zoo vehement uit het Z.O. toenam, dat de geteerde ent heel aan flerden woei. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 5 dito.- Nog veel harder, zulks dat genoeg te doen hadden onze woningen staande te houden, zijnde ook meest alle de roomsche bonen en vele erwten zonder schillen, vol peulen en bloesem staande, onder de voet en de tarwe plat op de aarde neder gewaaid, gedurende de harde winden, tot omtrent 10 uren na den avond, als wanneer het weêr begon te bedaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tiven ten derden male wederom geëxamineerd, welke gewillig, buiten pijn van ijzer en banden of dreigementen van dien, confesseerden, eerstelijk Jan van Leyden, dat Jan Blank onder wegen op hunne reis had gezegd van de E. Comp. nooit eenig goed, maar alle kwellingen van de wereld had genoten, en daarom dezelve zoo veel afbreuk zoude zoeken te doen, als hij konde of mogte; als ook dat Mr. Adriaan en Mr. Cornelis met hem, Jan Blank, hadden de foyGa naar voetnoot1) en het goed succes van de reis, mitsgaders op hem Jan van Leydens gezondheid gedronken, waartoe Mr. Adriaan 7 à 8 mutsjens wijn had gespendeert, en Mr. Cornelis aan Jan Blank had gegeven rottekruid, om de wilden, die hem vangen mogten, mede te vergeven, en alzoo weder los te raken; item een oud scheermes, als ook dat dito Mr. Cornelis mede had willen doorgaan, maar door Jan Blank was afgeraden, omdat groote gagie won en niet behoefde te arbeiden. Al hetwelk Willem Huytjens mede bekende, alleenlijk dat niet en wist Mr. Cornelis had willen medegaan, maar Gerrit Dirkse zegt, dat Mr. Cornelis hem zulks nog op het allerlaatste had gezegd, genegen was om mede te gaan, maar door afrading van Jan Blank voorm. hier bleef, het welk Jan Blank, gehoord wordende, ook belijdt en verklaart waarachtig te wezen; insgelijks mede, dat hem, ten einde voorzeid, rottekruid en een oud scheermes had medegegeven, maar dat de foy met hem en Mr. Adriaan zoude gedronken hebben, ontkende wel expresselijk, alsmede dat uit den mond zoude hebben laten vallen om de Compagnie afbreuk te doen. De Mr. Adriaan en Mr. Cornelis overvoorhaalde zaken voor den geregte geroepen, en al zulks voorgeteld zijnde, ontkennen al hetzelve wel expresselijk, ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klarende nergens van te weten, veel min van hun weggaan of voornemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 8 dito.- Zijn eens na de zoutbank gegaan om wat zout te halen, alzoo van die specie weinig meer geproviandeerd waren. Daar komende, vonden gantsch niets; misschien te koud en de zon nog te krachteloos wezende, om zout te maken, maar zal in den warmen tijd apparent genoeg te krijgen wezen, ja, als men de moeite nam, wel zoo veel, dat jaarlijks menigte schepen zoude kunnen beladen worden, en bekwamelijk met boots te halen, alzoo tegenwoordig zoo weinig aanbranding digt aan de zoutpan was, dat de boten genoegzaam daar zoude kunnen geladen worden; edoch is altijd zulk slegt water niet, en dierhalve wagens van node zouden zijn om het zout uit de pan aan de Zouterivier te brengen, omdat 1½ mijl gaans van daar zijnde, en langs het strand (dat hard zand is) bekwamelijk te geschieden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 9 dito.- Zijn weder na drie à vier dagen, wel 10 à 12 man aan de loop ziek te kooi geraakt. Op dato hebben de gevangene fugitiven wederom ten examen gesteld, en bij interrogatorien ieder afzonderlijk verhoord, welke alle meest met hunne vorige gedane confessie accorderen, en de meesters bij hunne expresse ontkenning van hetgeen de gevangene omtrent hen gezegd hadden, persisteren, en verklaren van der gevangene weglopen of voornemen [niet] de minste voorweten gehad te hebben, gelijk mede de gevangene verklaren, de waarheid in alles geopenbaard en alles gezegd te hebben, wat zij weten, invoegen bij den Raad goedgevonden is, hunne zaken op morgen, in Godes naam, bij sententie voorts af te handelen, en ieder zijne verdiende straf naar vereisch der misdaad te laten ontvangen, als breder bij sententie op dato daarover genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Avonds waren eenige Saldinische Hottentots bij het fort gekomen, waarover door de schildwachten eenig weinig alarm gemaakt wierd, komende de Hottentot Herry, die wat gebroken Engelsch spreekt, en aan de overzijde van de rivier onder de noorderpunt den Reyger met zijn huisjen onder ons geschut woont, met twee Saldiniers voor de poort, verzoekende om binnen te komen, dat wij lieten geschieden, en dezelve voor ons komende, trakteerden hen met wat wijn en tabak, soo dat omtrent twee uren daar wel verheugd wederom uitgingen, geaffirmeerd hebbende, binnen korte dagen vele van hunne makkers met een overvloed van vee zouden aankomen, als wij maar koper, bij hen bras genaamd, genoeg hadden, des hen partijen lieten zien, daar zij graag na schenen te wezen. Deze twee Saldiniers waren veel kloeker en frischer mannen dan de strandlopers, die dagelijks hier bij ons wonen, maar echter van ééne kleding en spraak, hebbende aan hunne armen ringen van olifantstanden, en in hun haar gevlogten hoorntjes, evenals cauris de maldiba, tot sieraad, als ook de kopere ringen en dito platen om den hals, en niets anders bij hen als wat struisdopen en prei of jonge ajuin en look, die wij hier ook in het wild wassende redelijk abundant gevonden hebben, en het zaad meenen op te garen, om bij ons fort aan te kweken, gelijk wij met de esperges, zuring en mosterd al begonnen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 10 dito.- 's Morgens kwam Herry met nog wel 12 à 14 Saldieniers in het fort, welke met een dronk wijns of twee en wat tabak vereerden, en zijl. ons met wat jonge ajuin en prei, belovende binnen korte dagen met eene menigte beesten aan te komen: zouden nu heengaan hunne makkers van ons adverteeren, dat wij met koper en tabak voorzien waren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om met hun te handelen; wilden ook partij oliphantstanden en muskus of cevet, dat hen hadden laten zien en ruiken, medebrengen en tegen tabak en koper verruilen, waartoe hen met alle vriendelijkheid en goede traktementen aanmaanden. Ondertusschen ons best vast doende, om de fortificatie verder in defensie te brengen, waarin de beginnende ziekte alweder groot belet causeert, dat willen hopen, beesten bekomende, door Gods genade alsdan wel beteren zal. Amen. Op dato zijn meergemelde gevangene fugitiven door den Raad bij sententie gecondemneerd, namelijk Jan van Leyden, als eerste aanrader tot het wegloopen zijnde geweest, aan een paal gebonden, en door veler voorbidding nevens Jan Blank van de straf des doods geabsolveerd, de kogel over het hoofd geschoten, mitsgaders Jan Blank, wegwijzer, gekield, item met 150 slagen gelaarsd te worden, nevens een bannissement, daar en boven met Jan van Leyden twee jaren lang als slaven in de ketting aan de gemeene en vuile werken te arbeiden, blijvende Willem Huytjens en Gerrit Dirkse, door Jan van Leyden hen mede tot weglopen hebbende laten verleiden, eenlijk maar gebannen voor twee jaren in de ketting als voren, en Mr. Adriaan met Mr. Cornelis, van hetgeen over hen door de gevangene was gezegd, dewijl geene volle preuve van hetzelve kunnen bekomen, geabsolveerd, mitsgaders Mr. Cornelis uit zijne detentie gelargeerd, en weder op vrije voeten gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daniersGa naar voetnoot1) bij ons gecomen, te kenne gevende, dat soo op haer vertreck stonden, om haer mede mackers van ons te adverteren ende gesamentlijck met hun vee ende oliphants hier te comen, versoeckende tot een foytje elck een stuckjen taback, dat wij haer gaven, nevens elck een dronck wijn, met vrundelijcke aenmaeninghe om ons haest met hun vee ende alles wat hadden, bij te comen, alsoo coper ende taback voor haer genoech hadden: sij wilden maer ombeschroomt aen comen, waertoe de selve hun genegen thoonden, ende dierhalven haest het succes willen hopen te impetreren. Deselve waren seer begerigh nae broot, daer hun gaerne mede getracteert hadden, ende veele vruntschap mede soude connen gedaen worden; maer nademael 't selve al vrij begint op 't laest te lopen ende 't rantsoen haest sullen moeten verminderen omdat geen ontset noch in 4 maenden hebben te verwachten, dewijle de voorjaerse schepen apparent al verbij sijn, soo hebben deselve in plaetse van dien wat te meer met taback vereert; maer sal hier jaerlijckx wel wat meer broot, rijs ende arack dienen te wesen, om d' inwoonders mede te tracteren, alsoo wij bemercken sijluyden daer mede grotelijcx cunnen aengelockt ende tot ons genegen gemaeckt worden; bespeuren insonderheyt oock daer aen, dat se algeduyrigh roepen d' Engelse haer heele sacken vol broot ende veel taback ende heele canne vol arack ende wijn schencken, waeromme wij te meer versien dienen, omme d' Engelsen daerinne te overwinnen ende bij dese natie te aengenamer te worden, soo wij hun uyt 't lant tot ons willen trecken, alsoo doch anders niet een beest sal te becomen wesen, die apparent wel soo goet coop | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sullen vallen, datter wel wat broot, taback, ende wijn off arack toe te geven op sal mogen staen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13 dito.Vuyl regenachtigh ende windrigh weder uytten westen; hebben heden een affscheytmaeltjen gegeten met d' opperhooffden vant jacht (op hun vertreck gereedt leggende) altemalen met hier aen de Caep aengefockte hoenders, nieuwe erten sonder schellen, spenagie, kervelwarmoes, esparges een vinger dick ende cropslae, soo vast gesloten als cool ende stijff, 1¼ ℔ yder crop swaer; beginnende de cool ende wortelen fray aen te groeyen, maer de rapen, in den nieuwen vetten thuyn gesayt ende fray voor den dagh gecomen, sijn nu tot 2 malen weder vergaen, daer wij de haerwortel (van welck 't lant hier vol is) de schult van toe schrijven; edoch op de sandige thuyn dicht achter 't fort blijven de rapen redelijck aen 't groeyen ende sijn sommige al een cleyn caetsballeken groot. 't Sal hier apparent met alle vruchten wel gaen, als 't maer noch wat langer gelegen ende een reys 5 à 6 omgespit, mitsgaders met mest van de koebeesten te becomen toegemaeckt wort. Soo schieten oock de garst (een hant vol op ons arrivement alhier gesayt) seer schoone vette airen, ende den taruw verthoont hem tot heden oock noch al fray, waer van voor de comste der retour vloote al mede nader ondervindinghe ende goet succes hopen te vernemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 dito.met veele regen ende noort westelijcke wint, tot weynich vorderinge onser fortificatie streckende. Ende nademael 't jegenwoordigh geen bequaem weder wort om 't incomen deser baije, nae onse dickmael gegeven ordre ende iterative vermaninghen aen den schipper van 't jacht gedaen, aff te diepen, tot narichtinge in 't aendoen deser rheede voor de schepen re- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spective uyt vaderlant ende India hier te arriveeren, waertoe voor dato dickmael bequaem weder ende dubbel gelegentheyt genoech is geweest, maer door de nonchelance des gemelten schippers getraineert ende tot heden door versuym van den selven, niet jegenstaende onse dagelixe aenmaeningen, nagebleven sij, soo is verstaen (alhoewel wij niet van meeninghe waren, 't jacht voor 't volbrengen van dien te laten van de rheede scheyden) om tijt te winnen, dewijle doch onse hope van de paresseGa naar voetnoot1) der Meij scheepen vergaet, daer wij de gelegentheyt des bays incomen gaerne mede nae Batavia hadden geschikt, 't selveGa naar voetnoot2) op morgen echter sijn despesche te geven nae de baye zuytwaerts achter den Taeffelbergh leggende, ende op den 2en deser, door aenwijsinge van de bouckhouders van den Helm ende Verburgh, op onse ordre over lant nader ontdeckt ende bij den stuyrman van voorsz. jacht g'oordeelt een beter baye te wesen als dese, vol schoone bosschagie met veel bequaem hout ende redelijck wel te crijgen, als breeder bij resolutie op dato met den schipper daerover genomen. Des denselven het gereedt gemaeckte....Ga naar voetnoot3) tot preuve van handel in de bayen van St. Helena ende Saldanha, nevens desselffs instructie op 't een ende tander oock hebben ter hant gestelt, van inhoude wesende als bij ons copieboeck onder dato 14 deser can beooght worden. Savonts begond seer hard te regenen ende wayen, dat snachts noch al meer toenam, insgelijcx den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16 dito.uytten westen sodanigh dat niet alleen 't jacht genootsaeckt was te blijven leggen, maer oock genoech te doen hadt om aff te rijen, lopende den wint heel nae 't noort westen, dat hier een glat lagerGa naar voetnoot1) is, ende doorgaens 't jacht in groot prijckel stelt, waeromme te meer geresolveert hebben de gelegentheyt van de meergemelte bay achter den Taeffelbergh wat nader te laten ondersoecken, omme te vernemen oft 't jaeht in de quade tijt daer beter te bergen sal wesen, als hier; dat te wenschen ware, alsoo men alle daghen over lant in 6 à 7 uyren malcanderen soude connen bijcomen ende aldaer (seer schoone, bosschagie sijnde) veele bequame houtwercken te crijgen wesen, aen 't welcke 't jachts volck soude cunnen te werck comen, die hier in de Taeffelbay pleyn ledigh op 't schip moeten laten om 't selve te bewaren, off het door de harde zuyt ooste winden van dese rheede (veeltijts pryckel genoech lopende) quam te verdrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19 dito.'s Morgens heel schoon weder ende 't luchtjen in dese bay zuyt oostelijck wesende, sagen 't jacht van 't Robben eylant onder zeyl gaen, maer moste op sijn oude plaetse wederom anckeren. Snamiddaghs sijn eens gegaen besijden den Taeffelbergh omtrent 1½ mijl van hier, om te sien, hoe het mostertsaet stonde, dat wij daer seer schoon ende redelijck abondant bevonden te bloeyen ende tot saet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te setten, ende nae alle schijnende apparentien wel ½ dosijn smaltonnen vol affcrijgen sullen, dat dan van meeninghe sijn hier dicht bij ende omtrent het fort te sayen, tot ververschinge van de aencomende Comps scheepen seer bequaem wesende; item den Caepse suyringh, hier in groote abondantie in 't wilt wassende, ende 't saet ten dien fine oock opgaderende, alsmede de prey ofte cleynen ajuyn, dagelijx soo langhs soo meer in 't wilt vernemende, ende van alsoo goeden smaeck ende deucht wesende als in Hollant. Savonts even thuys gecomen ende 't gebet gedaen, mitsgaders de poort van ons noch qualijck halff volmaeckte fort gesloten wesende, quamen eenige inwoonders van Saldanha voor de poorte, versoeckende den captijn (denoterende 't opperhooft) te spreecken. Des wij buyten quamen ende van deselve verstonden dat hier gecomen waren met hun 12en, voor aff met drie koebeesten ende vier schapen, thoonende oock eenige jonge struysvogelen ende drie oliphantstanden, die op morgen aen ons wilde verhandelen voor coper ende taback, versoeckende nu weynigh taback voor hare, daer van brengende tijdinge ende preadvertentie, dat binnen 4 à 5 dagen al de Saldaniers met vrou ende kinderen, mitsgaders duysende beesten, oliphants tanden ende muscus souden comen, dat wij haer tot meerder aenmaeninghe nevens een dronck wijn gaven, ende sijluyden dierhalven seer blijde van ons affgingen om haer nachtrust te nemen, comende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sondagh, 20 dito,smorgens vroegh, schoon fray weer ende stil sijnde, weder voor 't fort met drie koebeesten ende 4 schapen, 2 oude ende 2 jonge dos, welcke haer affhandelden, als namentlijck de drie koebeesten voor 9 plaetjens coper van een pond yder ende ongeveer 1 ℔ taback toegift, monterende samen yder beest 31 stuyvers 12 penninghen, de 2 oude schapen voor 2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
do plaetjens coper ende ⅛ ℔ taback toegift, dat yder schaep quam te staen op 10 stuyvers 5½ penninghen ende 2 jonge fraye delicate vette lammekens voor ½ ℔ coperdraet ende ⅛ ℔ taback toegift, samen monterende 11 stuyvers 4 penningen, dat yder lammeken was 5 stuyvers 10 penningen, minder als 1 ℔ in Hollants gelt ende sijn van gevoelen metter tijt al beeter coop sullen cunnen handelen, gelijck mede de oliphants tanden, die wij 3 stux matelijck voor omtrent ½ ℔ taback (monterende 2 stuyvers 13 penningen) costen, item 2 jonge struysvogelen voor ⅛ ℔ taback om te proberen off op te brengen sullen wesen. Op dato compt 't jacht hier weder ter rheede, rapporterende den schipper, dat den hoeck van de Caep niet hadde cunnen omcomen ende op de clippen aen 't Robben eylant 't jacht bijnae verloren hadt, des hem ordre gaven sijn reyse na de bayen van St. Helena ende Saldanha te vervorderen volgens instructie hem ter hant gestelt ten welcken eynde den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21 dito,weer ende wint als vooren wesende, weder van dese rheede scheyden, ende sijn meergemelte Saldaniers oock vertrocken met weynigh taback op hun bedelachtigh versoeck vereert hebbende, omtrent ½ ℔ int geheel bedragende, belovende binnen 2 à 3 dagen met meer beesten ende tanden aen te comen, daer hun met alle vriendelijckheyt ende goede tractementen toe aenmaenden, comende (soo desen even wegh waren) een ander Saldanier vooruyt ons aenseggen, dat affgestuyrt was om preadvertentie aen ons te doen van de comste der meenichte Saldaniers met vrou ende kinderen ende al hun vee aencomende ende dichte bij sijnde omme met ons te handelen, versoeckende wat taback voor desselffs brengende tijdinge, dat hem gaerne gaven etc. Ondertusschen is Herry den Hottento (die wat ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
broocken Engels spreeckt ende sigh arrogeert, hoewel tegen onse opinie, de oorsaeck te wesen van der Saldaniers beginnende onderhandelinge met ons ende dat sonder hem niet te doen soude vallen) nevens eenighe van sijn strantlopers nae de Saldaniers in 't gemoet gegaen, daer wij vremde speculatien (alhoewel doorgaens wel getracteert is) op hebben; te meer omdat voorstelt voor yder beest 'twelck wij handelen, een plaetjen coper van 1 ℔ behoort te hebben ende voor makelaerdy schijnt te pretenderen, dat ten aensien van de handelinge alhier te duyre cortagie soude vallen; echter sullen hem, soo veel mogelijck ende sonder merckelijcke prejuditie geschieden can, soecken te complaceren, omme te beter te ondersoecken wat in sijn schilt voert. Willen hoopen jegenwoordigh bij de Saldaniers wesende 't besten onsent wegen verrichten sal, off dat do natie weynigh na hem vragen sullen, dat oock wel geloven ende qualijck dencken cunnen (siende onse vrundelijcke bejegeninghen ende resolute genegen handelinghe met haer) op eenige quade voorslagen van gemelten Herry souden achten, alsoo wij aen dese weynige reede al eenighsints gemerckt hebben, liever sonder Herry als met hem willen handelen. Edoch is voor als noch niet wel vast te stellen, hoe met d' een off d' ander staen, off wat deselve bij den anderen vermogen: daeromme op ons hoede sijn, ende van dage de wachten beginnen te verdubbelen; hebben item alle timmerluyden, metselaers ende wat lepel houwenGa naar voetnoot1) can aen 't cruyen geset, om in aller ijl de wallen noch wat hoger (sijnde noch maer 7 voeten) te crijgen, ten welcken eynde elck (op 130 wagens aerde op te brengen dagelijx gestelt wesende) noch 20 wagens daeghs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veertien dagen lanck meer opgeleyt hebben onder vergeldinge van een vaem taback (bij 't volck gansch niet, ende dierhalven daer nae seer graegh wesende) yder persoon, gevende de helft, nu omtrent yder ¼ ℔ wesende, ende d' ander helft als de veertien dagen om sijn, latende oock tot meerder couragie ende lust de geruylde beesten van cant aff slachten ende schaffen, mitsgaders elck een mutsjen wijn geven, waermede yder met goede couragie aen 't werck is gevallen, sonder een ledigh te houden, als 2 timmerliedon, passende op 't vermaeckende van de cruywagens ende andere materialen, door 't geduyrigh werck ontramponeert wordende. Soo lieten mede op dato beginnen de crael met een slooth graven om de beesten snachts in te bergen, item wat meestGa naar voetnoot1) (op gister 1½ mijl van hier gevonden ende fraye verteert sijnde) halen, tot toemaeckinge van onse thuynen, daer de cruyden wel voortcomen, maer sommige, insonderheyt rapen ende erten, veele weder vergaen door de scherpe haerwortel seer veel int lant wesende, ende hier mede hopen te verbeteren dat de Heere geve, amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 dito.Smorgens wint zuyt oost met redelijck moy weder, edoch 't luchtjen wat betogen met eenige regenbuytjens; echter wiert op den dach heel claer met sonneschijn. Heden compt Herry nevens 3 à 4 andere bij ons hier woonende Ottentoos (nae dat twee nachten met eenige inwoonders van Saldanha te landewaerts in geweest was) wederom in 't fort, mede brengende twee elantshooffden verciert met groote schoone hoornen, die aen ons vereerden, ende nae desselffs seggen (in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebroocken Engelse tale) bij die van Saldanha vernielt ende doot geslagen, ende 't vleys in hare hutjens opetende. Op den middagh begondt vrij hard te waayen uytten Zuyt Oosten, dat tegen den avont noch al vrij stercker ende harder toenam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25 dito.Smorgens wint Noort West, 't weder heel dysigh, edoch op den dagh warme sonneschijn wesende. Smiddaghs becomen tijdinge, datter meenichte vis aen strant in de bay lagh en beyldenGa naar voetnoot1), waeromme aen den constabel last gaven den zeegen te trecken, 'twelck terstont geschiede ende vingen omtrent 500 delicate herders, die desen avont noch al meest voor 't volck (dagelijx swaer ende lastigh arbeydende) lieten schaffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 dito.Wint variabel ende moy weer; schoten heden met canon van de punt den Reyger nae een seer groote monstreuse zeekoe, die in de bay dicht aen strant lagh en beylden, ende wel geraeckt sijnde maer vermits met de sloepen niet tijts genoegh claer conde raecken om daer bij te royen, heeft hem echter evenwel noch 't sewarts gesalveert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delicaet als int vaderlant, sonder eenige de minste wormsteeck, maer alsoo ons twee ackers met rapen in den nieuwen thuyn wel opgecomen, maer door de scharpheyt der haerwortel (daer veel vruchten door vergaen) weder uytgegaen sijn, soo valt de portie van de rapen ende andere aerdt- ende moesvruchten noch wat sober, maer hopent 't lant met mest te verbeteren ende voor eerst ons beste doen om van alles saet te winnen. 't Begon tegen den avont uytten Zuyt Oosten hard te wayen ende vrij sware vlagen over den Taeffelbergh te vallen; hebben desen avont voor d' eerste mael oock crooten ofte roode beetwortelen redelijck dick gepluckt ende gegeten, die hier mede wel schijnen te aerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 dito.Wint Noort West met moy warm weder; hebben wat pompoenen gesayt in aerde met mest geprepareert, waervan goede vruchten metter tijt hopen te genieten. Savonts comen hier weder 8 à 9 inwoonders van Saldania voort fort bij ons met tijdinge, dat eenige schapen dicht bij de Soute revier hadden lopen, die met ons (beduydende als geslapen hadden) wilde verhandelen, ende dat hare mackers met vrouwen ende kinderen mitsgaders meenichte van beesten in corte dagen soude volgen, versoeckende echter voor de gebrachte tijdinge om wat taback daer wij wat mede vereerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29 dito.Wint ende weder ut supra, edoch 't luchtjen een weynigh betogen wesende, hebben op dato een goede zoo vis met de zegen aen strant gevangen van omtrent 1600 stux in 't getal. Ondertusschen sijn vast besigh een crael voor de te handelen beesten met een sloot van 8 voeten wijt ende 4 diep te omgraven, ende voorts onse fortificatie in wat meerder deffentie te brengen, daer d' aerde soo hard in de gracht bevinden, bijnae als formele steen, in voegen genoech te doen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben met picken ende houwelen los te crijgen, sijnde al veele schoppen ende spaden daer op gebroocken, ende worden onse cruywagentjes mede heel dun, die door mancquement van cleyne spijckers nevens ander werck belet blijven te repareren: des daervan ende andere saecken hoogh nodigh ontset van doen hebben. Soo hebben oock van die van Saldania een schaap ende 2 cleyne oliphantstanden voor weynigh taback ende dun coperdraet (omtrent in alles... stuyvers bedragende) gehandelt. Savonts doncker weder met wat regen, beginnende tegen den nacht seer hardt over den Taeffelbergh uytten Zuyt Oosten te wayen, continueerende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 ditoden geheelen dach, sulckx dat aen de fortificatie niet coste gewerckt worden, vermits op de walle met de cruywagens niet cunnen staende blijven, maer van boven neder soude wayen. Ondertusschen is den hovenier vast besigh met wat comcommers ende pompoenen te sayen in aerde met mest gemenght, waervan willen hopen ter bequamer tijt, nevens al ons ander gesayde, goede vruchten sullen becomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ultimo dito.Even onstuymigh weder ende wint als vooren, soo affgrijsselijck hardt, dat alle onse boonen, erten ende garst, seer schoon in vruchten ende ayren staende, aen stuck woeyen, soodat te vrese qualijck yts tot volcomen wasdom sullen crijgen, dat wat hoogh opwast, alsoo de Zuyt Ooste winden soo hardt doordringen datter niet voor staen can, in voegen ons beste wil van rapen ende wortelen sullen hebben, waervan den tijt ons wijser maecken sal. Heden sijn eenige Saldaniers weder vertrocken met een tabackje tot een foy op haer gewoon bedelachtigh versoeck, ons hope gevende haest met veel volckx ende vee sullen opdonderen, dat te wenschen ware, alsoo onse Hollantse victualie op 't eynde loopt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
November Ao 1652. Primo dito.Wat beter, edoch tegen den nacht wederom eeven onstuymigh weder uytten Zuyt Oosten als vooren ende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 ditonoch al even hart aenhoudende. Hebben van dage het rantsoen broot ½ pont vermindert ende in plaetse van 3½ pont maer 3 ℔ yder man gegeven, waer bij calculeren noch qualijck 4 maenden sullen cunnen strecken. Soo hebben mede elck een halff vadem taback voor haren boven ordinarissen gedanen arbeyt gegeven, ende (vermits door 't harde weder niet costen aen de fortificatie arbeyden) 't volck om coemest, omtrent 1½ mijl van hier in abondantie leggende, laten halen, om onse thuynen mede te mesten ende bequaem te maecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 dito.Smorgens fray bedaert weder met sonneschijn tot tegen den avont, doen 't wederom uytten zuyt oosten soo hard ende affgrijsselijck begond te wayen, dat wij dachten ons gansche woonhuys om vert soude gewayt hebben, onaengesien met 8 à 9 stercke joffers onderstut was, welck ons den ganschen nacht seer besorgelijck heeft gevallen tot den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 dito,als wanneer 't harde weder vrij affnam ende schoone warme sonneschijn werde, weesende veele van onse vruchten, die wat hoogh boven d' aerde stonden, als erten, boonen, garst ende taruw tot ons groot verdriet van de stercke wint onder de voet gewayt ende totaliter bedorven, mitsgaders de nieuwe corps du gaerde, die maer 12 voeten, met dack ende al 2 voeten minder als de wal ende borstweer hoogh is 2 à 3 stijlen ende balcken aen stuck ende over een sijde gewayt: dat heden weder lieten repareren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 dito.Wint als voren met warme sonneschijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 dito.Insgelijckx, wordende tegens den avont wat stilder, ende bevonden op dato weder wel 24 persoonen int sieckenhuys te coye te leggen, clagende meest alle seer van groote pijne door de leden, die hun scheenen als aen stuck geslagen te wesen, dat niet te verwonderen is, vermits den continuelen arbeydt ende outheyt der vaderlantsche cost, welcke soo sober wort, dat men de luyden voortaen nergens nae haer nootdrufft, veel min hun becomste, can geven, ende als 't eenighsints quaet weder is ('twelck hier dickwils gebeurt) isser niet een visch te vangen, daertoe onse zegen (die maer een hebben gehadt) almede door d' outheyt heel onbequaem begint te worden, ende met stoppen ende boeten genoech te doen hebben, om bij den anderen te houden: des soo Godt de Heere niet haest gelieft ontset te schicken door aenbrengingh van beesten bij dese inwoonders, off arrivement van scheepen uyt 't patria (op welcke vermits den verloop des | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijts voor eerst noch weynigh hope is), staet het geschapen, dat wij door machteloosheid van 't volck 't werck haest voor een tijt sullen moeten staecken, want erten, gort, vleys ende speck loopt heel opt lest, tot streckinge van twelcke onse goede vischvanghst somtijts al veel geholpen heeft, hadden anders al deur onse victualie geweest, alsoo tot dato noch in alles niet meer als drie koebeesten ende 4 schapen van de inwoonders hebben cunnen becomen, wiens vuyren aen d' oversijde van de bay in 't geberchte weder hebben sien branden. Willen hopen Godt de Heere sal geven, dat ons haest met overvloet van vee sullen bijcomen, waertoe den Hottento Herry goede hope schijnt te geven, seggende dat die vuyren Saldanjaman is met al sijn vee, vrou ende kinderen, op comende wege herwarts wesende, 't welck Godt geve, amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito.Insgelijcks als gister, maer betoont die mist hier doorgaens goet weder, als voor dato meermael geexperimenteert hebben. Smiddaghs over taeffel, metten Hottento Herry (die wat gebroocken Engelss spreeckt ende dagelijckx van onse taeffel spijsen om hem te meer genegen te maecken) in discours wesende ende hem wat nauw ondervragende, gelijck meermalen gedaen hebben, na de gelegentheyt van de verscheydentheyt der inwoonders deser plaetse, wiste ons door teyckenen ende halfftaelige gebroocken Engelsse woorden te beduyden ende te verstaen te geven, dat hier in de Taeffelvaley jaerlijcks driederley soorte van menschen quamen van eenderley habit ende maniere wesende, namentlijck sijluyden, welcke strantlopers ende boven 40 à 50 (soo tot noch toe cunnen vernemen) in getal niet en sijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder haer genaempt, na derselver geleerde gebroocken Engelse spraecke, Waterman, omdat van mosselen leven, die uytte clippen halen ende eenige worteltjens uyt d' aerde, sonder vee altoos te hebben. De tweede soorte waren die van Saldanha, onder haer genaemt Saldanjaman, die alle jaren met ontelbare coebeesten ende schapen hier verschenen. De derde soorte waren bij hem genaemt Visman, welcke na 't vertreck van Saldanhaman mede met koebeesten alleen, sonder schapen, hier quamen ende hun generende met de visserijen sonder vaertuygh langhs de clippen met vislijntjens, daer se seer gretigh nae sijn, tegen welcke Visman (omtrent 4 à 500 sterck) dese Watermans ende Saldanjamans, nae Herrys seggen, continuelen oorlogh hadden ende malkanderen alle affbreuck sochten te doen, daer se conden off mochten. Ende na den selven ons wijders te verstaen gaff, soude men Waterman ende Saldanhaman groote vruntschap doen, als wij Visman wilde sien door practijcq van schoon samblant tot ons te locken, om quansuys (gelijck jaerlijckx gewoon sijn) voor coper hun beesten aff te handelen ende dan met vrou ende kinderen alsoo in ons macht crijgende om te brengen ende haer vee tot ons te nemen, waertoe sigh geliet al de Water- ende Saldanjamans hun macht ende vermogen tot hulpe wel soude genegen sijn te contribueeren. Op welcke hem onse genegentheyt voor als noch niet lieten blijcken, maer antwoorden, als dat volck quam, dat alsdan souden sien wat se waren, ondertusschen hem echter met schoone samblanten soo veel dienstigh is de cap vullende ende na de mont pratende, om metter tijt meer ende meer ervaringe ende openheyt van 't een ende 't ander te mogen crijgen. Na denselven wijders te kennen gaff, souden dese Visman altijt bedectelijck ende schuylende voor Sal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
danjaman reysen, geen vuyren gelijck Saldanjaman dervende branden, off als de Saldaniers haer vuyren vernamen (welcke ontelbaer in menichte van volck sijn) sochten hun altijt te attraperen, voor wien Visman oock dapper bevreesd waren, woonende over 't geberchte beoosten de Caep na de baye de Sambras ende die wegh uyt, ende Saldanjaman om de West ende Noort van hier na de bayen van Saldanha ende St. Helena, daer 't jacht jegenwoordigh heen is om handel etc. te soecken, wesende Watermans geduyrige woonplaetse in dese Taeffelvaley ende achter de Leeuwenende Taeffelbergh. Ende meergenoemden Herry hout hem alleen bij ons met vrouwen ende kinders om de Compe soo veel in hem is als tolck te dienen, sijnde sijn volck de Watermans achter den Leeuwenbergh ende Taeffelbergh vertrocken, daer sij hun soecken te generen van de mosselen uyt de clippen ende worteltjens, diese met lange scherpe ronde ijzers ende groote moeyten uyt d' aerde sticken, van smaecke wesende als suyckerwortel ende de gelijckenisse hebbende als Japanse wortelnisi, daer se menige luyden voor aengesien hebben; maer den Japansen nisi bij ons volcomen van smaeck ende geur bekent sijnde, bevinden deselve wel de formele gelijckenisse, maer de minste geur off smaeck van dien te hebben, souden anders al getracht hebben partije voor d' E. Compe op te samelen, alsoo op Batavia, Tajouan, Toncquin ende Quinam, onder Chinesen, Toncquinders ende Quinammers, ofte Contchinchinders den nisi seer getrocken is, ende dickwil wel 50, 60 à 80 Teyl, na se goet is, 't catty placht te gelden: des wel te dencken is, alsset de rechte soorte was, wij wel geerne souden trachten d' eere te hebben van d' E. Compe sodanige proffijten aen te jagen; edoch dat tot noch niet onder vonden is, hopen door naerstigheyt na te vorssen ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
metter tijt te ervaren, waertoe den Almogenden sijn genadigen zegen wil verleenen. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14en dito.Weer ende wint als voren met mist ende noort westelijcke labber coelte, waermede 't jacht de Goede Hoope hier ter rheede retourneerden met een fraye ladinge van 2700 stux extraordinaire schoone wel gedrooghde robbenvellen, gevonden op een eylantjen in de baye van Saldanha, fray op den anderen gestapelt, apparent verleden jare bij seecker Frans scheepjen, door de meenichte niet cunnende wegh voeren, daer gelaten, 't welck aen St. Helena bij de vlooth van d' heer van der Lijn was geweest ende den schipper Symon Curver, mede aldaer present sijnde, kennisse van heeft dat sigh beroemt hadde desselffs ladinge wel een tonne gouts waerdigh te wesen. Na 't schijnt aen alle de gereedtschappen daer gevonden, souden de Francen (wiens hutjens noch eenige van walvis ribben ende robben vellen gemaeckt daer stonden) veele moeyten om gemelte vellen gedaen hebben, alsoo dese soo helder ende schoon sijn gemaeckt aen de bloote sijde, dat de minste verrottinge niet cunnen onderworpen sijn, wesende met leertouwers gereedtschappen (daer noch yts van stonde) soodanigh toebereyt ende nae 't schijnt met leertouwers messen op een boom al het vet gladt affgeschaefft ende fray met pennen uytgespannen, opgedrooght ende op den anderen gestapelt, ende ten ware door de groote harde winden van malcanderen waren gewayt ende door den regen verdorven, souden noch wel twee mael soo veel gebracht hebben, edoch sijnder na des schippers ende boeckhouders rapporten genoegh te crijgen van de robben, in ontallike meenighte op Ilha Elisabeth off 't Dassen- ende seecker ander eylandeken int incomen van de bay haer onthoudende; maer hebben daer toe cloeck volck van doen om de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
robben te dooden, alsoo heel groot sijn, ende wanneer niet wel geraeckt worden, een gauw man cloeck genoech vallen om aff te maecken; des met 't jacht wederom gecomen was, om sigh met wat meerder ende cloecker volck, nevens eenige meerder gereetschappen van kneppels etc. te versien, hoedanige bequame kneppels hier uyt 't bos (anderhalff mijl van 't fort gelegen) genoech te becomen sijn, die wij met ijsere banden aen de eynden meenen te beslaen, tot voorcominge van 't splijten, door 't slaen op de robben hare harde coppen te vreesen, gelijck mede eenige leertouwers boomen uyt dito bos te halen, ende messen tot behulp voor eerst van ijsere hoepen offte staven, soo best cunnen, te maecken, ter tijt degelijck uyt 't vaderlant cunnen ontbieden, omme, mogelijck sijnde, tegen de comste der retourvloote uyt India noch een redelijck cargasoentjen van dito vellen op voorraedt te hebben ende nae 't patria te mogen senden tot preuve, alsoo ons inbeelden om haer deuchts wille veel gelts sullen waerdigh wesen. Als geseyt, hadden sijluyden op Ilha Elisabeth offte Dassen-eylant, ende noch een ander cleyn eylanden int incomen van de bay, soo machtige meenichte van robben gevonden, dat ongeloofflijck scheen, ende soo der selver vellen (gelijck aen haer deucht, als geseyt, wel vertrouwen) een rijxdaelder off 3 gulden yder waerdigh sijn, isser apparentie om schoone proffijten te bevaren, behalven den traen, dieder metter tijt mede van te comen staet, alsmede van den handel, welcke d' opperhooffden des gemelten jachts vermeenen daer beneffens dien bij tijt ende wijle oock vallen sal, hebbende nu niet veel volckx vernomen ende maer 2 schaepen ende een hertjen 2 à 3 gehandelt nevens weynigh struysveren; maer hadden dito inwoonders met gebroocken Francen ende Engelse woorden te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verstaen gegeven, dat eenige dagen te landewaert in mosten gaen om haer mackers advertentie te doen vant 't schip, die dan affcomen souden om met haer te handelen, waervan (oock te beduyden wisten) veele met haer vee, vrouw ende kinderen na de Caep vertrocken waren, op tijdinge van daer gehadt datter volck was comen woonen, welck veel coper hadden, daer se machtigh graegh nae sijn, insonderheyt nae platen, maer 't draet achten nergens nae soo veele: des in toecomende meest van vasen off platen geel coper sullen dienen geprovideert. In dito baye de Saldanha, welcke Noort Noort West 16 mijlen van hier ende omtrent 5 mijlen 't landewaert in diep ende voor alle winden fray besloten leyt, hadden geen goet versch water ende 't lant seer dor ende schrael bevonden, bij dese Caep wegen de bequaemheyt der landerijen voor aen in geen comparatie comende; edoch hoe 't diep te landewaert in gelegen was, hadden noch niet ondernomen te ontdekken. De baye van St. Helena, omtrent.... om de....Ga naar voetnoot1) lager aff leggende, hadden oock besocht met groot pryckel, vermits de meenichte clippen, rudsenGa naar voetnoot2) ende reven langhs de cust van de baye de Saldanha tot daer gelegen, ende bevonden deselve geen formele baye, maer slechts een inham te wesen, voor verscheyde ende insonderheyt de noorweste winden geheel open, vol rudsen ende vuyle clippen, mitsgaders door de harde aenbranding met stil weder bijnae ommogelijck om met schuyten off boots te landen, waeromme die baye meer te besoecken sullen staecken, ende maer ons werck voor eerst maecken om voorsz. jacht metten eersten weder na de baye van Saldanha te senden, tot opgaderinge van quantité | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
robben vellen, tot cargasoen voor 't patria, waertoe ende andere saecken meer, tot Comps proffijt streckende, den Almogende sijnen zegen gelieve te verleenen, amen. Wat wijders bij d' opperhooffden des gemelten jachts op de reyse verright ende ervaren sij, is uyt derselver gehouden dagelixe aenteyckeninge 'tsedert hun vertreck largo nae te lesen, ten welcken eynde de selve haer hebben affgevordert ende hieronder tot nader speculatie g'insereert, luydende van woorde tot woorde als volcht: Extract uyt de dagelijxe aenteeckeninge gehouden bij schipper Symon Pietersz Turver 't sedert. sijn vertreck van hier na de baye van Saldanha etc. tot dato sijner wedercomste in dese Taeffelbay. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 21 dito.Smorgens met den dagh gingen wij 't seyl om onse reyse te vorderen nae de voorn̄ bayen, die wint oostelijck met een frisse coelte op den van den z.w. met slappe coelte. Tegen den avont quamen wij ten ancker onder het eylant Ilha Elisabeth op 16 vadem wit santgront tusschen 't vaste lant ende het voorsz. eylant, een canon-schoot van 't eylant, ende was bij Joris Spilbergen alsoo genaemt in den jare 1601, wort bij anderen oock wel het Dassen-eylant genaemt. Ick voer naar landt, aen lant comende sagen meenichte van dassen, waervan wij metter haest 20 van doot sloegen; wij sagen oock een ongelooffelijcke meenichte van robben ende swarte vogels ende peguyns; wij meenden een groot partye eyers aen boort gebracht te hebben, maer worde ons van de meeuwen beleth, die hier oock in groote meenichte mede sijn, die d' eyers op slockten, soo ras als de vogels van 't nest vlogen, een wonder om sien. Dit eylant leyt van de Taeffelbay omtrent 8 mijlen is leegh lant, is aen de west sij heel vuyl, die clippen ende rutsen leggen in zee soo ver als men sien can, misschien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verder. Men can van hier met claer weer den hoeck van die Caep ende Taeffelbay gemackelijck sien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 22 dito.Die wint van den N.N. Wen, stijfftopseyl, hol water; smorgens sondt ick de booth aen lant, om een partye eyers te soecken; quamen omtrent middagh wederom met die halve boots ladinge, vertrouwende datter wel 12000 eyers waren, daer 't volck heel blij om was van sulcken vanghst. Wij aten oock van die voorsz. dassen, die soo smaeckelijck waren, dat ick verclaer mijn leven geen beter vlees gegeten te hebben; sijn soo groot als een braetvercken van 6 weecken, ros van haer, kort van beenen; wij hadden daer een lams-boutjen bij, dat wij aen de Caep geruylt hadden: was niet halff soo smaeckelijck als de voorsz. dassen. s Avonts liep die wint westelijck tot het Zuyt Westen, toe cregen weder opperwal, snachts die wint Z.Z. Oost langhs de wal; mosten wegh, vermits het holle water. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 23 dito.Smorgens hebben wij ons ancker gelicht, gingen weder 't seyl, die wint Z.O., slappe coelte op den een, frisse coelte ende 2, quamen 2 glasen na de middagh in de voorsz. bay van Saldanha ten ancker op 5 vadem wit sant. Dese bay leyt omtrent 16 mijlen benoorden de Taeffelbay off de Caep de boa Esperance, 7 mijlen benoorden het Dassen eylant ofte IIha de Elisabet. Het is een fraye besloote bay, beschut voor alle winden, aen de N. sijde witte sant strant, aen die Z. sij steen clippen, romtom berghachtigh, niet seer hoogh. Int incomen van dese bay leyt een cleyn [eylant] met een blinde clip, aen de west sij van 't eylant. Men mach daer aen beyde sijde langhs seylen; het eylant een groot canonschoot gepasseerd sijnde, loefft men bij een hoeck om oostelijck aen. Men mach dan soo verde in seylen als men wil. Het scheynt dan offer een voert op loopt van 4 à 5 mijlen oostelijck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen, ende lijckt geen bay te wesen, maer een besloten water ofte meer: is omtrent een mijl wijt ende 2 mijlen langh. In dese bay leggen noch 3 eylandekens, die men in't incomen qualijck can cennen; als men in de bay is leggen die 2 om oost voor die mont van die revier, alsoo het een revier schijnt te wesen, het ander aen de westsij tegen 't lant aen; dese bay leyt op de hooghte van.... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 25 do.Die wint Z. stijve coelte; smorgens wast mottigh weer, wij schooten 2 schoten, gelijck wij op ons arrivement mede deden, dat die inwoonders, soo daer eenige waren, het mochte hooren ende voor den dagh comen. Op den dagh wordent claer weer, ick voer uyt visschen ende vingen omtrent 400 stuckx harder. Aen lant wesende bevond ick het heel dor lant, was bewassen met scharpe ruyghte, santgront, dat het scheen offer geen menschen conden leven, vermits die dorheyt vant lant om dese bay. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 26 dito.Wint als voren. s Morgens sagen wij een partij volck langhs strant nae ons jacht toe marceren van omtrent 20 mannen. Ick liet mijn boot mannen g'ermeert sijnde voer nae lant, met ons nemende eenige coopmansschappen van coper ende taback, daer sij heel graegh nae sijn; verhoopten its van haer te ruylen, bevonden niet bij haer als eenige struysdoppen met schilpadden, daer wij niet seer om begaen waren. Wij namen 2 van haer aen boort, mosten 2 ostagiers in plaats laten, tracterende nae behoren om meerder kennisse met haer te maecken. Wij brachten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
se weder aen lant, ons wijsende op morgen weder te comen wat anders te brengen. De tijd sal leeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 27 do.Wint als voren, smorgens quamen de voorsz. swarten weder bij ons jacht; riepen, dat wij aen lant soude comen, 't welck wij deden op hoop yts raers bij haer te vinden van gout, amber, ofte oliphantstanden, alsoo den Commandeur Jan van Riebeeck mijn geseyt hadde, dat alsulcke waren alhier bij den Portugesen wel geruyld waren. Wij bevonden weder niet bij haer als struysdoppen ende schiltpadden, daer ons weynigh aen gelegen was; wij peurden aent vissen ende vingen omtrent 300 herders voeren aen boort, resolveerden op morgen die bay op te varen, om te besightige wat daer te doen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 29 dito.Smorgens wast heel doncker mistigh weer; weer op den dagh begondt op te claren; op den middagh quam de boot wederom aen boort, verclaerde omtrent 4 mijlen op geweest te hebben tot het ende.... sonder volck gesien te hebben, maar hadden plaetsen gesien daer beestiael gestaen hadden, daer den dreck noch versch lagh; hadden oock versch water gesien; dit alles aen de suyt sij van die bay; het water is niet veel besonders, alsoo dat het een cuyl is daer het wilt compt drincken. Aen de oost ende van de bay leyt het vol sant platen, als men die twee eylandekens gepasseert is; sommige leggen met laegh [water] meest droogh; daer is oock veel vis van steenbrasem ende herder. Dese voorsz. swarten quamen weder neffens ons jacht, riepen ende tierden, waerover wij nae lant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voeren, vertrouwende dat se nu its van valleur gebrocht hadden; wij vonden echter niet bij haer als struysdoppen ende schiltpadden. Ondertusschen sagen wij 3 vuyren opgaen aen die suytsij van die bay; wij gingen in de booth ende voeren over, vonden aldaer drie mannen; ick gaff se een weynigh toeback met 2 pijpen, daer se heel blij mede waren, ons wijsende met het jacht wat hoger op te seylen, twelck ick niet geraden vont, vermits de drooghte, die ons in passant mochte hinderlijck sijn. Wij wesen dat se beesten soude brengen ende andere dingen daer sij hadden; sij wesen ons wederom sulckx op morgen te doen; wij scheyden van haer ende voeren nae boort, naemiddagh stijve coelte de wint Z. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 31 do.Smorgens quamen die voorsz. swarten weder bij ons jacht, riepen dat wij aen lant souden comen, twelck wij oock deden op hoop van eenige coopmanschappen met haer te doen; vonden wederom niet bij haer, als boven verhaelt. Sij hadden een jonck reebeesjen met haer boogen geschoten; dat ruylde ick van haer voor een weynigh coperdraet, ende voeren weder aen boort; het begon weder een storm te wayen, die wint Z. als voren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Primo November.Noch al stijve coelte, die wint Z. Wij voeren nae lant om te vissen; aen lant wesende vonden niet meer als een swart, ons wijsende dat sij stricken hadden gemaeckt, om harten ende ander wilt te vangen. Alsoo onse visvanghst weynigh was, resolveerden wij an de oversij van die bay te varen, 'twelck wij deden, om te sien off wij daer volck conden vinden, alsoo wij daer op den 29 passo bij de drie mannen hadden geweest, die ons hadden gewesen veel te bren- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen; aldaer sijnde alomme op een hogen bergh, sagen veer het lant over, conden menschen noch vee vernemen, 't scheen altemael dor lant te wesen, bewassen met scherpe wildernis; wij sagen oock van daer den Taeffelbergh met den Taeffelbay. Alsoo wij niet conde vernemen voeren weder nae boort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 2 do.Wayden weer een storm uyt den Z. al met heldere clare lucht. s Morgens waren die voorsz. swarten weder neffens 't jacht, riepen ende tierden dat wij aen lant soude comen. Hoewel dat het niet veel weer en was, liet ick evenwel die boot mannen neffens den stuyrman ende boechouder, ende sont se nae lant, op hoope sij its raers gebracht hadden; bij haer comende vonden weder niet als 2 jonge reejens, die van haer geruylt wierden voor wat coperdraet. Wij sagen roock opgaen aen de Z. sij van die bay, waardoor wij vermoeden dat het selve volck te wesen, die voorsz. drie mannen, die wij den 29 passado daer gesproocken hadden, wederom waren gecomen. Wij hadden graegh over geweest; conde niet, vermits die harde wint sij....Ga naar voetnoot1) boort verhopende morgen op beter weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 3 dito.Wayden een harde storm uyt den Z.; smorgens sont ick mijn boot aen lant neffens den stuyrman ende boeckhouder; conde met nauwer nooth aen de oversij van die bay comen, vermits het holle water ende harde wint. Over wesende, bevonden 8 à 9 mannen, bij hebbende 2 schapen, met struysdoppen ende een weynigh veeren, die wij van haar ruylden voor een weynigh taback; die schapen bleven ongeruylt, alsoo sij daer wat veel wilde voor hebben; quamen weer aen boort verwachtende morgen op beter weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voer ick nae lant aen die suytsij van die bay ende vont daer 14 à 15 mannen, bijhebbende die 2 voorsz. schapen ende oock anders niet van valleur. Ick ruylde se van haer voor 2 stuckjens plat coper met een weynigh toeback ende voeren weder nae boort; resolveerden ondertusschen die schapen op een van die eylanden te brengen, dat daer een canonschoot van daen lagh, twelck wij deden om te besoecken, off die schapen daer op wilde groeyen. Aen't eylant comende, vonden daer een groot partye robbenvellen, die gedrooght waren, ende lagen op malcanderen gestapelt, waervan de bovenste bedorven waren, alsoo sij in regen ende wint lagen; int midden scheene se noch heel goet, waer over wij resolveerden die voorsz. vellen te laden ende brengen se na die Caep aen ons fort. Int jaer 1651 den 5 May was ick aen St. Helena met generael Cornelis van der Lijn; daer leggende om te ververschen, quam daer een frans scheepjen bij ons ten ancker. Wij verstonden van haer, dat se aent Dasseneylant geweest waren ende oock in die bay van Salhanda; waren met vellen geladen; vertrouwende vastelijck dat die selve Fransman die vellen hier gelaten heeft. Wij vonden oock alhier bij de vellen een weynigh van haer gereedtschap van hoepen, 3 à 4 lege vaetjens, met een graft, daer een cruys op stont met eenige stucken van botteljes, somma het scheen al frans gedoen te sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaetse aengevaren om goet water ende branthout te soecken, hebbe het selve niet cunnen vinden; wij hebben 't sedert den 4 passo oock geen volck vernomen; wij vingen tegen den avont 4 à 500 herders ende voeren wederom nae boort; in de naenacht liep den wint Z. met regen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 8en do.Wint Z. stijff topseyl. Alsoo wij geen volck meer vernamen, resolveerden wij ons ancker te lichten ende te seylen onder een cleyn eylant, dat int incomen van de bay leyt, die suytsij naest, alwaar wij int incomen veel robben op sagen, om te besightigen off wij onse robbevanghst aldaer conde goet maecken. In de mont van do bay comende, bevonden wij hol water; die wint scherp, dat wij hetselve eylant niet conde beseylen, waerover wij resolveerden, alsoo ons de wint diende, nae zee te gaen om onse reyse te vorderen na de bay van St. Helena, alwaer wij met sonondergangh onder de west hoeck ten ancker quamen, op 17 vadem steeck gront, een groote canonschoot van 't lant. Het is sorghelijck seylen van die bay Saldanha tot hier toe; alsoo der veel blinde clippen leggen, het lant moet een mijl off twe geschoutGa naar voetnoot1) sijn; alsoo het water heel hol stont met hooge deyningen, sagen wij verscheyde branden. Omtrent 2 mijlen besuyen de hoeck van St. Helena leyt oock een groot steenriff, streckende een groot mijl in zee, soodat men bij doncker weer het lant schouwen moet; dese bayen leggen omtrent 8 mijlen van malcander. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest vuyle gront. Tegen den avont anckerde wij op 5½ vaem swart sant, soo verde in die bay als wij wilde wesen. Dese bay is vant W.N.W. tot het N.N.O. open, swaerlijck voor grote zee ende harde noordelijcke winden, alsoo wij veel harde stormen hebben affgestaen 't sedert wij hier in dese contreijen geweest sijn, vertrouwende, soo wij geen menschen vernemen, niet lange sullen leggen, ons opt alderspoedighste wederom te vervoegen nae die bay van Saldanha, om onse robbenvanghst aldaer in't werck te stellen; wij sagen alhier een walvis. Den 10en do. Wint van den S.O. met een frisse coelte. Ick sont mijn booth aen lant aen die Z. sij, neffens mijn stuyrman ende boeckhouder om te besightigen off sij geen volck conde vernemen; gaff haer daer beneffens die zegen mede om te visschen. Bij 't lant wesende, quamen datelijck wederom, rapporteerde mijn datter ommogelijck was aen lant te comen, alsoo het scheen langhsheen vol clippen te leggen, streckende een musquet schoot vant lant ende het rollen van die zee haer beletten. Ick sont se na die ander zij, bevonden aldaer niet veel, brachten evenwel omtrent 100 vissen aen boort, van een vreemt fatsoen; waren niet smaeckelijck; hey gelende (sic) waren aldus gedaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 11en do.Smorgens ontboot ick mijn officieren achter, om resolutie te trecken wat best geraden was, om noch 8 ofte 10 te leggen ofte niet, waer op wij resolveerden met den eersten te vertrecken, vermits de groote pryckel, die wij aldaer verwachtende waren vant West tot het Noort Noort Oost, van welcke winden wij niet verschut lagen, ende veele vuyle gronden. Qualijck versien van rijtuygh, alhoewel 't sedert die 8 maenden, die wij hier geweest sijn veel quaet weer hebben affgestaen, dorsten ons derhalven in sulcken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
open bay niet vertrouwen. Tegen den middagh alsoo wij het luchtjen W.N.W. quam, lichten ons ancker ende peurden aent laveren, sonder volck ofte roock vernomen te hebben, ende quamen savonts onder den N. hoeck ten ancker op 23 vadem steck gront. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 12en do.Smorgens, alsoo die wint frisse coelte noordelick was ende die cours S.S.W., hebben wij ons ancker gelicht ende gingen weder 't seyl. Het worde heel mistigh sonder gesicht; smiddaghs begont op te claren; bevonden ons recht voor die bay van Saldanjes; hadden in passant meenichte van robben vernomen in troppen bij malkanderen als tonijnen, wij meenden oock dickmaels dat het tonijnen waren, vermits die hooge sprongen, die sij in het water deden; wij sagen oock 2 walvis. Wij setten ons cours de bay in Oost aen ende settent onder het voorsz. eylandeken, dat in de mont van de bay leyt op 20 vaem steghachtige gront met sant vermenght. Wij voeren nae lant ende vonden daer een ongeloofflijcke meenichte van robben ende peguyns, hadden veel jonge, maeckten een geluyt offt schapen nde lammeren waren, conde soo veele doot slaen als wij begeerde; wij sloegender 15 à 16 doot ende voeren weder nae boort, vertrouwende dat onsen aenslagh van wegen die robben hier goet vallen sal, alsoo wij 't schip hier connen bergen uyt alle pryckel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 do.Smorgens, alsoo ons de wint noch wilde dienen, docht mijn goet te sijn om nae die Caep te seylen, om mijn rapport bij den Commandeur te brengen wat ick bevonden hadde, ende quamen omtrent middagh onder Ilha Elisabeth ende anckerde aldaer. Wij voeren nae lant om een pertij dassen te vangen, 37 stux; sochten oock een pertij eyers; ick gingh 't eylant voort ront ende bevont daer 3 à 4 tenten, daer die Francen in huys gehouden hadden; daer lagen oock 4 à 5 tonnen met as, die sij, mijns oordeels, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruycken om over de vellen te stroijen om op te droogen; daer stont oock een houte dinck, gelijck de leerbereyders gebruycken, daer sij de vellen het haer op aff arbeyden. Tegen den avont wordent heel mottigh met stilte; wij bleven leggen tot den 14 smorgens toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 14 do.Smorgens begond op te claren, de wint liep van den N.W. met tamelijcke coelte. Wij gingen onder zeyl ende quamen tegen den avont aen die Caep ten ancker onder het fort. Ick voer nae lant ende dede mijn rapport, mede brengende eenige dassen soo levendigh als doot, die heel wellecom waren, ende voeren weder nae boort. Extract uyt de dagelixe aenteyckeninge, gehouden bij den boeckhouder Fredrick Verburgh, 't sedert sijn vertreck van hier na de baye van Saldanha etc. tot dato sijner wederomcomste in dese Taeffelbay. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maendagh 21 do.Des smorgens heel vroeg (naerdat aen den E. van Riebeeck, vant ondersoeck naer 't Houtbaeytgen, beoosten dese Cabo leggende, daer door contrary wint niet costen comen, rapport gedaen hadden) sijn wij in den naem des Heeren met een fraye doordringende Z. Oostewint onder zeyl gegaen, die naerdat omtrent de 3 mijlen geseylt hadden, naer 't Noort Westen schoot, waermede nae gissinge 2 uyren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor sonsondergangh voort Dassen eylant tusschen 't vaste lant wel ende behouden (sijnde doen na gissinge 7 mijlen van voorsz. Cabo ofte Taeffelbay) op 16 vadem santgront ten ancker quamen, alwaer een groot getier ende gecrijt hoorden, als offer meenichte van schapen, calveren ende diergelijcke liepen op weyden; daer aen lant comende vernamen 't jonge robben te wesen, die bij de oude daer in ontallijcke meenichte op 't lant liepen ende [op] de clippen lagen en sliepen, sijnde seer speculatieff ende vermaeckelijck om sien, waerbij den steendas in redelijcke abondantie tusschen de steen is inhoudende, die wij echter, niet te min wat moeijelijck om crijgen, 20 soo groot als cleyn doot sloegen, waermede naer boort sijn gekeert met intentie om op morgen, soo Godt gaff het bequaem weder bleeff, alle de duyckerseyren, off soo veel wij bergen coste, op te halen, gelijck wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 do,regenachtigh weder, de wint uyt verscheyde oorden heen ende, weder schietende, edoch vrij hard wayende, echter naer lant voeren ende haelden, als voren geseyt, soo veel eyers als in de boot bergen costen, daer den dagh bijna mede heen liep, waeromme geen dassen, soo door vermoeytheyt als cortheyt des tijts, niet een doot sloegen. Ondertusschen dewijl den stuyrman met sijn bijhebhende volck doende was, ben eens alleenlijck het lant door ende om gegaen, daer eenige hutten stonden recht voor een sant baytgen, die van walvis ribben opgerecht ende met robben vellen overdeckt waren (edoch door d' outheyt schier vergaen), die ick vastelijck vertrou van Francen daergestelt sijn, alsoo der noch eenige gebroocke tinne botteljes ende commetjens, alsmede 3 à 4 vaten asch (apparent van gebrant hout) daer opgegaert lagen, ende bij de Francen, altoos in die plaetsen, daer ick geweest ben, tot linnen om schoon te broeyen ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wassen in groote cuypen gebruyckt wort, maer watter hier mede uytgerecht is ben mij de rest aengaende..., Dit dan wel affgespeculeert hebbende, ben van daer de zeecant langhs gaende, die alomme vol clippen leyt, na de schuyt gekeert, onderwegen hier en daer eenige inhammetjes off cleyne sanbaytjens vernemende, die men bij verlegen weer (verstaende de wint vant lant wayende) soude cunnen inlopen, daer het oock van de voorsz. robben heel vol was. Vernam onder allen oock een plaats, daerder 10 à 12 bij den anderen lagen en sliepen, die soo ongemeen groot, vet ende out, want se schier wit waren, scheenen te wesen, als twee van de grootste robben, die den E. van Riebeeck op 't Robben eylant wesende heeft gesien, off beter te seggen, van swaerte als een coebeest, soodat men, mijns oordeels, niet eens en behoeffde te twijffelen off men sal wanneerder maer vlijt ende goet gereetschap toe gestelt ende gedaen wort, in sulcken grooten meenichte cunnen becomen, dat nae alle apparentie uyt die vanghst 's Comps hier te doene oncosten metter tijt alleen wel rijckelijck mochte goet gemaeckt worden, waertoe wel stercke carels dienen te werck gestelt, ende seer wel te passe sullen comen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 do.Des smorgens sijn wij met een stijve Z. Oostewint van het voorsz. eylant 't seyl gegaen langhs de vaste cust naer de bay Saldanha (die 7 mijlen van do eylant leyt), daer wij omtrent 3 uyren naer den noen tot contentement op 5 vadem santgront (alsdan gepasseert hebbende een eylantge, daer omtrent een gotelingh schoot off int incomen leyt, daer mede een ontallijck meenighte van robben op saten) ten ancker quamen, sijnde 'teenemael besloten ende omtrent de 4 mijlen cun't opvaren. Dat hopen metten eersten (met de 3 eylandekens in de bay leggende) te ondersoecken, waervan dan meenen een pertinente | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
affteyckeninge te laten maecken. Wij hebben vandaegh ende gisteren de proeff van de dassen gehadt, maer verclaert se soo delicaet van smaecke, blanck ende cort van vlees sijn als het schoonste lam, dat men soude willen wenschen, wanter geen haes off conijn bij in comparatie comt. Op dato onderstonden eens, naardat wij slecht lagen, te varen (mede nemende den segen) naer lant om eens te vissen; edoch woey een harde Z. Oostewint, maer alsoo het scheen aen lant slecht water (dewijl een opperwal was) te wesen, tgeen wij ter contrarie met groot pryckel wel haest vernamen, wantter te machtige hooge deyningen van den N. Oosten de bay inschoten ende soo affgrijsselijck tegen strant met stortinge aenrolden, dat een mensch affgrijsden die 't sagh, waerom malcanderen onnosel aenkeecken, siende geen apparentie om nae 't schip, veel min aen lant te cunnen geraecken, alsoo de wint hant over hant toenam. Echter naedat langen tijt geroyt hadden, (daerdoor vermoeyt sijnde) het voor den dregh te leggen, daer mede 3 à 4 malen voor gelegen hadden, 't niet lucken wilde ende veel water over cregen, stemden generalijcken, alsoo geen ander uytcomste sagen, het door de brandingh ('t geen als voorsz. affgrijsselijck sijnde) op 't strant te setten, dat wij in Godts naem onderstonden, die door sijn groot genade ons er noch redelijck deur hielp: daer wij des nachts mosten, te meer nat sijnde, een groote.... lijden ende daer blijven; edoch wiert, omtrent 6 glasen na gissinge daer geweest hebbende, stillekens met moy weder, soodat des anderen daeghs het geberchte opgaende, dat dor ende steenachtigh was, om sien off oock volcq off vuyren vernemen coste, gelijck in de nacht mede uyt siende, niets vernomen hebbende, van daer nae boort sijn gekeert daer wij den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 dowel ende behouden, edoch noch cout ende nat sijnde, aenquamen, daer den schipper verblijt sijnde, van onse wederomcomste, alsoo wij noch den heer van Beeven speeldenGa naar voetnoot1), een brandewijntjen liet schencken om ons van binnen wat te verwermen, 't geen mijns dunckens (om sieckte voor te comen) een nodige saecke was. Op dato sont den schipper den stuyrman eens uyt vissen, die naer dat 4 treckenGa naar voetnoot2), waerinne verscheyde soort van soet smaeckende vis gevangen had, een van de voorsz. eylantjens in passant aendeet, waervan oock omtrent 60 jonge scholversGa naar voetnoot3) (daervan noch eenige daerlatende) medebracht, die ons niet te onpasse quamen: wanter weynigh voor te schaffen viel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ady 25 do.Des morgens mottigh weder met herde Z. wint. Hebben den constabel gelast 2 schoten (gelijck op ons arrivement mede gedaen had) te schieten, opdat de inwoonders, soo daer eenige waren, mochten voor den dagh ende met ons comen negotieren offte ruylen, die tot dato niet vernomen, veel min hun vuyren off roock gesien hebben, waeromme wij presumeren, sij van hier naer de Caep vertrocken sijn, te meer omdat het lant hier allomme heel dor ende onbequaem om eenige cost voor hun ofte haer vee te becomen, is. De son brack omtrent den middagh door, soodat moy weder wiert, waerom do Verburgh met den schipper naer het eylantjen (daer den stuyrman op gisteren had aengeweest) sijn gevaren, 'twelck seer steenigh ende ruygh bewassen is, soo van loff van esperges (edoch van bitteren aert) als andere ruyghte en doornen, daer op verscheyde vogels haer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nesten hadden gemaeckt, met namen reygers off cranen, eyereeters, meuwen, duyckers ende scholvers, daervan wij der 5 à 6 medenamen ende de rest jongh sijnde daer lieten. Vernamen oock eenige slangen, als mede een gemeene lantschiltpad, die met de scholvers in de schuyt lieten brengen; waermede nae boort sijn gekeert, daer wij aent schip comende een groote meenichte van herders vernamen, waerop den schipper aen lant voer om te vissen, die naerdat 4 à 5 trecken gedaen had met omtrent de 500 herders (waer onder twee cleyne tonghkens waren) aen boort quam, verhalende dat eenige steenen vol water gedaen had om sout (daer al een hant vol had uyt gehaelt) te garen, opdat van hier vertreckende, daermede herders off steenbraessems, dieder overvloedigh ende facil te becomen sijn, in te souten, omme op de reys, die langh cost duyren, voor 't volck te laten schaffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 do.Moy weder, wint als voren. Quamen, soo als achter sat en schreeff, een partij Hottentoos langhs de strant op 't schip aengaen, waeromme sonder toeven nae lant voeren, yder man met een musquet ende houwer versiende, alsoo men dese brutale menschen weynigh vertrouwen mach, noch mede nemende eenige plaetjens coperdraet ende taback om met haer, soo sij eenige waren ons aenstaende bij haer hadden, te ruylen; maer vernomen ende vertrouden vastelijck het strantlopers te wesen, want se geen beesten, schapen noch oliphantstanden hadden, oock niet van hooren wilde, wijsende, soo veel wij verstaen costen, die bij de Saldanhaers, ende de bay ofte spruyt hoger mosten opvaren, soo wij die waren begeerde te becomen. Dat wij metten eersten (Godts weder ende wint toelatende) voornemens sijn te doen, op hoop daer eenige proffijt voor onse heeren principalen mochte te halen wesen, daer wij (mijns aengaende) alle mogelijke vlijt toe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sullen contribueren als doenlijck (eer ende eedts halven schuldigh sijnde). Wij brachten echter 2 van de voorsz. Hottentoos (daer voor 2 van ons volck in de plaats moste laten) aen boort, die doen se wel gegeten, gedroncken ende getoebacqueert hadden, op ons versochten, soo se met teeckens te kennen gaven, hij ende haer medebroeders, die aen lant waren, op het eylant, dat int incomen van de bay leyt (daer se apparent voor desen van Francen, off andere wel waren opgeseth) gaerne wilde wesen, met haer monde baffende, ende in haer hant een stock hebbende, slaende daer mede, seggen wilde: sij daer hercas, te seggen robben (dieder als meer geseyt in groote abondantie sijn), wouden dooth slaen omme met het vleys haer holle buycken (daerinne loose wegen weynigh hadden) op te vullen, dat in der daet soo was, want se allen seer mager ende schrael waren. Tot het versoeck van haer aen ons costen niet toe verstaen, want se ons wijs maeckten (aen lant comende) met hun allen herten off eenigh wilt soude gaen schieten, om aen ons tegen toeback te ruylen, daerop wij se naer lant sonden, ende onse 2 man weder aen boort brachten; wat van haer wijs maecken vallen sal, sullen ondertusschen in hoop blijven ende verwachten de uytcomst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sondagh 27 do.Weder ende wint als voren. Naerdat des smorgens de christelijcke vermaninge gedaen was, quamen de voorsz. strantlopers weder naer het schip gaen, die ons weder naer lant presten, yder als vooren sijn geweer mede nemende, wantse riepen, meenende yts sonderlinghs bij haer gevonden te hebben; gelijck wij deden, want se haer vrouwen (daer onder eenige swaer waren) mede gebracht hadden, waeromme siende dat van die arme menschen (die ter contrary van ons begeerde) niet te ruylen viel als schiltpadden, struyssdoppen (daer van 't volck met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ons consent eenige ruylden) ende diergelijcke vodderijen, een treck 5 à 6 met de zegen lieten doen, daerinne verscheyde soort van soet smaeckende vis (die naem mij onbekent) nevens omtrent 200 herders vingen; waermede siende dat niet anders costen uytrechten, weder nae boort voer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 do.Des smorgens stil helder weder, waeromme voorn̄ Verburgh den schipper voorhielt, dat het heden bequaem tijt was, om met de schuyt de voorsz. bay soo hoogh op te varen als doenlijck was, om inspectie te nemen van alles dat daervoor mochte vallen, off daer oock int geberchte eenige Saldanniers gelijck de strantlopers 26 passo ons hadden aengewesen, ende dat se daer (als meer geseyt) hun onthoudende waren, ende bij ontmoetinge (dat willen hopen) met haer in alle min ende vruntschap mosten soecken te mangelen, [so] proffitabelijck voor onse heeren Meesters als doenlijck was, mitsgaders voorts te vernemen, als d' instructie aen ons Opperhooft medegegeven, int largo dicterende [en̄] belastende was. Waerop voorsz. ons schipper minnelijck antwoorden, dat sulcken te onderstaen vrij hasardeus was, ende men pryckel soude cunnen lopen van lijff en leven te verliesen: derhalven eenige onheyl ons ontmoetende (twelck Godt verhoede) een sware verantwoordinge voor hem soude vallen, soodat, om cort te gaen, seyde daer toe niet te cunnen verstaen, want ten tijde noch aen de Caep in de Taeffelbay leggende den E. van Riebeeck, waer mede over die saeck in discours ende hem de swarigheyt als voorsz. voorg'houden hebbende, wel expresselijck bevolen had, sulckx niet te laten beginnen, ende het volck soo lichtelijck niet in pryckel moste stellen. Daervan voorsz. boeckhouder het sijne gelooffde: want hij wel wiste wat d' instructie als voorsz. belastende was, ende antwoordde, seggende, soo hij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wagen dorstte ('t welck nochtans soo wij handelen ende ruylen wilde, daeromme oock daer gecomen waren, last volgende geschieden moste), wel heen wilde varen, sonder die pryckel te ontsien, 't geen d' een soo wel als d' ander uytwijsende den generalen articulbrieff gehouden was. Daerop den schipper, hem bedenckende, ten eynde resolutie nam, ende liet alles tot de reys nodigh sijnde reedt maecken, bevelende den constabel 2 steenstucken ende toebehoren, tot de schuyt uyt vaderlant mede gegeven, voor op te setten, nevens musquets, bandeliers ende houwers, opdat wij ons daer door deffensiver bij overval ofte verrassingh mochte stellen. Waerop wij in den naem des Heeren met ons sevenen (daaronder den voorsz. boeckhouder ende stuyrman gereeckent) de bay ofte spruyt sijn opgevaren, die seer moeyelijck door de meenichte van de santplaten is op te comen, echter naerdat omtrent middagh was, ten eynde quamen soo hoogh als eenigh vaertuygh can geweest hebben, daer wij onder het geberchte ons leger hielden tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 29 do.'s Morgens mistigh, alsdoen wij weder van daer voeren, want wij geen menschen (veel min vuyren off roock vernemende) off yts dat noteren waerdigh was, ende quamen des naermiddaghs, naedat op alles wel acht genomen hadden, omtrent een mijl van 't schip, daer wij langhs de wal heen hielden om sien off oock water costen vinden, dat wij ten eynde van de voorsz. bay, doen omtrent ½ mijl van 't jacht noch sijnde, vonden, daerbij een groote meenichte van beesten ende schapen gelegen hadden, alsoo der veel van do mest, noch versch sijnde, laga, waerom vertrouden niet verre van daer coste wesen, apparent op een plaets, daer wat veel voor 't vee te eeten viel, want hier alomme niet veel te crijgen was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soo dat do Verburgh, mede nemende een soldaet, het lant een moy stuck ingingh, daer een maniere van een crael vonden, die met tacken rontsom toegeleyt was, waerinne mede veel beesten geweyt ende gelegen hadden, maer waren, soo 't scheen, van die plaetse langer vertrocken als de vorige, 't geen, als meer geseyt hebben, niet vremt was, want het lant, dat bij de groene tijt heel goet ende nu te machtige dor is, soodat se sonder twijffel van hier naar de Caep verreyst sijn. Daervan onverseeckert sijnde, liet weder een schoot schieten, gelijck op gisteren met de 2 steenstuckgens oock hadden laten doen, om soo se noch dighte bij waren mochten wederom comen, gelijck gebeurde; want wij se noch tegen den avont, naerdat aen boort ende den schipper rapport gedaen hadden, vernamen, waerom verblijt sijnde naer hun toevoeren, welcke sijnde met hun drie, vette gladde ende cloecke carels waren, daerbij minnelr, oock beter costen verstaen als de strantlopers; die wij met een toebackjen onthaelden, ende onse coopmansschappen toonden, daer sij een groote treck (te weten naer 't coper) hadden, ons wijsende, alhoewel wat verde heen was, schapen ende wat sij crijgen coste wilde halen; maer wesen, dewijl se heen gingen, met het jacht hoger mosten opcomen, seggende: water, water, waermede te kennen gevende tot daer toe, waerop sij, verbleyt ende wel tevreden sijnde, van ons scheyden ende wij naer boort voeren, met intentie om op morgen met het jacht, doenlijck sijnde, hoger op te varen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
costen comen, als bij de wal met een lijn op te halen, gelijck gedaen wiert. Daer wij vernamen, dat do Hottentoos een jongh reetjen met hun pijlen geschoten hadden, dat den schipper voor een span dun coperdraet (dat sij saracqua noemen) ruylden, alsmede 3 witte puntjes om aen die van Saldanha te thoonen. Waeromme siende, datter niet anders te doen viel, noch mede nemende een hoosvat met sout, dat wij op de clippen bij malcaer geschraept hadden, naer boort seylden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Primo November.Weder ende wint als voren, edoch soo hardt niet wayende, soodat wij eens voeren ter plaetse daer geseyde Verburgh den 29 passado met den stuyrman had geweest, den schipper aenwijsende de plaetsen daer de beesten in groote meenichte gelegen hadden, meenende eenige van dien off ten minsten de meesters daervan gevonden te hebben, die tot leetwesen niet vernamen; waeromme een hoger bergh opclommen, die seer clippigh, steenigh ende met crepelbosch bewassen was, dat qualijck costen opcomen, daer van wij den Taeffelbergh ende 't Dasseneylant mackelijck sien costen, soodat geen inwoonders, veel min haer vuyren off roock, vernemende, 't geen wel gewenst hadden, van daer weder nae boort sijn gekeert, noch aent strant in passant een treck 3 à 4 doende, waerinne omtrent 60 herders als andere vis vingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 do.Weder ende wint als voren, edoch vrij harder doordringende. De strantlopers weder roepende, hebbent weder dwers aen lant geset, die weder een jongh reetjen ende een cleyn steenbockjen gevangen ende geschoten hadden, daervoor Verburgh 2 span off daer omtrent dun coperdraet gaff, als mede 2 duym breedt toeback voor een groote zeekoestant. Sagen soo als met ruylen gedaen had, aen de overcant vuyren, daer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij gaern heen gewilt hadden: want vertroude de Saldanhrs daer te wesen, 't geen al onderstonden; maer siende dat niet gaen wilde, het voor de wint naer boort setten; hadden al vooren een treck a 6 laten doen, maer niet gevangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 do.Weder seer harden wint als vooren. Sagen die van Saldanha weder vierren, die wij vreesden van daer vertrecken soude, soo wij langer (sonder bij haer comende) wachten, derhalven om uyt die vreese te sijn, onderstondent al weder van 't schip dwers aen lant te setten, de schuyt als vooren bij de wal optreckende, tot dat wij sagen de Saldanhars aen de Z. sijde costen beseylen, daer wij in Godts naem nae toe staecken, die 2 schapen bij hun hadden, als fraye puntjens, schiltpats ende struysdoppen, daervoor se wesenGa naar voetnoot1), aen de Caep omtrent een span taback gegeven wiert, wanter van ons daervoor een weynigh gepresenteert was; de puntjens, omdat se redelijck waren, ruylden een bosjen voor een span taback. Hadden de schapen mede gaerne gehadt, maer costen (dewijl se te veel hebben wilde) niet accorderen; vraeghden hun offse ossen off boebas hadden, daerop een hunner alleen (sijnde doen met haer 15 à 16 sterck) antwoordde, seggende Caep, Caep, daer uyt te verstaen was met de boebas, schaeps ende cramerij, alsoo hier voor haer ende 't vee (soo se mede wesen) niet te eeten viel, vertrocken waren, die men vastelijck vertrout daer, off daer 't groen is, soo langh sullen blijven, tot hier weder bequaem wort om hun beesten te cunnen weyden, daer hier fraye vlacktens toe sijn, ende vanGa naar voetnoot2) hier, met jacht sijnde ende met eenen winter laegh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leydenGa naar voetnoot1), wel wat meer soude cunnen uytrechten, als bij dese tijden, waer aen d' E. Compe mijns gevoelens soude gelegen wesen, door de dagelijxe ruylinge ende proffijten, die der heel gevoeghlijck ende gemacklijck soude cunnen geschieden, waerop ons bijsonder te letten staet, ende daervan ons de tijt ervaringe wertGa naar voetnoot2) geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 do.Bequaem weder, wint soo hart niet wayende als voren. Ben met den schipper weder naer de Saldanhars gevaren, daervan wij de 2 schapen voor 2 cleyne plaetjens nevens 2 seekoestanden ende 5 à 6 witte puntjens ruylden, die niet anders bij hun hadden, ons affscheyt namen, ende voeren in passant eens aent Z. lijckste eylantjen, daer wij de schapen lieten op loopen, wantter redelijck gras stont; daer een redelijck partye robbenvellen op malkanderen gestapelt lagen, edoch de bovenste door den regen bedorven, die de Francen daer apparent op voorraet gelaten hadden, op hoop (daer wij se metten eersten sullen inlaeden ende daermede aen de Hoop brengen sullen) se weder te vinden, 't geen hem misschien wel een mordiabel etc. ende boggerflamenGa naar voetnoot3) om leggenGa naar voetnoot4) sal, waermede sijn vellen quyt sijnde ende teycken van Comps possessie siende, daer en boven sal moeten van daen blijven, 't geen hem sonder twijffel spijtende, op een onnoselen bloet, daer cans over siende, sal vergelden. Op dato voer den stuyrman door last van den schipper uyt visschen, die des avonts weder aen boort quam met een vanghts van 103 steenbraessems, daer men der onder vont, die van 10 tot 18 ℔ swaer waren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nevens 1000 herders, die hij op de vlackte off santplaten, daer over 9 à 10 trecken gedaen hadden, daerinne mede verscheyde tot omtrent de 50 heyenGa naar voetnoot1), dieder in redelijcke abondantie mede sijn, daervan meergenoemde boeckhouder aen den schipper, in presentie van den stuyrman, verhaelde, dat do heyvellen den E. van Riebeeck ons opperhooft wel begeerde ende proffijt in Japan (dat ick hem selver eens aen taeffel sijnde had horen verhalen) voor d' E. Compe wist te doen, waerop den schipper antwoorde, het ander slagh van vellen waren, waermede ick most gecontenteert blijven, totdat het opperhooft daer kennis aft hebbende, hun moght belasten, denckende met de vermaninge voldaen te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 & 6 do.Bequaem weder, de wint noordelijck, waerom naert eylant ben gevaren om alle de robbevellen, die noch goet waren, aen boort te senden, 't geen met de boot in 6 toghten gedaen wiert, bestaende in 't geheel in 2733, waeronder de 600 off meer besnoyde gereeckent hebben. Ondertusschen de schuyt heen ende weder voer, liet se, gelijck selffs mede deed daer yts aen bedorven was, besnoyen, die anders daer gebleven soude hebben, want dewijl sonder twijffel die om de wol te doen sal wesen, docht mijn datter niet aen gelegen was, al liepen der wat cleyne stucken onder, alsoo se daer soo wel als op de heele vellen was, die allen seer gladt yder met 18 pennen op de vlacke aert sonder vett aengelaten te hebben uytgereckt ende gedrooght waren, die ons om naer 't patria aen onse heeren meesters te senden, heel wel te passe comen, ende ons tot naerightingh mede te dienen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende stuyrman uyt vissen, die naedat se omtrent een uyr hadden uyt geweest, met een vanghst van omtrent de 500 herders ende 2 steenbraessems aen boort quamen. Hadden oock mede om hout en water uytgesien, maer geen water ende hout, niet dat bequaem om branden, gevonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 do.Stijve Z. doordringende wint, sijn wij met het jacht onder zeyl gegaen, alsnu al 5 dagen geleden geen inwoonders hun vertoont hebben, met meeninge het achter 't eylant, dat int incomen (hier voren meer geroert) leyt, te setten; maer wierde genootsaeckt door de groote zees ende hooge deyningen het nae de bay St. Helena, daer wij noch wesen moste, voor te laten staen, daer wij 't omtrent 4 mijl van Saldanhabay sijnde, mosten setten. Sagen int heen seylen langhs de vaste cust veel clippen, die bijnae 1½ mijl in zee streckte, soodat het hier, om de waerheyt te seggen, vrij wat haserdeus valt, te meer volgens seggen van de schipper ende stuyrman, dat de cabeltouwen, waermede op een lager wal te anckeren, gelijck wij hier doen moeten, heel sleght ende onbequaem sijn om eenige force aff te staen, het om 't schip ja lijff ende leven te doen wesen; maer willen hopen, daer wij in sijn, den Eenigen al het ten besten keeren ende ons bewaren sal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 do.Weder ende wint als voren, sijn wij des avonts in de voorsz. bay St. Helena op 5 vadem santgront g'anckert (leggende alsdoen noch bijna 2 mijlen van de wal), daervan wij mede een affteyckeninge sullen laten maecken, waerinne ten naesten bij sal cunnen bespeuren, het hier vrij pryckeleus te leggen valt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
costen, doordien 't aen strant seer clippigh, soo vert men sien conde, was, ende op veel plaetsen niet aencomen costen; maer door veel soecken vonden ten eynde een plaets, daer 2 trecken deeden, daerinne, naer dat den zegen verscheyde malen aen de clippen vast raeckte, daer wel gemeent hadden 't schoonste te wesen, echter noch vingen omtrent de hondert vissen van een vremde slagh, alsmede 5 platte ende 2 haringhs, die een hanticqseGa naar voetnoot1) hooft hadden, met een scharpe speer op den rugh, sijnde de staert bijcans 't fatsoen van een hey. Waren mede eenige onder, die bescheydelijck pooten hadden, diese onder in de buyck wegh conde halen; sijn se seer vremt, gelijck aen nevenstaende affteyckeninge bespeuren cunt, daermede, alsoo aen lant off strant niet vernamen, dat noterenswaerdigh was, naer boort zijn gekeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 do.Schoon weder ende wint van den Noorden, waermede meende van hier te vertrecken, dat al onderstonden, maer mosten des avonts edoch, omtrent 2 mijlen off meer gewonnen hebbende, weder op een hoeck, om te bequamer in see te geraecken, anckeren, alsoo de wint weder naert Zuyen schoot. Op dato wiert oock bij den scheepsraedt besloten, door de pryckel, die ons hier leggende soude cunnen overcomen, waer, Comps dienst ongevordert, mitsgaders 't schip, jae lijff ende leven soude cunnen verloren werden, waeromme wij, sooveel het mogelijck ('t geen een yder te raden soude sijn), ons van hier wederom op spoedighste te begevenGa naar voetnoot2), ende weder in de Saldanhabay aen 't Dassen-eylant off andere eylanden ons werck, waerom uytgesonden sijn, te bevorderen, profitabelijxt voor onse heeren Meesters, als doenlijck is; opdat daerdoor ons opperhooft bij hen comende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
occasie hebben mach te seggen: wij iveraers, van d' E. Comps proffijten te soecken (dat al eenighsints met een Caepse gerechtigheyt gedaen hebben), als schuldige gehouden sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12 do.Moy weder met een Noort Westen wint. Sijn weder 't zeyl gegaen, ende quamen omtrent 3 uyren naer noen noch ondert eylantge, dat in 't incomen van de bay Saldanha leyt (daer wij 8 passo oock meende onder geset te hebben) ten ancker, daer wij naer toe voeren om sien, off daer mede robben soo facil te becomen waren, gelijck op 't Dassen-eylant, die wij soo mackelijck in sulcken grooten meenichte cunnen becomen als begeren; edoch mancqueerde ons aen stocken, die wij allen op de robben stucken sloegen, dat affgrijsselijck groote beesten waren, ende vrij veel speck hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13 do.Moy weder. Sijn van daer door goetvinden van den schipper weder onder seyl gegaen, ende quamen des middaghs voor 't Dassen-eylant op 10 vadem santgront ten ancker, daer wij over de veertigh dassen (naer veel lopen ende rontom tuymelens) doot sloegen, alsmede een partye eyers uit de nesten haelden, die naer boort brachten. Van de robben willen niet stellen, want se bij duysenden (gelijck meer geseyt hebben) facil genoegh te becomen sijn, te meer alsoo in plaetse dat sij van ons mosten, wij van haer op de loop peuren, 't geen al gewenste saecken sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 do.Des morgens mot ende mistigh weder. Sijn weder 't seyl gegaen naer den Taeffelbay, daer ontrent den avont, de Heer sij gedanckt, wel ende behouden ten ancker quamen, ende den E. van Riebeeck, 't opperhooft, rapport deden, van onse francen robbenprijs, alsmede van alle 't gene ons vorders voorgevallen was. Ons vrundelijck welkom heete; daer mede ick desen besluytende ben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor aengetoge opperhooffden des gemelten jaghts hadden ons oock mede gebracht 5 dode ende 5 levendige dassen, van smaecke soo schoon ende delicaet als de beste capoen in 't vaderlant can wesen, geen haes off conijn eenighsints daerbij in comparatie comende; hadden oock geruylt 3 à 4 zeekoetanden ende omtrent een hantjen vol struysveren, voor wat taback.
Heden quamen weder eenige Saldanhars int fort, tijdinge brengende dat veele van haer volck met vrou, kinderen ende al hun vee dightebij waren, versoeckende voor hunne brengende tijdinge een tabackjen, daer hun mede beschoncken ende vrundelijck tracteerden. Om te meer aen te locken, soo toonden haer oock partye plaetjens coper ende taback, daer seer graegh nae scheenen, hun niet genoech cunnende verwonderen over de groote quantité, hoope gevende binnen 2 à 3 dagen soo meenichte van koebeesten, schapen etc. hier omtrent soude vernemen, dat noch wel coper ende taback, om dezelve van hun te handelen, souden te cort comen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 do.Wint ende weder ut s. Hebben heden 1895 gedrooghde robbevellen uyt 't jacht aen lant gecregen, die desen dagh noch altemalen op de solderingh van ons woonhuys (omme verrottingh voor te comen) lieten bergen. Savonts comen noch 4 andere Saldaniers int fort, ons preadverterende van de comste der meenichte volckeren met al hun vee, ten fine voorsz., biddende om een weynigh taback voor de brengende tijdinge, dat hun geerne gaven tot meerder aenlockinge. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de tuyniers ondertusschen vast besigh- om wat wortelen in aerde met mest toegemaeckt te sayen, waervan 't goet succes metter tijt hoopen te ervaren. Savonts begond vrij hard uyt de Z. Oostelijcken kant te waayen, geduyrende tot den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sondagh 17 do.'s Morgens, doen 't weder warme sonneschijn wierde, ende de wint uytten N. Westelijcken kant cregen. Mitsgaders 5 à 6 van de voorhaelde Saldaniers vertrokken met een tabackje tot een foy op hun gewoonlijck troghelachtigh versoeck, belovende niet weder herwaerts te keeren, dan met al hun macht ende vee, daer haer minnelijck toe versochten, ende dewijl sulckx al verscheyden malen geseght hebben, schijnt vrij wat ongeloofflijck te wesen ende de saecke niet wel vast te staen, edoch willen d' Almogende ondertusschen bidden, hun herten tot ons genegen sal maecken, ende 't goet succes ons in corten te laten toecomen, alsoo 't selve voor de dagelijxe invallende siecken (omme tot reconvalisatie ende verquickinge te comen) onder 't volck ten hooghsten van noden is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19 do.Weer ende wint als voren. Sont de schipper van 't jacht sijn volck na de soutpannen om sout, daer seer sober van versien was, comende savonts elck met een goede draght uyttermaten schoon wit sout thuys, nevens raport, dat noch goede quantiteyt te becomen was, als oock dat daerontrent vernomen hadden ongeveer 40 à 50 Saldaniers, met wel een duysent soo koebeesten als schapen, die morgen wilde bij 't fort brengen om coper voor te handelen, hebbende d' onse seer minnelijck bejegent ende met deselve in alle vruntschap een tabackjen gedroncken etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 do.Wederom schoon weder sijnde met Z. Oostelijcke wint, hebben ons volck met haer 29en, daer onder 6 musquettiers, oock om sout uytgestuyrt, onder opsighte van de boeckhouders van den Helm ende Verburgh, die savonts met treffelijke drachten wederom quamen, ende rapporteerden, noch heel veel in de pannen bleeff, mitsgaders gelegentheyt was, alser volck toe gebruyckt cost worden, om jaerlijckx veele schepen mede aff te laden. Hebbende oock Saldaniers met coebeesten op comende-wege herwaerts vernomen, waervan eenige heden met 4 schoone coebeesten bij ons waren geweest, edoch soo duyr, dat niet hebben cunnen handelen, maer eenlijck wat goet tractement aengedaen, tot meerder aenlockinge. Savonts begond vrij hard uytten Z. Oosten te wayen, nemende tegen den nacht soo affgrijsselijck toe, dat meenden onse wooninge, ende al wat hoogh boven aerde stont, om vert soude wayen, geduyrende tot den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21 do,doen de harde wint wat, doch weinigh, affnam, ende sonden heden partye van ons volck om wat coemest te halen, omtrent 1½ mijl van 't fort in abondantie leggende, die tegen den middagh yder met een goede draght, nevens een Saldanies capteyn, wederom quamen, rapporterende dat meenichte koebeesten ende schapen etc., ontrent de Versse revier hadden vernomen, ende van de Saldaniers minnelijck in hun hutten onthaelt, ende met koemelck wel getracteert waren. Hebbende desen Saldanjes capteyn (daeghs te vooren in 't fort geweest) met een van ons volck voor affgesonden een delicaet schaep, tot vereeringh aen 't opperhooft, voor dat hem gister middagh met een tabackje ende wat andere spijse nobel getracteert hadden, gelijck desen middagh, nevens desselffs huysvrou ende den Ottento Herry (die wat gebroocken Engelsch spreeckt) mede deden, ende do | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrou met wat coralen om den hals ende coperdraet tot armringen, nevens een tabackje in recompens van 't schaep beschoncken, op hoope hem door onse cordiale ende goede tractementen te beter tot ons genegen ende gewent maecken soude. Deselve brachten oock haer eygen spijse, namentlijck melck in groote ledere sacken mede, die met een quastjen off cleyn swabbertjen, bijnae een spetie als van henp gemaeckt wesende, opslobberden, seer speculatyff ende vremt om aen te sien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 do.Heet sonneschijn, stil weder. Quamen eenige Saldaniers met 3 schapen voor 't fort, daerder 2 affhandelden, elck voor schaers soo veel dun coperdraet als 't schaep langh was, wegende omtrent ½ ℔ ende ⅛ ℔ taback toegift, samen monterende voor yder schaep 6 stuyvers; 't derde, een weynigh groter wesende, wilden eens soo veel voor hebben, daeromme niet costen in de prijs overeencomen, om hun in geen quade gewoonte te brengen. Ondertusschen sijn d' adsistenten van den Helm ende Verburgh, nevens noch 4 à 6 personen, met ons consent gegaen na den Saldanhasen captijn (op gister hier geweest), haer mede gevende een goede houte doos vol gecorven taback ende wat pijpen, om deselve te tracteren, nevens een stuck dick coperdraet, quansuys in plaets van een rottangh elck in de handt, om haer graegheyt nae 't selve te vernemen, sonder nochtans eenige mine van ruylinge van beesten te thoonen. Dewelcke omtrent 1½ mijl van hier, daer 't mostert saet staet, bij haer comende, van den voorsz. oversten ofte capteyn seer fatsoenlijck wierde willecom geheeten, ende allomme geleyt, om den rijckdom sijner huysen, 15 int getal wesende, nevens desselffs beesten ende schapen (wel 15 à 1600 bij den anderen hebbende) te thoonen, na 't welcke hun in sijn huys van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
matten (seer fray ende radelijck groot gemaeckt) liet comen neder sitten ende, eenige vrouwen laten melcken hebbende, met melck minnelijck ende vrundelijck onthaelden, spenderende d' onsen wederom rijckelijck taback, haer ten dien eynde (als geseyt) met schone pijpen, gekorven mede gegeven. D' onsen hadden oock een tinne commeken metgenomen om melck uyt te drincken, daer den capiteyn ofte oversten ende sijn vrouwen mede uyt begeerde, ende toegelaten wierden te drincken, dat voor een groote eere van d' onse aennamen; wesende seer graegh na de stucken coperdraet, in plaetse van een rottangh, als voorsz., in de hant hebbende, voor welcke een omtrent 5/4 ℔ wegende, een seer schoon vet calff ende voor 3 do stuckx een coebeest presenteerden, edoch gelieten d' onse haer off sulckx niet te verruylen was, maer bij 't fort comende genoech vinden souden bij 't Hollants opperhooft, die genegen was met hun in alle minne ende vruntschap te handelen, waerop den oversten belooffden morgen den Hollantsen capteyn in 't fort met beesten te comen besoecken. Desen oversten der Saldanhars werd van sijn volcq dapper ontsien ende veel werck aff gemaeckt, wetende oock seer wel sijn reputatie te houden. Waren omtrent met vrou ende kinderen samen sterck 250 sielen, suygende de kinderen aen d' euyren van de schapen, daer se de moeders van achter tusschen de schapen haer benen aenleyden, seer soet ende speculatyff om aen sien. Hebbende hare hutten ofte huysen fray in een ronde cringh besloten, daer de beesten tusschen beyden hielden, ende d' onsen te verstaen gaven op die plaetsen soo lange souden blijven tot hun beesten 't gras daer opgegeten hadden, als wanneer met deselve ende hare huysen bij 't fort soude comen, om haer beesten daer soo lange te weyen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alsser oock gras stonde; wijsende d' onse meenichte vuyren in 't lant, ende te verstaen gevende daer oock veel volckx met groote meenichte beesten herwaerts op comende wegh waren, die oock genegen soude sijn met ons te handelen. Savonts sagen uyt fort aen d' oversijde van de bay veele vuyren over ende in 't geberghte branden, dat ons den Hottento Herry te kennen gaff altemalen Saldaniers waren, met soo overvloedigh veel vee, dat wij wel haest coper sullen te cort comen, 't welck Godt geve, amen. Op dato hebben soo veele van den schipper van 't jacht vercregen, op onse meenighmael gedaene ernstige ende iterative vermaningen, ende van dage noch mael gegeven expresse last, vermits 't bequame weder, dat denselven 't incomen deser baye heeft affgediept, ende bevonden teenemael sonder pryckel te wesen, als bij d' affteeckeninge nader te sien sij, verclarende in 't comen deser baye onmogelijck te sijn eenige schepen te verseylen, als door moetwillige sloffigheyt ende loshooffdigheyt sommiger schippers ende stuyrluyden, welck vorder oordeel aen de zee-verstandige laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 do.Stil weder met fraye liefflijcke regen. Heden quamen wederom partye Saldaniers met een schaep voor 't fort, dat voor 1 plaetjen coper ende omtrent ¼ ℔ taback toegift ruylden, item een schoone stier voor de waerde van omtrent 2½ gulden aen plat coper, do draet ende taback, van den Saldanhasen capteyn, nae sijne gedane belofften daer mede hier gecomen wesende, die, neffens desselffs vrou ende 6 à 7 van sijn principalen, vrij wat tractement ende vruntschap bewesen, om te meer tot ons genegen te maecken ende met al sijn vee bij 't fort te locken, vertreckende tegens den avont met goet contentement | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder wegh; comende ondertusschen 't jachtsvolck met sout uyt de soutpan, rapporterende seer veel aengegroeyt was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sondagh 24 do.Warm sonneschijn weder met N. Westelijcke wint. Snamiddaghs gingen de boeckhouders van den Helm ende Verburgh, nevens noch 15 à 16 personen, redelijck wel g' armeert, met onse kennisse wederom na den Saldaniers capteyn, haer medegevende wat gecorven taback ende pijpen, om den selven ende sijne principalen wat tractament ende caressen aen te doen, op hoope hunluyden met al de beesten nae 't fort te troonen, mitsgaders alsdan te beter occasie van handelinge te becomen, alsoo ons tot dato noch maer 11 à 12 stux, soo koebeesten als schapen, toegebracht sijn, ende wel nodigh ware wat meerder voor de siecken versien mochte worden van de beesten, bij hun in overvloet wesende. Bij haer comende wierden van den capiteyn offte oppersten in sijn hutte als te voren seer minnelijck onthaelt ende welcom geheeten, mitsgaders met melck (dat sij bie noemen) gepresenteert te tracteren, welck d' onse, vermits hare potten seer vuyl ende onbequaem uyt te drincken waren, met goet fatsoen ende beleefftheyt (soo veel doenlijck was) excuseerden, beschenckende hem, nevens eenige van sijn principaelste edeluyden, in erkentenisse van hare cortosye, ende oock om haer als geseyt te meer met hun vee bij 't fort te locken, met wat pijpen ende taback. Edoch in discours bemerckten uyt teyckenen ende gebroocke Engelse woorden, dat niet genegen waren bij 't fort te comen, maer nae 't groot boschagie, omtrent 7 mijlen van hier leggende, ende bij gemelte boeckhouders eerst gevonden ende ontdeckt sijnde, te vertrecken. Ondertusschen toonden d' onse hem mede eenige stijlen coper, quansuys tot rottangh in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hant hebbende, daer gansch geen graegheyt meer nae thoonden, maer hun daervan soo coel hielden, alsoff noyt eenigh coper meer gesien hadden; oock gansch ongenegen om te handelen, dat ons op 't hooghste doet verwonderen, niet wetende wat van de saecke sullen dencken, alsoo noch op gisteren middagh selffs belooft had (nae dat nevens den Hottento Herry, die wij in de te drijven handelinge als tolck gebruycken, wel onthaelt was) in corte daegen met al hun vee bij 't fort soude comen ende handelen, waerom halff beducht sijn, voornoemden Herry (dewijl de Saldanhars jegenwoordigh seer toegedaen ende te voren altijt vijanden plachten te sijn) in plaetse van wel met ons te handelen, quaet stoockt, daer met alle naerstigheyt ende vlijt metter tijt noch wel hopen achter te comen, als wanneer, sulckx waer sijnde, niet vremt ware hij met vrou ende kinderen, nevens alle de Waterluyden, door een soet lijntjen op 't Robben eylant gebracht ende gelaten wierden, omme met d' inwoonders van Saldanha (goet slagh van volck schijnende) te geruster te mogen handelen ende te beter tot ons contentement te comen, van alle 't welcke den tijt ons nader leeringe geven sal. Tegen den avont begond vrij hard te wayen uytten Z. Oosten, maer duyrden niet langh, sijnde den wint | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25 do,N. West, met redelijcke coelte ende droogh weer, mitsgaders 't jachtsvolck na 't bos gegaen om kneppels ende boomen tot de robbenvanghst, daertoe ten eersten wederom soude na de bay van Saldanha vertrecken. Tegen den avont met hun hout wederom comende, wisten te seggen, de Saldaniers al besigh waren met opbreecken, om na de groote bosschagie achter de Taeffelbergh te vertrecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fray claer sonneschijnweder. Quamen wederom eenige Saldaniers met een out ende jongh schaep, dat hun affhandelden voor een eynt coperdraet, soo langh als 't schaep was, ende wat taback voor 't lammeken, ende soo wij in de handelinge waren, sagen ende spraecken sij Herry aen, die, soo wij bemerckten, haer onderwees meer coper te vorderen, maeckende dat wij qualijcq met de Saldaniers costen te recht comen, onaengesien al vrij veel voor do schaep presenteerden, die men voor desen, sonder hem, plachte voor taback alleen, soo langh als 't schaep was, te ruylen, 't coper eenlijck maer voor koebeesten te geven. Volgens getuygenisse van den stuyrman van 't jacht ende den corporael van de soldaten, voor dato hier meer geweest ende met de Saldanhars gehandelt, daer desen Herry noyt bij gesien, ende sonder hem seer facil ende minnelijck met deselve te recht gecomen waren, soodat uyt alle de actien van Herry bemercken, denselven ons grooten hinder in plaetse van dienst doet, voor de tractementen hem den tijt onses aenwesens tot nu gedaen. Waeromme sijn schelmerye ende valsheyt soo naeckt merckende, hem ons misnoegen te verstaen gaven, ende dat hij genoechsaem oorsaeck was, wij tot geen degelijcke handelinge costen comen, ende denselven sigh anders moste aenstellen, soo wij hem genegen soude blijven etc. Beproevende hem wijders, off wel met ons volck soude willen na de Saldaniers gaen, daer qualijcq, soo wij meenden uyt vrese van deselve, aen dorst, ende echter niet dervende weygeren, noch medegingh tot de plaetse, daer de Saldaniers (die met al hun hutten ende vee nae 't groot bosschagie vertrocken vonden) gelegen hadden. Edoch geloven vastelijck gemelten Herry van hun vertreck wel geweten heeft, alsoo nu met een goede couragie ende vrijmoedigheyt mede gaende, ende 1 dagh à 2 geleden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hen tot 't selve versochten, sulckx echter niet dorste bestaen. Intrim sagen d' onse eenige vuyren branden int hangen van 't geberghte, dat dachten menschen mosten wesen, waeromme 't lant wat verder opgegaen, geen menschen (vermits al te verde tegens 't geberghte was) vernamen, als wanneer gemelten Herry niet dorste (uyt vrese van de Saldaniers dootgeslagen te worden) met haer gaen, maer wederkerende ende d' onse aen de Soute-revier inwachtede, soodat uyt al desselffs doen bemercken, de Saldaniers veel meer coper (als selffs wel soude begeren) voor haer vee soeckt aen te jagen, om in haer gunst te blijven, dat ons grootelijckx beleth int handelen maeckt, ende off geen meerder quaet stoockt, is niet al buyten beduchtinge. Op dato hebben geresolveert, 't jacht de Goede Hoope wederom een tocht na de bay van Saldanha te laten doen, omme tegen d' aencomste der retourvloote wat meer robben vellen in voorraet te gaderen, tot retour voor 't patria, als breder bij resolutie heden daerover genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27 do.Wint N.W. Hebben d' opperhooffden van gemelten jacht, conform op gister genomen resolutie, sijn despesche gegeven, omme metten eersten goeden wint ten eynde voorsz. onder zeyl te gaen. Heden quamen eenige nieuwe Saldanhars met 27 schapen, daer wij 19 stux van handelden voor coperdraet ende taback, door den anderen 't stuck comende te costen tusschen de 6 ende 7 stuyvers, welcken handel heel griff gingh, soo langh alsser Herry van aft bleeff, maer soo haest hij daer bijquam, nam de handelinge een stut, sulckx dat teenemael bemercken denselven ons principalijck in den wegh is, ende daeromme metter tijt gedacht sal dienen ander middel met hem aen te wenden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige Saldanhars met schapen, daeronder de oude, die dese door Herrys instigatie sooveel instoockten, dat wij van dage tot geen bequame handelinge costen comen. Echter siende, wij ons mede wat achtelijck hielden, ruylden noch 9 stux schapen, soo goet coop als gister; willende al plat coper hebben, dat wij te verstaen gaven voor coebeesten ende 't draet voor schapen handelen wilde etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29 do.Weer ende wint als vooren N. Westelijck, waerdoor 't jacht noch belet bleeff onder zeyl te gaen. Tusschen wijlen compt den ouden Saldanhasen capteyn bij ons, belovende morgen beesten te brengen, maer off sijn woort houden sall, leert den tijt; echter deden hem goet tractement om te meer aen te locken, ende ruylden 4 schapen, cleyn ende groot, van sijn volck voor omtrent ½ ℔ coperdraet ende 1 ℔ taback; schijnen niet gaerne van haer beesten te willen scheyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 do.Warm weer ende wint als voren, sulcx dat het jacht noch niet coste van dese rheede scheyden, ende comen eenige Saldanhars (omtrent 3 mijlen van hier aen d' oversijde van de baye leggende) met een moy tropjen schapen, daerder 17 stux jongh ende out aff ruylden, voor ongeveer 7 ℔ coperdraet ende 6 ℔ taback ende eenige pijpen, samen ter monture van omtrent 6 guldens, sijnde yder schaep door den anderen 7 stuyvers, ende belooffden morgen oock coebeesten te brengen, daer hun te verstaen gaven plat coper voor geven soude, na 't welcke seer graegh sijn ende al hun roepen is. Hebbende genoech te doen gehadt haer te gewennen om de schapen voor draet te handelen, willende al plaetjens hebben, die wij voor de coebeesten achterhouden, ende gelijck sijluyden met haer coebeesten wat costelijck schijnen, soo doen wij oock met het plaet coper, bij haer (soo bemercken cunnen) in meerde estime wesende, ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijaldien wij plaetjens oock voor schapen gaven, cunnen wel sien, dat ons niet één koebeest, maer anders niet als schapen toebrengen souden: des haer wel platen thoonen, maer oock te verstaen geven, dat daer koebeesten voor begeeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
December Ao 1652. Primo do.Weer ende wint ut s. mitsgaders 't jacht daerdoor noch al g'obsteert blijvende te vertrekken na de baye van Saldanha tot opgaderinge van wat meerder quantité robbenvellen voor 't patria ende speck om traen te branden. Quamen voormiddaghs weder eenige nieuwe Saldanhars met 7 à 8 stux soo jonge als oude koebeesten, daerder 4 (namentlijck 1 oude ende 3 fraye jonghe kalven) aff ruylden voor 1½ ℔ draet ende 6 ℔ plat coper met 2 ℔ taback ende pijpen, samen bedragende ongeveer 4½ Gulden, mitsgaders 6 stux jonge ende oude schapen voor 2 ℔ dun coperdraet ende 2 ℔ taback ende pijpen, monterende yder schaep qualijcq 6 stuyvers; handelden oock 2 oliphantstanden voor ¼ ℔ taback. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 do.Z. Westelijcke wint ende fray weder, waermede 't jacht onder zeyl gingh ende de bay uyt geraeckte; comende 's middaghs wederom partye Saldanhars, daeronder weder veele nieuwen, met 6 à 7 koebeesten ende een trop fraye schapen, daerder 28 stux van handelden, namentlijck 24 cloecke schapen voor coperdraet ende taback, de waerde yder van tusschen de 6 à 8 stuyvers, nevens 2 oude ende 2 jonge koebeesten voor omtrent de waerde van 3½ Gulden aen plaetcoper, taback ende pijpen; sulckx dat nu eerst beginnen ter dege te handelen, maer hebben groot spel met de coebeesten, willende niet gaerne daeraff scheyden, sodanigh wij oock ons veynsen van 't plaet coper; souden, nae alle apparentien, anders niet één koebeest cunnen crijgen. Sagen savonts 't gansche lant vol vuyren branden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waeraen bemercken ende ons oock van den Ottento Herry te verstaen gegeven wort, datter bij duysende menschen hier om ende bij sijn, des oock al te nauwer wacht laten houden, onaengesien d' inwoonders ons, ende wij haer, niet als alle minne ende vrundelijckheyt bethoonen. Ruylden op dato oock 12 stux enden, ende 42 stux andere fraye vogels voor omtrent 1 ℔ taback in alles, die, niet cunnende opgebracht noch tam gemaeckt worden, voor 't volck lieten schaffen ende van seer goeden smaecke waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 do.Weer ende wint ut s. Begonnen smorgens al vroegh met de inwoonders te handelen, maer haer mede gebrachte coebeesten, 1 pinck ende 1 kalff met 9 jongh ende oude schapen affgeruylt hebbende, sijn weder haest vertrocken; wordende op den namiddagh vrij windrigh cout weer uytten Z. Westen, met wat regen tegen den nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 do.Cout windrigh weder uytten Z. Westen. Hebben heden maer ééne koe ende 11 schapen geruylt, comende de Saldanhars met haer wooningen langhs soo nader in groote meenichte bij ons, waeromme te meer soecken op hoede te wesen, ende vermits haer veele van ons volck, tegen onse iterative waerschouwingen ende beveelen, niet ontsien snachts op hare schiltwachten te slapen, ende groote dieverijen niet alleen onder malcanderen, maer oock selffs aen Comps goederen ende wercktuygh, mitsgaders in de thuynen, aen de jonge ende in 't zaet staende vruchten, te plegen; - soo hebben, tot voorcominge van dien ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beter onderhoudinge van goede ordre, goetgevonden een geweldiger te stellen, omme, bij voorval van saecken, de justitie met eenen oock als scherprechter te mogen bedienen, om wat meerder vreese onder 't gemeene volck te brengen, waertoe den persoon Michiel Gleve van Straelsont (een bequaem man wesende) sigh vrijwilligh heeft laten aennemen, onder een tractement van 15 Gulden smaents, nevens d'emolumenten nae d' Indische costumen daertoe staende, als bij resolutie, op dato daerover specialijck genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 do.Fray weder ende Z. Westelijcke wint wesende, quamen al vrij vroegh een goede trop Saldanhars met 9 oude ende jonge koebeesten, welcke haer, beneffens noch 22 stux schapen ende lammeren, affhandelden, voor coper ende taback, die doorgaens de coop moet maecken, ende soo wij geen taback hadden, soude qualijcq handelen te doen wesen, alsoo dickmael om een vinger lenghte taback ofte een pijp de coop van een heel coebeest nae blijven soude, daeromme oock jaerlix al met 1000 ℔ dienen versien, welcke mede heel goet wesen moet, want alsser eenige verrottinge aen is, cunnent datelijck proeven ende willen se dan niet aensien, roepende stinckende taback. Onder dese verhaelde Saldanhars waren 2 nieuwe capitains, versoeckende ons huys te mogen sien, dat haer toestonden, ende minnelijck met een dronck 3 à 4 ende een tabackjen (daer seer graegh nae sijn) tracteerden, omme te meer tot ons genegen te maecken. Ondertusschen sagen tegen den rugh, besijden den Taeffelbergh, de weyen ende 't lant al omme soo vol schapen ende koebeesten als gras op 't velt, welcke voornoemde capitains bedieden ende ons te verstaen gaven haer vee te wesen, daer se neffens haer huysen mede meenden metter woon hier dight bij ons te comen, willende haer vrouwen morgen binnenbrengen om oock onse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huysingen ende vrouwen te sien, dat wij seyden goet ende ons aengenaem te wesen, hoewel liever hadde, dat se metterwoon ons soo nae niet quamen, alsoo ontallicke sterck van volck sijn, ende wij noch soo heel vast niet leggen. Echter willen hopen geen nooth sullen hebben, ende den Almogende ons bewaren sal, mitsgaders de gemelte Saldaniers soodanigh van herten als uytterlijck seer minsaem verthoonende sijn, altoos dat, isser van ons maer een beest ontloopen, halent ons datelijck voor 1 duym lenghte taback wederom. Maer daer se een platjen coper cuypen cunnen, latent niet, soo ons van dage noch gebleecken is; alsmede wij de beesten van haer al affgehandelt hebben ende deselve ons ontlopen, geven ons 't coper wederom, tot sij 't beest selffs in onse weyde gebracht hebben, maer willen minnelijck, vrundelijck, resolut ende blijgelatigh bejegent sijn, dat licht ende sonder oncosten te doen valt. Verleden nacht is eenen Martinus de Hase van sijn schiltwacht affgegaen in de thuyn onder 't fort even over de grachten leggende, daer over de 70 stux rapen uyt gehaelt heeft, ende van de ronde op g'attrapeert ende in de hooftwacht gebracht was, mitsgaders desen morgen vroegh soo drae de poort open gingh ende sijn rantsoen gedroncken had, wijders weghgeloopen, apparent uyt vreese van verdiende straffe, die nu swaerder als voor desen beducht sijn te sullen genieten, overmits diversse malen op sulcke ende andere dieverijen meer bevonden ende telckens om sijne vroome ouders met civile straffe sonder schandael gecorrigeert is geweest. Soo is oock op dato den persoon Jan Pietersz. Soenwater, over begane dieffstal op sijn schiltwacht aen Comps coperdraet (daer de wielen van de cruywagens bij gebreck van ijsere banden voor 't splijten mede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beslagen waren), door den Raet deser fortresse gecondemneert, openbaer met roeden gegeselt te worden, als breder bij sententie daerover gevelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 do.Weer ende wint als gister. Was den voorleden nacht het timmerhuys buyten fort ende der timmerluyden kisten daer in staende, opgebroocken ende bestolen, namentlijck uytten oppertimmermans kist 1 pack laeckense cleeren, 1 corsayen witten onderbroek, 4 hemden, 4 à 5 copere ringen tot de assen van de cruywagens, eenige messen, ende 1 pr schoenen. Uyt Willem Gabrielsz kist ¼ Guinees linnen, 6 messen, 1 pr nieuwe schoenen, 1 coper potjen, ½ boeck papier, ende pennen; ende uyt de kist van Frans Hendricksz. van Vleute een beytel. Alle 'twelcke gepresumeert wort door den gemelten Martinus de Hase gedaen te wesen, die sigh tot noch toe niet vertoont, waeromme een corporael met 6 mussquettiers uytsonden, om hem op te soecken, maer costen hem niet vinden nochte oock vernemen dat bij de Saldanhars was, die hun bij duysende omtrent de soute revier met haer vee, ontelbaer in meenichte, onthouden, hebbende heden wel met 2 duysent schapen ende koebeesten tot omtrent ½ canonschoot onder ons fort wesen weyen, daerder 21 stux, namentlijck 1 koe ende 2 pincken met 18 schapen, voor coper ende taback affhandelde, willende noch al heel qualijck van koebeesten ende liever van schapen scheyden, edoch wij nemen al nae ons wat voor coper ende taback crijgen cunnen; soo hebben oock 3 schapen geruylt, elck voor een out drijff ofte braeu-ijserGa naar voetnoot1) met een eynt taback, die se in plaets van coubeytels (?) gebruycken: des wel te wenschen partye hadden, alsoo der verleden oock een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redelijck calff voor geruylt hebben, ende sijluyden seer graegh nae sijn. Heden was ons een jongh osjen uyt de wey gelopen heel uyt het gesicht, ende onder de Saldanhars beesten geraeckt, welckers capteyn, nae dat wyt al deurgeschreven hadden, ons 'tselve wederom bracht: des hem oock seer treffelijck ende royael tractement met eeten, drincken ende een tabackjen (dat hun 't aengenaemste bankett is) aendeden, om te meer genegentheyt tot ons onder haer te maecken. Op dato is de sententie, op gister gevelt over den persoon Jan Pietersz. Zoenwater, ter executie gestelt. Savonts begond seer hard uytten Z. Oosten over den Taeffelbergh te wayen, 'twelck desen nacht soo affgrijsselijck toenam, dat meenden alles onder de voet soude wayen, in voegen qualijcq ymant een oogh coste toedoen, nemende tegen den morgenstont, den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sondagh 8 dowesende, wat aff, als wanneer ons de Saldaniers weder vroegh bij quamen ende van deselve handelden, 11 jonge ende oude coebeesten, met 29 stux seer schoone schapen, voor coper ende taback als voren, daeronder eenige van de capitains, daer gister een van getracteert hadden, ende nu weder minnelijcq ende vrundelijcq onthael deden. Op dato hadden eenige Saldanhars 't gras alomme in den brant gesteecken, ende alsoo 'tselve wat dight aen onse weyden quam, versochten, ons met haer vuyr soo nae niet te willen comen, waerop datelijck met alle man den brant seer subyt gingen blussen, voor 't welcke elck met een vinger lenghte tabacq vereerden. Nae 't schijnt, soecken ons niet te beschadigen, maer alle vruntschap te bewijsen, waer se cunnen off mogen, gelijck wij in reciprocque mede doen, echter niet te min op hoede sijn, ende op alles goede wacht ende toesight laten houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemelte Saldaniers waren heden met duysende beesten ende schapen dicht bij ende omtrent ons fort weder weyen, blijvende eenlijck van de weyden (bij ons beslagen) aff, schijnen ons veel toe te vertrouwen; cregen van dage oock 2 schoone patrijsen voor een vinger lenghte taback van haer, die haer wesen dat ons meer wilden toebrengen, als sijnde een delicaet eeten. Tegen den nacht begond weder even stijff te wayen, wordende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 dosmorgens, fray bequaem weder, als wanneer de Saldaniers al heel vroegh ons met vee bij quamen, daer der 6 koebeesten ende 36 schapen heel goetcoop aff handelden, een coebeest omtrent tegen 35 à 36 stuyvers ende de schapen seer cloeck wesende, yder niet boven 6 stuyvers yder. Soo was Martinus de Hase desen morgen door de schiltwacht op de cant van de reviere gesien ende binnen gebracht, met des timmermans cleren aen sijn lijff, die eergister nacht uyt het timmerhuys neffens meer ander goet gestolen had, dat altemalen uyt een bosjen gehaelt wierd, daer hij 't verborgen had. Snamiddaghs hem examinerende bekende vrijwilligh, dat tusschen den 5en ende 6 passo snachts van sijn schiltwacht gegaen wesende, in den thuyn uyt gepluckt had goet deel rapen, welcke achter onder tegen 't lant poortjen had gesmeten, daer se oock gevonden sijn; item dat door vrese van straffe, vermits op sijn dieverijen g'attrapeert wiert, weghgelopen, maer dichte bij in de bosjens sigh onthouden had; oock dat eergister nacht door een open venster int timmerhuys geclommen, de kisten opengesmeten ende 't vooraengetogen goet daeruyt gehaelt hadde, met meeninge om daer eenige eetbare waren voor van de Saldanhars te ruylen, maer deselve de copere ringen van de cruywagens verthoonden, hadden se, hem alleen siende, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
affgenomen met noch 4 messen, die de luyden, ende d' E. Compe haer coper, comen te missen. Seggende wijders, dat de gemelte dieverijen niet hadde gepleeght uyt een dieffachtigh gemoet, maer om occasie te geven, dat door de justitie mochte ter doot gebracht worden, versoeckende de cogel door 't hooft in plaetse van de galgh. Bekende oock opentlijck uyt, dat voor dato meermalen de rapen, wortelen, ende andere vruchten uytten thuyn had genomen, alsmede de eijeren uyt de hoenders hare nesten, die vermist waren geweest; biddende om geen andere genade als de cogel door 't hooft te mogen genieten. Schijnt heel desperaet te wesen, waeromme oock goetgevonden hebben sijn saecken in surcheance ende hem gedetineert te houden, tot de comste van de retourvloote uyt India, omme hem dan over te leveren in handen van den Commandeur derselver, apparent een raedt van India sullende wesen, als breder bij resolutie op dato daer over genomen. Hebben heden oock de rest van 't mostertsaet, besijden den Taeffelbergh bij de soete revier staende, laten ophalen, omtrent 1 ton vol, sijnde de rest meest al door de Saldanhars ende haer beesten bedorven ende onder de voeten getreden: souden anders wel 6 à 7 smaltonnen gewonnen hebben, ende 't geene nu op gegadert hebben, sullen dicht bij de wercken sayen, om de bladen oock tot ververssinge voor de schepen te emplojeren. Soo hebben oock d' eerste mael al beginnen melck van de beesten ende schapen te eeten, daer de siecken mede al vrij van gespijst sijn, ende noch dagelix meer sullen genieten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mende yder koebeest door malcander te staen omtrent op stijff 26 stuyvers ende een schaep op 5½ stuyver. Snamiddaghs begond wat te wayen uytten Zuyt Westen. De cadjadigh (?), over 6 à 7 dagen gesayt in een gemesten acker, begint heel fray voor den dagh te comen, item de cool ende wortelen vrij te groeyen, als mede erten sonder schellen voor de vierde mael gesayt ende redelijcke partye saet van gewonnen; soo beginnen oock al saet te winnen van croppen ende een weyninghjen kervel, hoewel luttel van voor den dagh gecomen was. 't Heeft desen nacht vrij wat gewayt ende geregent, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 11 do,noch al continueerden ende heel wel op onse thuynen te passe quam; wesende 2 schapen desen nacht door den harden regen gestorven, met een jongh calffjen. 't Ware goet, dat het vee bij nacht, altoos de schapen ende jonge calven, costen onder dack brengen; waertoe ons sparren, juffers ende plancken mancqueren. Soo sijn oock op dato weynigh Saldanhars (vermits 't natte weder) bij ons geweest, in voegen maer 5 stux schapen hebben geruylt, tegen ongeveer 4½ stuyver yder, leggende met groote meenichte om ende bij de Soute ende Verse reviere, waeromme op dato begonnen hebben, om niet onversiens overvallen te worden, de soldaten van 't werck aff te nemen ende pleyn op hare wachten nacht ende dagh te laten passen, mitsgaders de matrosen onder 't beschut van dien in 't werck te houden, ende snachts wacht vrij te laten, alsoo met alle man bij daegh arbeydende, 's nachts te seer vermoeyt sijn om hunne wachten nae behoren waer te nemen, daer in dese gelegentheyt wel nau opgepast dient. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gagiewinners, waeronder eenige siecken doorgaens in de coy leggen ende veele luye daghdieven sijn, van dewelcke weynigh werck te crijgen is, ende beter uytten dienst waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12 do.Goet weer met westelijcke lucht. Hebben een gemesten acker vol roomse boonen gesayt, ende op dato niet meer als 2 koeyen, 5 schapen ende een oliphantstant geruylt, hoewel de Saldanhars met duysende bij de Soute reviere leggen, maer gissen dat, om 't natte weder van gister (desen morgen eerst begonnen op te houden), noch sijn achter gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geraeckten; echter costen tot geen degelijcke handelinge comen, brengende soo nu en dan een mager sleght beest ende schaep off 2 aen de marckt, in vougen niet meer als 20 schapen, 2 koeyen ende 5 calven ruylden, willende seer qualijck meer van vee scheyden; staende derhalven seer verdrietigh soo schoone troppen beesten te sien, ende niet sonders van te cunnen handelen. Ende alhoewel wij haer, om aen te locken ende graegh te maecken, noch wel ⅓ meer coper voor yder beest presenteerden als te voren gehandelt hebben, ende bovendien alle vrundelijcke tractementen van de werelt aendeden, costen hun echter niet bewegen. Off nu reede al overcropt sijn van coper, vermits misschien geen consumptie onder haer is, dan off uyt wangunst off quade opstookinge nalaten, cunnen niet wel raden; 't ware te wenschen dat men 't coste weten, want jammer soude sijn, dese troppen te moeten sien vertrecken, sonder meer te cunnen handelen. Edoch, als 't geoorlofft was geweest, hadden cans genoegh gehadt desen dagh haer 10000 stux offhandigh te maecken, 'twelck na desen (ordre daertoe crijgende) altijt ende noch beter te passe comen can, omdat ons meer ende meer vertrouwen sullen, ende als mender dan soo eens in was, soude men door aenteelinge genoegh in blijven, ende dan oock niet te vresen hebben dat d' Engelssen, hier aencomende, dien veehandel met d' inwoonders bederven souden. Haer volck geefter ons dagelix oorsaeck genoegh toe, met stelen ende weghdragen van d' onsen haer goet, veel onderworpen sijnde, ende dierhalven tot revengie reden genoech hebbende, om ons op haer ofte derselver beesten te guaranderen, ende als men met geen vrundelijcke handelinge het vee van haer coste crijgen, wat behoeffde men dan hare stelen ende weghdragen te lijden, sonder revengie te nemen, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maer eens van noden was, ende met 150 man thien à twaelff duysent beesten te becomen soude wesen, sonder pryckel van een persoon te verliesen, maer wel veele wilden sonder slagh off stoot gevangen te crijgen, om voor slaven nae India te senden, alsoo doch altijt sonder geweer bij ons comen. Edoch hier op wat meerder beraedt ende wijser consideratien als d' onsen alleen; nu per occasie dus maer ter loops te passe comende, ende na desen door beter ervaringe nader te overdencken ende te delibereren, mitsgaders hoger last over te verwachten vallende. Tegen den nacht begond seer hard uytten Z. Oosten te wayen, met sulcke harde rockwinden, dat alles scheen van den anderen te scheuren, nemende tegen den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 do,een uyr off 3 op den dagh, wederom wat aff, ende quamen de Saldanhars weder met haer beesten dight bij 't fort, in groote meenichte weyden; maer cregen echter niet meer als 15 coyen ende calven, met 31 stux schapen, onaengesien meer coper ende taback als te voren gaven, ende yder beest door den anderen al omtrent 6 scellinge, ende 1 schaep op 7 stuyvers compt te staen, die al voor 5 à 5½ ende de beesten tot 26 à 28 ende 30 stuyvers plachten te hebben; sulcx dat ons doet presumeren, sijluyden met coper overcropt sijn, ofte ten minsten weynigh consumptie daerinne hebben; edoch hoe het sij off niet, sal ons den tijt nader moeten openbaren. 't Is altoos sulcx, hoe wij meerder bieden, hoe sijluyden noch al meerder soecken te hebben, treckende tegen den avont met haer vee weder na de Soute revier, als wanneer de wint uytten Z. Oosten wederom seer hard over Taeffelbergh begond op te steecken; edoch tegen den dagh, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder, ende quamen de Hottentoos van Saldanha met haer vee al weder bij onse weyden, maer costen niet meer als 4 koeijen, 1 kalff ende 11 schapen van haer ruylen, willende alle dagen meer ende meer coper voor deselve hebben, sulcx dat bemercken, hoe wij meerder geven ende presenteeren, hoe dat sij meerder willen hebben: des ons desen dach oock weynigh stijft hielden. Edoch soo 't niet beteren wil, sullen noch meer de hant lichten, om vooreerst wat diep in 't vee te geraecken, ten eynde metter tijt bij d' aentelinge van selffs bestaen mogen, hebbende op dato noch maer 88 stux coebeesten ende 269 stux schapen, jongh ende out, in de weyde, boven de geene welcke van dagh tot dagh voor 't volck geslagen sijn. Heden had een Saldanhar ons een platjen coper ontstolen, 'twelcke een van de soldaten siende, hem, eer wij 't sagen, bij der hant greep, waerdoor een heele ontroeringe rees, ende al de Saldanhars de vlucht namen; maer door Herry, haer weder roepende, gaven hun oversten te verstaen, daeromme niet gestoort waren, als wel wetende sulx niet met sijn wille was, in voegen weder tot handelinge geraeckten. Maer scheen evenwel al een schrick onder haer te blijven, vermits al haer vee ten eersten wegh dreven, ende weynigh daernae 3 coebeesten dight bij d' onsen vonden, door een Hottento gedreven wesende, welcke wij meenden van d' onse achter om gehaelt had, ende daeromme 3 à 4 man daer nae toe sendende, ende deselve hun onderscheppende, dight bij hare groote troppen vee ende volck, liepen deselve altemalen 't bos in ende den bergh op, latende d' onse haer vee ten besten, totter tijt d' onsen haer riepen ende hun meeninge te verstaen gaven, van dat waren comen sien off de gemelte drie oock van d' onsen waren, ende sulckx merckende neen, haer beesten niet be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geerden, maer vrundelijck versochten ons tegen coper wilden verhandelen, waerop datelijck een nieuwe vruntschap ontstont, ende savonts eenige weder met schapen bij 't fort quamen. Maer hadden onse 4 man (sonder ander als sijtgeweer) gewilt, costen wel een trop van 40 à 50 beesten sonder hinder aen 't fort gedreven hebben, alsoo, gelijck geseyt, al de Saldanhars weghliepen, ende onse 4 maets al dat vee ten besten lieten, waeruyt emmers een vreesachtigh aert te bespeuren is, ende wij dienthalven seecker capitain off capitael persoon, savonts bij ons comende (edoch met vreese), onse goede intentie met haer te verstaen gaven, ende dat de minste genegentbeyt hadden om haer eenige schade, maer alle vruntschap te doen van de werelt, ende met haer in minne broederlijck te handelen, mitsgaders soo veel coper ende taback voor hun beesten te geven, als met malcanderen billicq bedingen coste, versoeckende maer dat ons wat veel gelieffden toe te brengen, ten welcken tonende partye coper, 't welck te verstaen gaven voor haer hadden mede gebracht, ende met de schepen noch meer comen souden, omme tegen beesten ende schapen te ruylen. Oock, dat wij geen luyden waren, die ymant ytwes met gewelt sochten aff te nemen, maer integendeel genegen hun alles te beschicken dat van ons begeerden voor 't gene dat wij hebben ende ons dienstigh wesen mochte, doende denselven met eenen goet ende vrundelijck tractement met eeten, drincken ende een tabackjen, nevens een lachent praetjen etc., soodat savonts doncker wordende, heel gecontenteert vertrocken, met belofften om morgen weder met beesten te comen. Snachts hadden een cleyn plasregentjen, ende was den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bel, als wanneer de Saldanhars met hun beesten wederom in 't gesicht vant fort quamen weyden, maer bleven wel een halff mijl daervan aff, sonder meer als 1 coebeest ende 4 schapen aen de marckt te brengen, daerder 3 (namentlijck schapen) van wederom dreven, onaengesien al meer coper gaven ende boden als te voren, soodat langhs soo meer geloven sijluyden met coper overcropt worden, ende daerinne geen ander consumptie hebben als tot eygen ciraet, 'twelcke soo sijnde, staet geschapen weynigh meer vee sullen cunnen becomen, tensij ander middel werde aengewent, dat noch wat te vroegh is. Den Hottento Herry (die als meer geseyt tot tolck gebruycken) wiste ons te beduyden, gelijck voor dato oock gedaen heeft, dat wanneer dese Saldanhars vertrocken waren, een ander volck (Visman genaempt) comen soude, met coebeesten alleen, sonder schapen, ende soo wij hem ende de Saldanhars wilden vruntschap doen, mosten die om den hals brengen, ende haer vee tot ons te nemen, dat genoegh te doen was, mits, nae sijn seggen, onsterck van volck waren. Waerop tot antwoort gaven, alle die met ons wilden handelen wij voor vrunden aennamen, sonder onderscheyt van Visman, Waterman, off Saldanhaman. Wij waren gecomen met coper ende taback om voor beesten te geven, maer niet om ymant te beschadigen off eenigh quaet te doen, gelijck wij noch hem, Saldanhaman, Waterman nochte Visman, eenigh leet sochten te doen, maer met d' een soo wel als d' ander in vruntschap te leven, 'twelck hem wel scheen te behagen, soo veel hem ende de Saldanhars aengingh, maer niet dat men Visman niet soude willen ruyneren, dat noch te vroegh is, ende vooreerst dient ondersocht wat proffijt uyt deselve voor d' Compe te halen wesen sal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op dato is een schoonen os seer schielijck ende oock een lam van selffs gestorven. Savonts begond seer hard te wayen uytten Z. Oosten, dat den ganschen nacht ende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 donoch al continueerden; comende de Saldanhars met eenige schapen, 1 coebeest, ende 1 calff aen de marckt, maer costen van 4 qualijck een ruylen, niet jegenstaende al meer ende meer daervoor gaven, drijvende telckens, alsser een gehandelt hadden, de rest al weder wegh. Wat sulcx beduyt, cunnen niet wel raden, ende alhoewel desen middagh, gelijck oock voor dato dickwils gedaen hebben, haer oversten vrij met eeten drincken ende alle minnelijck tracteerden, soo costen deselve echter niet bewegen meer vee te brengen. 't Is een wonder volck, als men meent haer gewonnen ende op sijn voortgangh te hebben, sonden sij, soo bot op drijvende, haer vee wegh, alsoff ergens voor verschrickt waren, hoewel hun met al ons vermoghen in alles soecken te voldoen: soodat op dato niet meer bequamen als 1 coebeest, 1 kalff ende 11 schapen, voor meer coper en taback, noch oyt gegeven hadden. Snachts bleeft even hard uytten Z. Oosten wayen, ende hebben van dage wat cadjangh, cors, cool, waterlimoenen, meloenen ende Indise boontjens in d' aerde gebracht, als mede eenige limoen ende appelcorns, gelijck voor dato meer gedaen, ende noch niets van voor den dagh gecomen is. Savonts omtrent tusschen 9 à 10 uyren sagen int O.Z.O., suytwaers van 't hooft van den Reus, omtrent 80 graden boven den horisont, een vremde ster met een staert, streckende de staert noortwaerts, recht op de knien van den Reus, ende 't hooft meest Zuyen omtrent 10 graden van aff. Heden is den persoon Jan Pietersz. Soenwater (over begane dieffstal gejustificeert) van ons affgelopen, ap- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parent uyt vreese van straffe over andermael gepleeghde dieverije: op gister 't smeer van een beest, dat voor 't volck geslaegen was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 do.Smorgens woeyt noch al even stijff van den Z. Oosten, maer wiert tegen den middagh heel stil ende heet; comende de Saldanhars wederom met duysende beesten bij ende omtrent 't fort weyden, jae bij nae (de) poort inloopen, daer se, als oock uyt de thuynen, qualijck houden cunnen. Echter waren niet graegh om te handelen, soodat niet meer nae coper omsien, waeromme langhs soo meer susteneren daervan al overcropt sijn, 'twelcke soo wesende den veehandel niet veel beschieten sal. Oock weet ons Herry te seggen, dat voortaen niet meer als somtijts een koebeest ende schaep off 2 sullen becomen, vermits deselve all veel coper van ons gecregen hebben, daer se mede besigh sijn armringen ende kettinghs van te maecken tot haer cieraet, ende alsser dan geen ander handel meer van te verwachten stont, wat wasser veel aengelegen off men hun eens een duysent beesten 6 off acht affhandigh maeckten; daer ware cans genoegh toe, alsoo niet vernemen heel sterck van volck, maer wel dapper vreesachtigh sijn, comende dickwils maer 2 à 3 man met duysent beesten aendrijven, onder ons canon, die heel wel de pas aff te snijden waren, ende dewijle bemercken deselve alles goets van ons vertrouwen, ende soo onbevreest met haer vee bij ende onder 't fort comen weyden, voeden wij haer noch al meer ende meer met vrundelijcke gelaten ende tractementen, omme deselve noch al onbeschroomder te maecken, soo ten aensien off misschien noch yts goets met deselve in tijt ende wijle te doen mochte wesen (met handel off andersints) tot proffijt van d' E. Compe, als oock omme door derselver goet vertrouwen, schier off morgen ordre crijgende, te be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quamer gelegentheyt te hebben, haer vee facil ende lichtelijck sonder slagh off stoot hun affhandigh te maecken, ende voor d' E. Compe nae ons te nemen: want 't staet te verdrietigh soo machtige veel vee te sien ende soo nodigh tot ververssinge voor Comps schepen te hebben, dat men daer niet degelijx voor coopmanschappen ende vrundelijcke tractementen van becomen can. Tegen den avont begond wederom hard uytten Z. Oosten te wayen, als wanneer de Saldanhars hun vee weder na de Soute ende Versse revier, besijden den Taeffelbergh (omtrent een mijltjen van hier), wegh dreven. Sagen de ster met de staert op deselve plaets van gister wederom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19 do.Smorgens fray stil bequaem warm weder tot tegen den middagh, doen begondt wat te wayen uytten Z. Westen met een coude damp, ende cregen van dage maer 8 schapen van d' inwoonders, slappende den handel langhs soo meer, ende haer graegheyt nae meer coper, soo 't schijnt, 't eenemael overgaende. Op dato wederom wat cadjangh gesayt in een gemesten acker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 do.Smorgens stil regenachtigh weder, is Jan Soenwater wederom in 't fort gecomen ende sijn verdiende straffe toegevoeght. Heden vernamen de cadjangh op den 17en passo gesayt fray voor den dach comen, insgelijx de waterlemoenen. Snamiddaghs droogh weder wordende, waren de Saldanhars al weder met redelijcke partye vee bij ende omtrent ons fort comen weyden, maer brachten niet meer als vier schapen aen de marckt, die meest om den taback aen ons verhandelden, vragende gansch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weynigh meer nae coper, alsoo een onder haer geen coper, maer taback alleen voor sijn schaep hebben wilde: sulcx claer bemercken, geen off altoos gaer weynigh consumptie offte vertier in coper onder haer is, ende in gevalle geen taback hadden, souden qualijck een schaep off coebeest voor coper alleen meer becomen: derhalven noch een goede saecke is, deselve soo begerigh nae taback (onder haer vrij consumabel vallende) sijn, waeromme oock wel te wenschen daervan wat meer hadden, vermits voortaen daer best mede sullen terecht comen, want van dage een schoon cloeck melckschaep voor soo langh taback als 'tselve was, ruylde, sijnde niet boven ¼ ℔ in gewichte, ende omtrent 11 duyts, tegen 26 Gulden 't C, maer waerdigh, dat emmers goetcoop valt: quammer maer wat veel, 't soude de Compe beter coop als coper vallen. Tegen den nacht begond al weder uytten Z. Oosten te wayen, dat altijt een drooge wint is, maer de Westelijcke wint is hier ordinaris met regen vermenght. Sagen de ster met de staert jegenwoordigh int N. Oosten, noortwaers van de gordel van den Reus, omtrent 60 graden boven den horisont. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21 do.Schoon helder sonneschijn, warm weder, 't luchtjen aen dees sijde N. West ende aen d' oversijde stijff Z. Oost wayende, dat hier veel gebeurt met droogh weer. Wonnen van dage al goet deel cropslaesaet, item boonen ende erten sonder schellen; soo hebben oock al beginnen taruw ende garst aff te snijen, die hier, nietjegenstaende de harde winden, seer schoon voortgecomen is, van partye tot preuve in den beginne gesayt; ende in gevalle 't lant wat eerder hadden cunnen mesten, souden al meerder ende beter vruchten van 't een ende 't ander gehadt hebben, dat na desen oock te passe comen can, sijnde dit ons eerste proeffjaer, ende oock al verwonderens waerdigh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vruchten op een wilt ende elft (?) omgespit ende ongemest lant soo voort gecomen sijn, ende dierhalven oock goede hope gevende van groote vruchtbaerheyt, door de mestinge te verbeeteren, waertoe ons de beesten mede dapper te passe comen, ende daeromme oock te wenschen, dat ons wat overvloedigh van d' inwoonders wierde toegebracht, omme oock melckbeesten aen te mogen houden, boven de geene tot ververssinge voor de schepen, wel nodigh vereysschende. Maer schijnen de Saldanhars haer graegheyt nae coper heel over te gaen, soo dagelix meer ende meer bemercken, want heden noch een van de oversten t' onsen huyse goet tractement aengedaen, ende vrij wat coper vertoont, mitsgaders voor de beesten meerder gepresenteert hebbende te geven als voor desen, scheen weynigh hope te geven van meerder beesten aen de marckt te brengen, vragende, gelijck dagelix veele doen, al na de schepen, wanneer die comen sullen, ende insonderheyt nae d' Engelssen, waeruyt halff dencken onsen aengenomen tolck, den Hottento Herry, haer na de Engelse ophout, uyt meerder genegentheyt tot deselve als ons, vermits voor dato met haer schepen oock tot Bantam is geweest, ende uyt alle desselffs actien wel cunnen bemercken, veel van hun hout, weshalven oock sorgen al wat spel met d' Engelsen (hier comende te ververschen) sullen hebben; edoch de middelen tot voorcominge van dien hopen den tijt ende gelegentheyt van saecken ons oock aenwijsen sullen. Echter wenschten wel, dat prompte ordre hadden, off men haer den handel met d' inwoonders sal beletten off niet, die na desen gaerne hopen te verwachten, pro memorie. Bequamen heden niet meer als drie schapen. Savonts sagen de star met de staert wederom in 't Noort Oosten als gister avont van ons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weste wint. Ruylden 5 schapen van de Saldanhars, ende sagen de meloenen, op den 17en passo gesayt, oock al voor den dagh comen; schijnt de mest veel goets doet, alsoo vóór dato in 't ongemeste lant altijt vergingen. Snachts is van sieckte overleden een matroos, genaemt Switsert Teunisz Pijl, ende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 do,fray stil weder met betogen lucht ende Westelijcke wint wesende, ter aerden bestelt. Hebbende niet een Saldanhar met off sonder vee desen dagh omtrent 't fort vernomen,; maer ons volck in de Soute reviere uyt visschen sijnde, hadden deselve met duysende beesten ende schapen, hier van haer plaetse aff 't lantwaert in (zien) vertrecken; edoch geeft ons Herry hope haest wederom sullen comen, tegen dat het gras tot een etgroen sal uytgelopen wesen, 'twelck nu hier alomme ten dien eynde verbrant hebben. Ondertusschen blijven vast noch maer met 89 stux coebeesten ende 284 stux schapen, jongh ende out, tegenwoordigh versien, daer voor 't volck hier aen lant alle dagen van schaffen moeten, vermits de Hollantse victualie op, ende gansch geen vis in langen tijt, noch oock nu, te vangen is, 't welck 't versch vleys voor de schepen wat sober maecken sal, soo nae desen geen beesten meer comen te handelen, daer cleyne cans toe sien, vermits de Saldanhars, soo 't schijnt, reede met coper overcropt ende vervult sijn; echter willen in goede hoope blijven, tot het den Almogende beter sall gelieven te versien. Tegen den nacht begondt vrij hard te wayen uytten Z. Oosten, dat den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
degen te vernemen, hoet met deselve gelegen was, off vertrocken waren off niet, ende oock met eene aff te speculeren, hoe sterck deselve wel van volck mochten sijn; item oock omme te onderstaen, off liever daer als hier bij 't fort met ons souden willen handelen, gevende hun een goede houte doos met gekorven taback ende pijpen met eenen mede, om de inwoonders mede te tracteren; comende tegen den middagh wederom met eenige Saldanhars, bij haer hebbende 1 koebeest ende 5 schapen, die voor coper ende taback hun affhandelden. Ende rapporteerden d' onse, dat al veele Saldanhars met haer vee vertrocken waren, hebbende niet meer als 2 leegerplaetsen vernomen, bestaende d' eene in 7 ende d' ander in 8 huysjens, met vrou ende kinderen te samen boven 70 à 80 sielen (daeronder omtrent 40 weerbare mannen) niet sterck wesende, ende omtrent 7 à 800 coeyen ende 1½ duysent schapen bij haer hebbende, mitsgaders, d' onsen eerst vernemende, seer verschrickt, haer vee (dat op een coppel bij hun huysjen hadden) den bergh op drijvende, des haer d' onsen toeriepen, dat coper ende taback hadden ende te verstaen gaven geen quaet doen, maer alle vruntschap ter werelt bewijsen wilden. Sulcx noch bij quamen, als wanneer d' onsen haer elck een tabackjen latende stoppen, hadden beweeght met dat eene beest ende 5 schapen mede nae 't fort te comen, 'twelck, als verseyt, hun affruylden; soo souden deselve oock meerder g'inclineert hebben geschenen, om daer in 't bos bij haer huysen met ons te handelen, als hier voor 't fort. De redenen waerom cunnen niet wel raden, vermits doch meenighmael gewaeght hebben met all haer vee dicht onder 't fort te comen, ende alsdoen genoechsaem gesien, dat wij der niet anders nae taelden als om voor coper ende taback hun aff te handelen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten ware door Herry naderhant vervaert gemaeckt waren. 't Blijckt altoos, dat seer bevreest voor ons sijn, jae meer als voor dato, ende dit mercken wij van Herry, dat hij d' Engelssen meer schijnt toegedaen te wesen als ons, doordien der veeltijts de mont vol van heeft, ende daeromme de Saldanhars wel mochten geraden hebben, haer vee tot derselver comste op te houden, alsoo ons al redelijck pertinent te beduyden weet, tegen wat tijt hij gissingh maeckt d' Engelsse uyt India hier comen sullen. Soo vragen oock de Saldanhars al doorgaens nae de schepen, ende principalijck na de Engelsse schepen, waer tegen haer door Herry (soo hij trou int overseggen valt) haer weder laten seggen, dat 't coper van de schepen ons sal in handen gelevert worden, om met haer te handelen, ende dat wij dan de beesten aen deselve uytdeelen sullen, derhalven maer met ons souden negotieren, hadden noch coper ende taback genoegh voor haer; edoch oft denselven al oprecht verhaelt, twijffelen halff, doordien menichmael sonder hem beter handel hebben cunnen doen, als met hem; edoch als d' Engelse hier eens comen, sullen best vernemen, wat werck van malcanderen maecken. 't Wiert op den namiddagh heel schoon stil warm weder, met een cleyn N. Westelijck luchtjen; edoch aen d' oversijde van de bay, de Z. Ooste wint noch even stijff doorcoelende, sulcx hier wel meer gebeurt. Savonts sagen de star met de staert wederom, heel verschoten sijnde tot int N.N. Westen van ons, omtrent 50 graden boven den horisont, met de staert (die wat duyster als voor desen was) nae 't Oosten Z. Oosten wijsende: 't beduytsel is den Heere bekent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een wilt gediert wel bijnae halff opgegeten, nietjegenstaende doorgaens een man den ganschen nacht met een musquet ende brandende lont de crael door ende rontom gingh, mitsgaders telckens de ronde om de wallen van 't fort gaende antwoorden moste; ende desen avont doncker geworden sijnde, quamen wel 7 à 8 stux wilt gediert wederom over de sloten (stijff 8 voeten wijt ende 4 voeten diep van water sijnde) in de crael onder 't vee, in voegen de wachters daerop vuyr gaven eer deselve wilden vertrecken; des ordre stelden voortaen des nachts 8 personen de beesten te wachten, omme daeruyt 2 doorgaens beurt om beurt gelijck in de crael ront te laten gaen ende te deurcruyssen, mitsgaders geduyrigh vuyr te stoocken, ten eynde 't wilt gediert daerdoor mochten schuw gemaeckt ende 't vee te beter bewaert blijven, alsoo 't pleyn van 't fort te cleyn is om al 't vee daer binnen te bergen, ende dierhalven voornemens sijn, achter, dight tegen 't fort aen, tusschen de 2 punten Drommedaris ende Oliphant, nu tot thuyn sijnde gemaeckt, alsser de vruchten aff sijn, een vaste crael te maecken, met een borstweer rontom van soden, 8 voeten hoogh, recht op te halen, nevens een goede sloot daerbinnen om de beesten te cunnen wateren, 'twelck gevoeghlijck met dammen ende stutten der reviere cunnen te wege brengen, waer toe alsnoch andere nodige wercken den Commandeur der aencomende vloote meenen te versoecken, door des vloots volck ons de hulpende hant wat te laten bieden, anders soude met dese weynige menschen hier hebbende qualijck oyt eynde crijgen, alsoo ons dagelix meer ende meer werck onder de hant compt ende noch veel aen 't sloten ende omgraven van thuynen te doen valt. Savonts begondt wederom heel stijff uytten Z. Oosten te wayen, houdende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 dosmorgens noch al aen, met clare sonneschijn ende heldere lucht. Heden quamen eenige van d' alderouste Saldanhars, nevens haer capteyn, met 4 schapen, die haer affhandelden; hebbende in langen hier niet geweest. Deden deselve wat goet tractement, tot meerder aenlockinge etc., ende cregen snamiddaghs noch 2 schapen, soodat van dage 6 schapen hebben geruylt. Op dato den 2en Kersdagh hebben d' eerste boter gekarnt ende van omtrent ½ ancker melck becomen 2 ℔ redelijck schoone geele boter; soo doen oock mede ons beste om kees te maecken, daer ons verscheyden gereetschappen toe gebreecken, ende nodigh met der eerste gelegentheyt sullen van doen hebben, alsoo sigh de saecken tot een goet succes redelijck wel laten aensien. Tegen den nacht begondt soo extreem hard uytten Z. Oosten wederom op te steecken als 't noch oyt gedaen heeft; geduyrende den ganschen nacht sodanigh, dat de ronde niet machtigh was, langhs de wallen gaende, op sijn beenen te blijven staen, schijnende alles te sullen aen stucken ende van boven neder wayen datter was. In de gansche werelt can 't soo hard niet wayen als dese Z. Oosten wint hier doet, jae gaet Westindische orencanen ende Japanse tuffons somwijlen te boven, die niet harder cunnen deurdringen als den Z. Oosten stoockert over den Taeffelbergh desen nacht met een claren helderen lucht gedaen heeft, ende den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wayende, met clare heldere lucht, maer den Taeffelbergh met wolcken vrij bedeckt wesende, over welcke den wint als uyt een sack compt vallen, waerdoor oock veel rijp corn uyt d' airen wegh gewaeyt is, soo dat qualijck 't vierde part hebben cunnen crijgen; veel schoone haver loopter onder 't coorn, die onder den taruw ende garst is vermenght geweest, ende mede wat nauw opgaren laten, om oock op een acker bijsonder te sayen ende voorts sien aen te focken, gelijck van de garst mede voornemens sijn. 't Is jammer dat het coorn door de harde winden soo vernielt is geworden: souden anders al een goet deel gehadt hebben, alsoo 'tselve hier soo extraordinaire fray voortcomt, dat een lust is om aen sien; maer integendeel seer verdrietigh, dat door de harde winden, als geseyt, soo vernielt wort. Op dato hebben 2 male van wat minder melck als den 24en passo wederom boter gekarnt, ende becomen omtrent 1½ ℔ veel schoonder ende geelder als de vorige; 't salder apparent metter tijt noch al meer aen beteren. 't Is Godt loff al soo verde, dat de siecken met soete ende kernemelck ende eyren al fray cunnen accommoderen, teelende de hoenders meede heel moy aen; maer de verckens ende duyven schijnen weynigh voort te willen, alsoo de verckens noch noyt gejonght, ende van duiven tot op heden noch niet meer als 7 in 't getal gecomen sijn, in voegen maer 15 stux in alles hebben. De Saldanhars hebben ons van dage noch toegebracht 5 schapen, 1 koe ende 2 kleyne kalffjens, die haer wat duyrder als voor desen affhandelden, om te meer aen te locken, ende voor eerst wat diep in 't vee te geraecken, ten eynde door aenteelinge daerin te beter mogen blijven. Sij wisten oock te seggen, dat se 1 dach à 2 geleden tegen hare vijanden Visman | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doende waren geweest, van deselve 4 personen dootgeslagen ende veele beesten met genomen, ofte gerooft hebbende, hoedanigh versochten, dat wij ons tegen do Visman mede wilden aenstellen, souden hun vruntschap doen, alsoo nae haer seggen doch altemaelen rovers waren, die hier comende ons vee souden soecken aff te nemen. Waerop antwoorden, dat wij met hun (namentlijck Saldanhaman) genegen bleven in vruntschap te leven ende te handelen, ende als Visman hier quam souden sien, wat volck het was; altoos hielden ons vast aen Saldanhaman, omme met deselve altijt in vruntschap te leven, 'twelck hun scheen te behagen. Savonts stack de Z. Ooste wint wederom even hard op, geduyrende den ganschen nacht ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sondagh 29 do.noch al even stijff aenhoudende. Cregen van dage 4 schapen ende 2 koebeesten. Heden 't vee natellende bevonden 18 stux schapen te cort, die de herders bekende over eenige dagen door haer versuym waren wegh geraeckt, ende alsoo deselve niet cunnen wederom crijgen, wat devoiren daerom aenwenden, hebben hun onder hun drien, die de principaelste wacht bij dage daer over bevolen sijn geweest, namentlijck Jan Glijsteen, Pieter Martensz, Roeloffe Hendricksz, elck 6 schapen tegen 2 Ra yder, tot straffe op reeckeninge laten stellen, nevens waerschouwinge om voortaen beter op 't vee te letten, off dat men haer bovendien aen den lijve soude straffe etc. 't Bleeff den ganschen nacht noch al even hard wayen, tot den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
harde winden, dese 5. 6 dagen seer extreem gewayt, onse jonge erten sonder schellen (fray in den bloey hebbende gestaen met apparentie om tegen de compste van de retourvloote rijp te wesen) heel aen flersen gewayt, als oock de boonen, die soo fray stonden dat een lust was, nu meest verdorven sijnde; maer 't meeste is te verwonderen, dat het cropslae-saet (seer veel bijnae rijp in de thuynen staende) gansch geen schade van de wint heeft geleden, 'twelck met dit stille weder ingaderen, item radijs, spenagie, andivi ende andere saden, nu alle dagen meest rijp wordende. Nae 't schijnt sullen, vermits de drooghte, voor Februarij off Martio niet weer mogen sayen, ende de retourschepen uyt India al onse moescruyden int saet vinden, behalven geele wortelen, rapen, radijs, ende bietwortelen, cool, die redelijck abondant, tegen hare comste, met Godt de voorste, nae alle schijnende apparentien hopen rijp ende op voorraet te hebben, alsoo de cool nae wensch begint te sluyten, ende de gemelte wortelen heel dick worden, daer wij alle dagen al met schapen vleys over taeffel aff eeten, gaende de boter karn oock redelijck sijn gangh, sulcx dat al omtrent 6 ℔ verse boter opgegadert hebben, ende somtijts 't volck met bax de carnemelck omdeelen, welcke die aencomende schepen oock tot geen cleyne ververssinge sal strecken. Mancqueren ons maer gereetschappen om kaes te maecken, alsoo de saecken van 't vee haer redelijck wel laten aensien, ende reede, Godt loff, soo verde sijn gecomen, dat over taeffel al versse boter tot ons broot cunnen eeten, latende de Hollantse boter over de spijse gebruycken, ende om broot te backen van onsen nieuwen taruw, oock de snaren toe stellen, om mogelijck sijnde alles op de gangh te brengen ende de schepen fray te verversschen, dat door Godes genade nae alle apparentien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu voortaen al redelijck sal cunnen geschieden. Maer, nae 't schijnt, sullen van April tot October de beste ververssinge van allerhande moescruyden ende liefflijcke thuynvruchten van croppen, beet, kervel etc., aen te treffen sijn, ende voor de schepen in Februarij ende Meert 't meeste vee, wortelen, cool ende cnollen etc., maer melck 't gansche jaer door, waertoe dan oock beesten dienen aengehouden, pro memorie. Cregen op dato een kalff ende 5 schapen, jongh ende out, van de Saldanhars. Sonden van dage 6 soldaten na de schapen te soecken, over de clooff tusschen den Taeffel- ende Leeuwenbergh, achter 't fort heen, nevens last om achter den Taeffelbergh om te gaen ende met eenen inspectie te (doen), hoe sterck de Saldanhars wel waren, ten welcken eynde den ganschen nacht uytbleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ulo do.schoon warm weder ende een Westelijck luchtjen sijnde, smiddaghs wederom quamen, rapporterende, dat onse schapen niet hadden vernomen, maer machtige veel vee van coebeesten ende schapen, de Saldanhars toebehorende, ende hun meest in 't Houtbayken achter den Taeffelbergh (bij d' onsen voor dato opgedaen) onthoudende, als oock 4 à 5 mijlen van hier, omtrent de groote bosschagies, vermits de meenichte weyen daer sijnde; hebbende in alles maer 6 legerplaetsen vernomen, waervan de grootste 20 huysen ende omtrent 100 personen, mans, vrouwen ende kinderen sterck, ende d' andere elck 7. 8 à 9 huysjes, met malcanderen niet boven 500 zielen waren, maer 't vee hadden in ontallicke meenichte, 't volck seer bevreest voor d' onsen wesende, die hun nochtans nae onsen last niet als alle minne ende vruntschap bewesen, soodat van deselve noch een goet stuck weeghs nae huys wierden geleyt, principael om een tabackjen te verdienen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondertusschen waren soo nu en dan eenige met schapen bij 't fort gecomen, daerder 12 stux affhandelden, ende tegen den avont quamen eenige nieuwe Saldanhars met een melckbeest bij ons, 'twelck redelijck civiel cregen, te kennen gevende, dat omtrent de Soutpan (4 mijlen van hier) lagen met veel volcks ende vee, die alle dagen souden bij ons comen om te handelen, daertoe hun met alle vrundelijckheyt ende goede tractementen noch meer animeerden, nevens affirmatie dat veel coper ende taback voor haer hadden. Willen hopen van die nieuwelingen noch een goet partijtjen becomen sullen, ten welcken eynde haer oock al te meer tractement aendeden om aen te locken; d' Almogende wil daertoe sijnen zegen geven, amen. Op den avont begont wederom uytten Z. Oosten seer ongestuymigh ende fel te wayen, geduyrende den ganschen nacht langh. |
|