Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 492]
| |||||||||
Ga naar margenoot+ Bylae V (In teks bls. 362).Ga naar margenoot+ Anno 1661, den 21en Meert, is wederom aengegaen de reys na de opgevonden Namaquas met ons 9 man sterck, als volght: Ick, Pieter van Meerhoff, als hoofft gestelt over 't volcq,
De Bracke-rievier gepasseert sijnde, hebben wij ons co<e>rs N.N.Oost genomen, marscheerden tot aen de voet van den Tijgers-bergh. Daer rusten wij; gemarscheert vier mijlen. 22en dito, weer opgepackt, ons cours verandert en sijn N.Oost gegaen, marscheerden tot aen een kleyne rievier achter Tijgersgeberghte; daer rusten wij. Gemarscheert twee mijlen. Wat gerust, hebben wij weer opgepackt, ons cours nogh al N.Oost, marscheerden tot aen de Mosselbanck, daer wij rusten; hadden gemarscheert 2 mijlen.Ga naar margenoot+ En dewijl wij rusten, heb ick een parthij van de mosselen opgedaenGa naar voetnoot1., uyt last van de E. Heer Commandeur, meende dat daer eenigh gelijckenis van peerlen in soude wesen; maer en hebbe gansch niet cunnen vernemen. 23en dito, opgepackt, ons cours N.N.Oost genomen omtrent 1½ mijl, veranderden ons cours en sijn Noort gegaen tot aen een drooge rievier, daer wij rusten; gemarscheert 3 mijlen. Wat gerust, hebben weer opgepackt, ons cours N. Oost genomen, marscheerden tot aen een salpetrigh water, daer wij rusten; gemarscheert 1½ mijl. 24en dito, opgepackt, ons cours N.N.Oost genomen tot aen een drooghachtige rievier, is spruytende uyt Riebeecqs-Casteel, daer wij rusten. Hadden gemarscheert 4 mijlen. En omtrent 8 uyren in den avont is de leeu ons aen boort gecomenGa naar voetnoot2. en hielt ons bijcans den heelen nacht in 't geweer, dat wij genoegh te doen hadden om ons selffs ende de beesten te verdiffenderen. 25en dito, opgepackt, ons cours O. genomen over een rugh aen de Oost-sijde van 't Casteel Riebeeck; op de rugh gecomen sijnde, veranderden wij ons cours en sijn N.O. gegaen tot aen een valey aen de Oost-zijde van 't Casteel Riebeeck, daer wij rusten. Gemarscheert 2 mijlen. | |||||||||
[pagina 493]
| |||||||||
26en dito, opgepackt, ons cours N.Oost genomen, marscheerden tot aen de Groote Bergh-Rievier, die wij (Godt loff), sonder moeyten passeerden. Bleven daer rusten; gemarscheert omtrent 3½ mijl. Een weynigh gerust, hebben wij weder opgepackt, ons cours nogh al N.O., marscheerden tot aen de Cleyne Bergh-rievier daer wij rusten; gemarscheert een mijl. En dewijl wij hier rusten, quamen der eenigeGa naar margenoot+ Hottentoos van de Gonnomas, alias de Saldanhars, brachten ons tijdingh dat de Namaquas slaeghs hadden geweest met de Soaquas, en maeckten ons wijs dat de Soaquas de slagh gewonnen hadden, de Namaquas al haer beesten affgenomen; maer en coste het voor de waerheyt niet aennemen, maer ter contrarie presumeerde <dat> sij dat seyde om ons de reys te beletten, hadden zij het maer te weegh connen brengen. Oock seyden zij, wij souden de Namaquas niet vinden en mochte wel weder terugge nae de vandaan gecomen plaats keeren; gaff haer tot antwoort: soude soo lange soecken tot dat ick se vont. 27en dito, weder opgepackt, ons cours N.N.O. genomen, recht op den Blocxbergh aen, daer wij quamen aen 't groote moras; hetselve gepasseert sijnde, hadden wij 2 mijlen gemarscheert. Wij veranderden ons cours en sijn O.N.O. gegaen, 1 mijl, daer wij afflaaden om 's nachts te blijven slaapen; gemarscheert 3 mijlen. Ende den capiteyn van de voornoemde Gonnomas volghden ons al nae, en hadde een Caapse Hottento bij hem die wij kenden, dewelcke seyde naer de Caep te gaan; schreeff datelijck een kleyn brieffken met den voorseyden Hottentoo aen d' Ed. Heer Commandeur en liet Sijn E. weeten 'tgeene van de Hottentoos verstaen hadden. 28en dito, weeder opgepackt, ons cours N.N.Oost genomen, langs 't geberghte, marscheerden tot aen een cleyne rievier, is spruytende uyt 't groote geberghte, daer wij rusten; gemarscheert 2½ mijl. Een weynigh gerust hebbende, weder opgepackt, ons cours verandert, en sijn Noort gegaen, reght op 't Casteel Meerhoff aen; marscheerdenGa naar margenoot+ tot aen (een) morassige rievier, daer wij rusten. Gemarscheert twee mijlen. 26en dito, opgepackt, ons cours N.N.Oost genomen, marscheerden tot aen een kleyne rievier, dewelcke is spruytende uyt 't vaste geberghte, daer wij rusten. Gemarscheert 3 mijl. Ende wat gerust hebbende, weder opgepackt, ons cours verandert en sijn N. gegaen; marscheerden tot aen een fonteyn daer de reynosters gemeenelijck comen drincken, daer wij rusten. Gemarscheert 1½ mijl. Omtrent 2 uyren in de nacht isser een reynoster voorbij ons comen gaan, soodat ons beesten seer begost te springen, en quamen met alle man in 't geweer, meenden daer een leeu hadde geweest, commandeerde de schiltwacht een schoot te schieten, 'twelck hij dede; sijn cruythoorn raeckten in den brandt, soodat hij sijnen eenen arm en handt gansch verbranden. 30en dito, weder opgepackt, ons cours nogh al Noort, marscheerden tot aen een valeij aen de Z.W. hoeck van 't Casteel Meerhoff daer wij rusten; gemarscheert 3 groote mijlen. Een weynich gerust, hebben wij weder opgepackt, ons coers al Noort, marscheerden tot aen 't padt dat over 't geberghte na de Oliphants-rievier <gaet>, daer wij rusten. Gemarscheert twee mijlen. | |||||||||
[pagina 494]
| |||||||||
Ultimo dito, weder opgepackt om over 't geberghte te gaan, ons cours Z.O. genomen; boven op 't geberghte gecomen sijnde, met moy, helder sonneschijn, creegen wij den Taeffel-bergh weer te sien Z.Z.W. van ons. Marscheerden tot aenGa naar margenoot+ de Oliphants-rievier, daer wij rusten. Hadden gemarscheert 2 mijlen; hebben de rest van den dagh stil gelegen om onse beesten te laeten rusten. Primo Aprilus, weeder opgepackt, ons cours N. genomen, langs de Oliphants-rievier; marscheerden ontrent 3 mijlen, ontladen ons beesten om te rusten. Wat gerust hebbende, weder opgepackt, ons cours al Noort langs dito rievier en omtrent een mijl gemarscheert, quamen aen een vuur, dat de Soaquas aengesteecken hadden; liet onse Hottentoos roepen, dat de Soaquas bij ons soude comen. Ten eynde quam een over de rievier nae ons toe sweevenGa naar voetnoot1.. Liet hem vragen nae de Namaquas; liet mijn seggen dat de Namaquas oorlogh hadden met eenige ander natie, nogh dieper in 't landt, daer zij nae toe waeren, en seyden dat de Namaquas geseyt hadden als de Duytsen quamen hem te soecken, dat de voorseyde Soaquas ons seggen soude, dat sijGa naar voetnoot2. wederom soude coomen als het regenmousson voorbij was, sij mosten eerst met de ander een slagh leveren. SijGa naar voetnoot3. raaden ons heel hardt om weder na de Caep te gaen; gaff tot antwoort: soude soolangh soecken tot dat se vont, hetwelck de HottentoosGa naar voetnoot4. niet wel aenstont, want sij anders niet en seyden dan te retourneren, wij souden de Namaquas dogh niet vinden. Wij scheyden van de Soaquas, marscheerden tot aen een morassische rievier, is spruytende West uyt 't geberghte en heefft sijn uytvlocy in de Oliphants-rievier, daer wij rusten; gemarscheert drie mijlen. Ga naar margenoot+ 2en dito, weder opgepackt, ons cours al N., marscheerde 1½ mijl. Hier verlieten wij de Oliphants-rievier en sijn N.West tusschen 't geberchte gegaen; nogh ½ mijl gemarscheert, ontlaaden wij ons beesten om te rusten. Hadden gemarscheert 2 mijlen. En een weynigh gerust, packten weder op, namen ons cours N.West, volghden de oliphantspaaden, marscheerden omtrent 2½ mijl en veranderden doen ons coers en zijn West gegaen; ½ mijl die cours gemarscheert, quamen wij in de valey, daer tevooren in ons jongste tocht van de Namaquas scheyden. Bevonden aen 't gras, als oock aen de mest van de beesten, dat sij daer maer 1 à 2 nachten (naedat wij van haar affgegaen waren) hadden gelegen, 'twelck mij niet wel aenstont. Evenwel en gaff de moet niet verlooren, nam voor het spoor van haer beesten te volgen, denckende haer noch wel te vinden; ontladen ons beesten om te rusten. Hadden gemarscheert 3 mijlen. 3 dito, weeder opgepackt, volghden noch het spoor van haer beesten N.N.West, marscheerden tot aen een morassige rievier, daer de voorss. Namaquas een nacht hadden gelegen met haer leger, daer wij rusten, hadden gemarscheert 3½ mijl. Een weynigh gerust, packten wij weder op, volghden al geduyrigh 't voorgeseyde spoorGa naar margenoot+ van haer beesten, anders was 't onmogelijck die passagie te vinden. Ons cours ver- | |||||||||
[pagina 495]
| |||||||||
andert en sijn N.O. tusschen een hoogh geberchte gegaan, passeerden drie à vier clippachtige ruggen van bergen, quamen op 't laest in een kleyne valey, daer zij een nacht met haer beesten gelegen hadden. Gemarscheert 4 mijlen. 4en dito, opgepackt, ons cours O.N.O. genomen; omtrent 4 mijlen gemarscheert, quamen weder aen de Oliphants-rivier daer de Namaquas met haer beesten overgedreven waeren. Hier rusten wij; hadden gemarscheert 4 mijlen. Ondertusschen wij met ons beesten rusten, liet eenige van ons volcq van d' een bergh op den anderen lopen om te sien off sij eenige Hottentoos offte beesten elders conden in 't gesight krijgen, maer vernamen niet met al. Een weynigh gerust, packten weder ons beesten, namen ons cours N.N.O., marscheerden <over> 3 à 4 clipachtige ruggen, quamen aen een moras daer de Namaquas een nacht gelegen hadden. Hier rusten wij, hadden gemarscheert omtrent 3½ mijl. En omtrent middernacht hebben wij 4 canonschooten gehoort, maer scheen verde van ons te wesen, nae gissingh 16 à 18 mijlen Noort van ons, dat ick presumeerde dicht bij 't strant offte eenige vasticheden moeste wesen. 5 dito, weder opgepackt, ons cours N.O., 2 à 3 sandige ruggen van bergen over gepasseert ter lenghte van 1 mijl, quamen wij in een valey. Hier veranderde wij onsGa naar margenoot+ cours en zijn N. gegaen; omtrent drie mijl gemarscheert, quamen wij weder aen de Oliphants-rievier, die hier nae het N.Oosten streckt. Marscheerden 1 mijl langhs deselve rievier, quamen op een plaats daer de Namaquas een nacht gelegen hadden: hier ontlaaden wij ons beesten om te rusten; hadden gemarscheert 4 mijl. Wat gerust, packten wij weder op, ons cours N.O. ende N.N.Oost langs de rievier omtrent 2 mijlen; saagen 2 Hottentoos naer ons coomen loopen, dewelcke inwachten ende bevonden dat het Soaquas waren. Wij ontladen hier ons beesten; gemarscheert 2 mijlen. Liet haer vraagen na de Namaquas; worde door onsen tolcq overgeseytGa naar voetnoot1. desen jare niet bij haer te coomen, omdat sij soo verde gereystGa naar voetnoot2. waeren; vraaghde vorders off daeromtrent geen ander natie van eenigh volck was, maer den voorn. tolcq weygerde sulcx om te vertaalen, coste dierhalven wel mercken aen die Soaquas, als oock aen onse meedegenomen Hottentoos, dat wij niet verde daer van aff en waeren. Presenteerde de Soaquas elck een plaat cooper met parthije allerhande coralen en taback, als sij ons maer eenigh de minste aenwijsingh wilden doen, 'twelck sij souden gedaen hebben, hadden onse Hottentoos haar 't niet affgeraden, want ickGa naar margenoot+ 'tselve wel conde mercken. Gaff de Soaquas taback en droncken lustigh inGa naar voetnoot3. den roock; sprack selff met haer en wees dat ick een liberale vereeringh aen haer woude doen, wanneer zij ons maer willen verzellen, 'twelck sij mijn belooffden; gingen naer huys om haer geweer te halen en seyden dien avont nogh weder bij ons te weesen, dewelck omtrent 10 uyren in den avont vernamen. Brachten noch 4 ander Soaquas bij haer, onder welcke twee waeren die ick de jongste reys bij de Namaquas gesien hadde. Sij bleven bij ons en belooffden met mij te gaen. Ons Hottentoos | |||||||||
[pagina 496]
| |||||||||
hielden vergaderingh met voorseyde Soaquas den ganschen nacht: van de reyse, ende van Oedasoa, en van de andere Caepse Hottentoos. <Ick> vraaghden onsen tolcq wel 10 mael wat voor reeden sij onder malcanderen voerden; gaff tot antwoort: niet met al, dat gemeenlijck 't bescheyt was; costen niet anders dencken off onsen tolcquen moesten de Soaquas veele onware redenen wijs gemaeckt hebben. 6en dito, weder opgepackt, ons cours N.N.Oost genomen, de Soaquas met ons gegaen sijnde; een mijl gemarscheert, passeerden wij de Oliphants-rievier weder over en verlieten de Soaquas; ons cours verandert en sijn N.N.West gegaen en sandige bergen gepasseert; quamen weder aen de Oliphants-rievier. Hier hadden de Namaquas 3 à 4 dagen stille gelegen. Wij ontladen ons beesten, gemarscheert 3 mijlen; ende een weynigh gerust hebbende, packten weder ons beesten, ons cours N. genomen. Verlieten hier de Oliphants-rievier die naer het Oosten streckt, en marscheerdenGa naar margenoot+ op een groot geberghten aen, gelijck den Taeffelbergh; ontrent 3½ mijl gemarscheert, ontladen onse beesten om te rusten. 7en dito weer opgepackt, ons cours N. genomen, marscheerden tot aen den voet van het voorss. groot geberghte, daer wij rusten; gemarscheert 3½ mijl. Hier vonden wij Hottentoos, die genaemt waeren de Chariguriquas, van dewelck ick verstondt, als oock van de voorseyde Soaquas, dat ick voor de regentijt de Namaquas niet conde begaen. Doen 'tselve van haer verstont, versocht aen dese natie off 1 à 2 wouden metGa naar voetnoot1. gaen naer de Caep, belooffden haer sooveel cooper, coralen ende tabacq als een van ons dragen conde, en soude haer bovendien weder thuys brengen. Gaven tot antwoort dat de regentijt te dight voor de handt was; sij en conde dit jaer niet wederom comen, anders souden sij het geerenGa naar voetnoot2. doen. Dese Chariguriquas hebben voor desen met Oedasoa oorlogh gehadt en denselven heefft haer alle de beesten affgenomen. Deze voorseyde Chariguriquas ende de Namaquas sijn seer goede vrunden, omdat de Namaquas den oorlogh tegenGa naar voetnoot3. Oedasoa voor dese natie hadden opgenomen; anders was daer rust ende vreede met de Namaquas. Ende hebbe het soo verde gebracht dat de vreede gemaeckt ende geslooten is met 3 envoyeesGa naar voetnoot4. van Oedasoa met dese volckeren, ende belooffden soo ras de regentijt gepasseert was, soude zij ende de Namaquas gelijck affcomen naer de Caep, 'twelck sij malcanderen seer vast hadden toegeseyt. Siende dan daer geen cans te weesen de Namaquas te begaen en conden oock ditGa naar margenoot+ jaer niet verder coomen om te cort comende water, resolveerden dierhalven weder naer de Caep te keeren, en maeckten een schenckagie uyt van eenige coralen ende tabacq voor den capiteyn van de voorss. volckeren ende liet hiermede een vereeringh bij hem om 'tselve te behandigenGa naar voetnoot5. aen den coningh van de Namaquas, en liet hem vorders het ander goet sien, soo coopere platen als cooralen ende taback. | |||||||||
[pagina 497]
| |||||||||
Seyde tegen ons, dat het den coningh van de Namaquas heel seer soude spijten, wanneer denselven hoorde dat daer geweest waeren, want de Namaquas hadden met haer van de Duytsen gesproocken, dat zij van alles hadden, ende seyden de coningh eenlijck om sijn ander beesten te haelen vertrocken was, die nogh vrij dieper in 't landt waeren, ende wouden de Namaquas altijt aen de Caep blijven en vandaer altijt reysen; hadde haer deselve vertelt aen den capiteyn van de Chariguriquas, want de vruntschap tusschen haer beyden seer groot is, 'twelck wel mercken conde, want de Namaquas haer weder beesten gegeven ende den oorlogh, als geseyt, voor haer tegen Oedasoa opgenomen, ende nae 't slot van vreede tracteerden sij de ambassadeurs van Oedasoa seer lustigh en waaren seer vrolijck met den anderenGa naar voetnoot1.. Ick schonck den capiteyn metGa naar voetnoot2. brandewijn dat hij droncken wierden; vrachden haer van wie zij al 't cooper ende ijser creegen, daer sij haer coralen van maeckten, seyden van de Coboquas; vrachden verders hoe verde sij van deselve afflagen, seyden omtrent 1 maent reysens. Deze Coboquas sijn meede Hottentoos, maer vallen wat swarter als dese. Haer hanteringeGa naar voetnoot3. en is niet anders dan in bestiael, gelijck dese, maer deseGa naar margenoot+ Coboquas handelen met reghte Cabonnars van Monomotapa; wisten mij dit wel duydelijck te seggen dat daer PortugesenGa naar voetnoot4. woonden, daer al haer cooper ende coralen vandaen quam, en seyden als men daer woude wesen, soo moest men cort nae 't reegen-mousson beginnen te reysen, wandt het anders niet mogelijck was door de machtige drooghte, want hier anders niet dan santduynen enGa naar voetnoot5. sijn en de beesten hier anders niet en eeten als cort gras en tacken van creupelbosch, alsoo mijn leeven soo een schraal landt niet gesien hebbe, dat geen hantvol goet gras draaght. Namen ons affscheyt om weder te retourneren, want het begost al aen te regenen, en vreesden, hadden wij wat langer gewacht, en souden over de Oliphants-rievier niet gecoomen hebben, gelijck de jongste mael hadden bevonden ende voor oogen gesien, dat deselve in 12 uyren 9 voeten van water verhooghde, en dat nogh in de drooge tijt. 8en dito, packten weder ons beesten, namen ons affscheyt van den capiteyn om weder, als geseyt, naer de Cabo te keeren; namen ons cours Z.waert, marscheerden ontrent 4 mijlen, ontlasten ons beesten om te rusten, ende nae weynigh rustens weder opgepackt, ons cours al zuydelijck, marscheerden tot aen de Oliphants-rievier, daer wij rusten; gemarscheert 3½ mijl. 9en dito, weer opgepackt, ons cours S.Z.West; ontrent 2 mijlen gemarscheert, veranderden ons cours en sijn Z. gegaen; quamen aen de Oliphants-rievier daer wij rusten. Hadden gemarscheert 4 mijlen. Een weynigh gerust, packten weer op, alGa naar margenoot+ Zuyt gegaen; ontrent drie mijl gemarscheert, passeerden wij de Elephants-rievier; deselve gepasseert, marscheerden nogh een mijl langs die rievier, die hier Z.Z.Oost streckt. Hier ontladen wij ons beesten; hadden omtrent 4 mijlen gemarscheert. 10en dito, weder opgepackt, ons cours al Z. langs de rievier; marscheerden omtrent | |||||||||
[pagina 498]
| |||||||||
4 mijl, ontladen ons beesten om te rusten. Ondertusschen quamen eenige Soaquas met eenige dassen die sij ons volcq verreuylden voor taback. Deze Soaquas hebben vóór desen altijt oorlogh met Oedasoa gevoert en brachtGa naar voetnoot1. het soo verde met ons bijhebbende affgesanten dat Oedasoa en de Soaquas vreede maeckten ende den oorlogh ter neder geleyt ende vast met malcanderen beslootenGa naar voetnoot2.. Versochte dese Soaquas om meede naer de Caep te gaen, ende belooffden almede nae 't uytweesenGa naar voetnoot3. van de regentijt te doen, met honingh ende oliphantstanden om te verhandelen, die hier bij de Soaquas in overvloet is. Oock vallen hier mede oliphantstanden, die sij aen de Cabonas vóór desen hebben verhandelt ende de Cabonas deselve wederom aen de PortogesenGa naar voetnoot4 negotieren, 'twelck sij mij alles beduyden; sijn jegenwoordigh seer genegen om met de Duytsen te handelen, dewijl sij saagen dat wij van alles hadden en de vreede nu geslooten is. Hebben de rest van den dagh stil gelegen om onse beesten te laten rusten. Namiddachs omtrent 3 uyren begost een seer hevige wint,Ga naar margenoot+ regen, donder ende blicxem op te comen uytten N.Westen, dat tot de middernacht aenhielt. 's Avonts omtrent 10 uyren is daer een gediert bij ons heen comen gaen, waervan ons beesten begosten te springen, presumeerde een zeekoe te wesen. Ben ick selff met mijn snaphaan heengegaen om daerop te schieten, opdat het van ons aff soude wijcken, ende de snaphaen spronck wel in 25 stucken om mijn ooren, ende Godt Almachtigh mij nogh merckelijck bewaerde, dat mijn gansche hant niet quyt en raeckte, altoos soodanigh dat sonder groote quetsuyr daervan quam, als eenlijck mijn duym, die in stucken raeckten. Danckte Godt voor de genadige affcompst. 11en dito, opgepackt, ons cours Z.Z.W. langs de rievier; ontrent 3½ mijl gemarscheert, quamen wij aen een fonteyn daer wij rusten, ende nae een weynigh rustens packten weder op ende cours als vooren, marscheerden 3 mijl, ontladen ons beesten en sijn daer blijven rusten. 12 dito, opgepaeckt, met regenachtigh weder ons cours Z. genomen; langs de rievier ontrent 3½ mijl gemarscheert, ontladen ons beesten om te rusten; dewijl wij rusten, sijn ontrent 40 Soaquas bij ons gecoomen met eenige dassen ende honingh, die ons volcq voor taback reuylden. Wat gerust, packten weder op, cours als vooren; marscheerden ontrent 3 mijl, daer wij rusten. 13 dito, weder opgepackt, ons cours al Z.; marscheerden tot aen de passagie omGa naar margenoot+ over 't geberghte te gaen; daer rusten wij; hadden gemarscheert 3 mijlen. Wat gerust, packten weder op, ons cours verandert en sijn West gegaen, het geberghte gepasseert, quamen aen (een) valey daer wij rusten. Hadden gemarscheert twee mijlen. 14en dito, weeder opgepackt, ons cours Z. genomen, marscheerden tot aen een valey aen de Z.W.hoeck van 't Casteel Meerhoff, daer wij rusten; hadden gemarscheert 2 mijlen. Een weynigh gerust, packten wij weeder op, ons cours al Z., | |||||||||
[pagina 499]
| |||||||||
marscheerden tot aen een fonteyn, daer de reynosters gemeenelijck comen drincken, daer wij rusten. Gemarscheert 3 mijlen. 15en dito, weder opgepackt, ons cours al Z.; marscheerden tot aen een valey onder 't vast geberghte, daer rusten wij. Gemarscheert 2 mijlen. Wat gerust, packten wij weer op, ons cours als vooren; marscheerden tot aen een moye rievier, is spruytende uyt 't vaste geberghte; daer rusten wij. Hadden gemarscheert 3 mijlen. 16en dito weder opgepackt, ons cours al Z.; marscheerden tot aen een cleyne rievier, daer wij rusten. Hadden gemarscheert 3 mijle. Ondertusschen parteerdenGa naar voetnoot1. ons broot, om yder 't sijn te dragen, want 2 van onse beesten costen qualijck ledigh meede gaan door het geduyrigh sterck marscheeren, naght en dagh. Wat gerust, packten weder op, ons cours verandert en sijn Z.W. gegaen op het Casteel Riebeeck aen; marscheerden tot aen het groote moras, daer wij rusten. Hadden gemarscheert 2½ mijl. 17en dito, weer opgepackt, ons cours Z.W., marscheerden tot aen de Kleyne Berg-rievier, daer wij rusten; hadden gemarscheert 2 mijlen. Wat gerust, packten weder op, ons cours als vooren, marscheerden tot aen de Groote Bergh-rievier, daer wij rusten. Gemarscheert 1 mijl.Ga naar margenoot+ 18en dito, weder opgepackt, ons cours al Z.W., marscheerden tot aen 't Casteel Riebeeck; daer ontladen wij ons beesten om te rusten; hadden gemarscheert 3½ mijl. Wat gerust, packten wij weder op, ons cours al Z.W.; ontrent 1 mijl gemarscheert, veranderden wij ons cours en sijn W.Z.W. gegaen tot aen een kleyne rievier. Daer rusten wij; hadden gemarscheert 1½ mijl. 19 dito, sijn genootsaackt geweest stil te leggen om ons beesten te laeten rusten, 20en dito, weer opgepackt, ons cours Z.Z.W., marscheerden tot aen een bracke watercuyl, daer wij rusten; hadden gemarscheert 3 mijl. Wat gerust, packten wij weder op, ons <cours> verandert en sijn Z.West gegaen; marscheerden tot aen een morassige rievier. Daer rusten wij; hadden gemarscheert 1½ mijl. 21en dito, weder opgepackt, ons cours Z. genomen, marscheerden tot aen de Mosselbanck; daer rusten wij. Hadden gemarscheert 3 mijl. Wat gerust, packten wij weer op, ons cours verandert en sijn Z.W. gegaen; marcheerden tot aen een kleyne rievier achter Tijgers-geberghte, daer rusten wij. Gemarscheert 1½ mijl. 22en dito, weer opgepackt, ons cours Z.W., marscheerden tot aen een fonteyn achter den Tijgers-bergh, daer wij rusten. Hadden gemarscheert 2 mijlen. WatGa naar margenoot+ gerust, packten weeder op, ons cours verandert en sijn Z.Z.W. gegaen, reght op de Bracke-revier aen; daer rusten wij. Hadden gemarscheert 4 mijlen. 23en dito, weer opgepackt en sijn reght naer 't fort de Goede Hoope gegaen, alwaer wij van den E. Commandeur wel wierden onthaelt. Adij 23 April 1661. (Was geteyckent:) Pieter van Meerhoff. |
|