Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 464]
| |
Ga naar margenoot+ Bylae II (In teks bls. 303)Vrijdagh, den 3en December, 's namiddags tusschen 2 ende drie uyren met een Zuytwestelijcq luchjen den CommandeurGa naar voetnoot1. met de Perkyt na de Saldanha-bay seylende, passeerden dien avont 't Robben-eylandt ende tusschen dat ende 't Dassen-eylandt den ganschen nacht meest van stilte hebbende leggen drijven, passeerden 4 dito, omtrent 's middags (coelte als vooren) het Dassen-eylandt, waermede tegen den avont ongeveer een halff uyr voor sonGa naar voetnoot2. in de Saldanha-bay voor Teelings-bayGa naar einde ten ancker quaemen, mitsgaders Sondagh, den 5 dito, 's morgens lucht als vooren, met den schipper ende eenigh volcq aen den Oliphantshoecq te landt ginghGa naar voetnoot3., ende niet alleen denselven maer oocq de gansche Zuytsijde ende haer valeyen altemaelen van de bay gansch onbequaem, wit bicqsteenigh lant bevondGa naar voetnoot3. ende 't water, uyt oorsaecq van dito steen, heel salpetrigh ende siltigh, bouw- noch thuynlandt niet altoosGa naar voetnoot4., ende sulcx voor d' E. Compagnie aldaer gansch niet te doen sijnde, geen landt in de werelt soo schrael ende sonder zegen van Godt de Heere na 't schijnt, als de vis die in de bay overvloedigh is, ende seer bequaem aen dese sijde voor alle schepen in Teelings- ende Salmandersbay te leggen. Ga naar margenoot+ 6en, 's morgens met een Zuytwestelijck coeltjen overseylende na Potters-bay ende daer g'anckert leggende, gingen over landt Lacus-bay besien, die onbequaem bevonden, gelijck oock Pottersbay, niet meer als voor 2, 3 à 4 schepen heel binnenGa naar voetnoot5.. Vermits den storm, soo den Commandeur even aen boort wedergecomen sijnde, 's middags uytten Zuyt-Zuyt-Oosten opstacq, waerdoor datelijck het teuytouwGa naar voetnoot6. (vermits <wij> wat buyten lagen) bracq, ende voor het dagelijcx ende pleghtGa naar voetnoot7., heel uytgeviert, soodanige deyningen ende stortingen affstonden dat alle ogenblicq meenden de gemelte 2 touwen oock te sullen moeten breecken ende met 't schip stranden, breeckende oock de stropGa naar voetnoot8. van de boot, die noch ter naeuwer noot binnen 't schip cregen, invougen dese bay voor meer als 2, 3 à 4 retourschepen te periculeus sij. Tegen den avond begond aff te nemen ende den 7en, 's morgens wint Suyt-Oost met redelijck weer, sagen 't vrijmansvaertuygh, de Peguyn, onder den Suythoecq leggen van dese Potters-bay; welcke aen boort comende, rapporteerde dat gisteravont omtrent 10 uyren hier gecomen, met sijn macker 's morgens ten 9 uyren uyt de Taeffel-bay was geseylt, 't Robben-eylandt aengedaen ende vandaer met seer moy weer seylende, cort na den middagh 'tselve | |
[pagina t.o. 464]
| |
Foto Kaapse argief
grafsteen van jan van riebeeck, soos herstel van stukke in die Suid-Afrikaanse Museum, Kaapstad. Links die wapenskild van Van Riebeeck; regs dié van sy tweede vrou (Maria Isaacs, geb. Scipio). | |
[pagina 465]
| |
swaer weer mede ontmoet hadden, ende daermede onder 't Dassen-eylandt geraeckt sijnde, sijn mackers roer aen 't stucq geraeckt, daer blijven leggen was, ende hij het niet cunnende houden, op den hals hier gecomen was, sonder eenige cost (die sijn maet in had) hebbende al verscheyde maelen soo gestelt geweest dat dachte te sincken ende vergaen, ende noyt sulcken storm uytten Zuyt-Zuyt-Oosten sijn leven aen de Caep off hieromtrent vernomen. Hielden hem aen boort om 't ancker van 't gebroocken touw weder te lichten, doch vermits de wint weder als gister opstacq ende met de Perkyt wat dieper de bay ingelopen waren onder beeter beschut, mitsgaders des avonts 't weer afnemendeGa naar margenoot+ ende, alsdoen met verhaelde boot 't verlooren ancker wilden ophaelen, brack de boeyreepGa naar voetnoot1., sulcx het daerdoor niet cunnende gecregen worden, isser een dregh bijgeworpen ende den 8en dito, 's morgens de schipper selffs met de scheepsschuyt na toe gevaeren met een cleyn dreggetjen om het touw op te dreggen, daer hij cort daernaer het ancker ende touw mede creegh ende door hulp van des vrijmansvaertuygh opgehaelt hebbende, aen boort bracht, na 'twelcke 't luchjen wat westelijck ende 's namiddags onder seyl gingen, ontmoetende in de mont van de bay d' ander vrijmans boot, met een brieffken van de Caep dat daer alles noch wel was. Voorts seylende ende 't luchjen Noorlijck lopende, quam den Commandeur met de Perkyt daermede den 9en, 's middags omtrent een uyr in de Taeffelbay weder ten ancker. |
|