Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJuly anno 1661Adij, primo dito, 's morgens fray liefflijk weer, waerdoor Arnhem, sijn despeche becomen hebbende, niet coste t' seyl raken.Ga naar margenoot+ 2 dito, onstuymigh, nat weer en stijve noordelijke coelte tot beleth als boven. Soo is heden over de navolgende persoonen wegen haer ondertrouw onderstaende resolutie genomen:
‘Saterdagh, den 2en July 1661Ga naar eind(a):
Thomas Cristoffel Muller van Leypsigh, jongman out 25 jaren, vrij Saldanhavaerder, sigh in trouwbelofte hebbende begeven met Catarina Croons van Bommel, jongedochter out 21 jaren, gewesene dienstmaegt van den overleden predicant Henricus Pelius, bescheyden geweest op het tegenwoordige hier ter rheede leggende schip Arnhem, welke versoekende omme metten anderen in den H. echten staet wettelijk te mogen worden bevestight, mitsgaders tot dien eynde te vergunnen dat haer eerste gebodt morgen na 't sermoen mochte affgecundicht worden - Soo is bij den Raedt, niet anders hebbende cunnen vernemen als dat beyde liber en vrije persoonen waren, welke met niemandt ter werelt volgens haer luyden eygen verclaringe, onder presentatie van eede, yetwes dienaengaende uytstaende hadden, goetgevonden deselve luyden haer billik versoek te consenteeren, mitsgaders ten dien fine op morgen, na 't eyndigen des Christelijken sermoents, haer eerste affcundinge te laten doen en alsoo vervolgens alle sermoendagen, tot de derde incluys, omme | |
[pagina 376]
| |
Ga naar margenoot+ alsdan, na de laetste affroepinge, de solemnisatie wettelijk te laten geschieden ende met de trouw publykelijk voort te varen. Aldus gedaen in 't fort de Goede Hoope, datum voorsz. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’
Sondagh, den 3en dito, even nat, onstuymigh weer en wint van den Noort-Westen gelijk gister. 4 dito, bedaert weer en wint westelijk. 5 dito, stil. Deden die van Arnhem haer best om met werpen naer buyten te raken, maer te vergeeffs, en wierden 't Wapen van Hollandt en Overveen mede haer affscheyt gegeven en d' opperhooffden g'intregeert de brieven en pampieren gedirigeert aen Haer Ed. Mijn Heeren den Gouverneur-Generael en Raden van India tot BataviaGa naar eind(b). 6 <dito> 's morgens 't luchjen van den Z.Z.Oosten met seer schoon, helder, liefflijk weer, sijn de voorsz. drie schepen Arnhem, Wapen van Hollandt ende Overveen met den dagh t' seyl gegaen en te samen fray gewenst buyten geraect. D' Almogende geleyde deselve salvo ter gedestineerde plaetse. 7 dito, idem stil, liefflijk, helder weer. 8 dito, insgelijx, als wanneer den Commandeur Riebeecq met den fiscael Gabbema en sargeant Everardt heeft uytgeweest en allomme buyten eens een visite gedaen,Ga naar margenoot+ bevindende den bouw van d' E. Compagnie in goeden voortgank, als ook van sommige vrije luyden, die daerinne gemoedigtGa naar voetnoot1. en andere, slapper vallende, wat aengeport wierden. Wesende de posten van de ruyter- en andere wachten buyten overal wel in ordre, ende waren de Caepmans gisteren en de Gorachouquas heden in voorsz. Commandeurs gesigt, buyten onse gestelde limitpalen, van achter den Bosheuvel henen comen trecken en haer gaen legeren achter de duynen tegen de Soute-Revier aen, omtrent halffwegen de soutpannen, ofte stijff 1½ uyr gaens van hier, conform haer versoek daeromme vóór desen gedaen, daer se, geen vers water hebbende, noch bij 't onse mogende comen off gedult worden (conform de gemaekte contracten), cuylen in de bracke gronden maken voor haer vee om te drinken. 9 dito, 's morgens donker, disighGa naar voetnoot2. weer en stijve N.Weste-stormwinden. Sondagh, 10 dito, meest één weer, dogh niet soo hard. Ende sijn heden voormiddagh, na 't lesen des sermoens, de naervolgende persoonen voor den Raedt in openen Raedtcamere getrouwt, achtervolgens resolutie hier onder g'insereert. | |
[pagina 377]
| |
‘Sondagh, den 10en July 1661Ga naar eind(c): Na 't lesen des sermoens den voormiddagh, sonder eenige de minste verhinderinge, volgens Christelijk gebruyk de derde affroepinge sijnde gepasseert van de ondertroude persoonen, Thomas Christoffel Muller van Leypsigh, vrij Saldanhavaerder, jongman, en Catharina Croons van Bommel, jonge dochter, en ons nietGa naar margenoot+ voorgecomen wesende waerdoor deselve in haer voornemen souden cunnen ofte mogen werden geretardeert ofte beleth - Soo is bij den Raedt verstaen, achtervolgens resolutie van den 2en deser, de vordere solemnisatie van de trouw in den Naeme des Heeren te laten voortgaen, ende ten dien eynde ook goetgevonden, opdat alles wettelijk ende met goede ordre tot Godes meeste eere mochte toegaen, de gemelte solemnisatie (alsoo geen predicant hebben) door den Secretaris van onsen Raedt voor allen den volke in openen Raedtcamere te laten bedienen, gelijk sulcx op dato na 't lesen des sermoens in den Naeme des Heeren dan openbaer en wettelijk geschiet en g'effectueert is. Aldus gedaen in 't fort de Goede Hope, datum ut supra. (Was geteykent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrik Lacus, secretaris.’ 11 dito, schoon, liefflijk sonneschijn-weer en stilte. SondaghGa naar eind(d), den 12 dito, idem, en was den 2en oversten van de Cochoquas ofte Saldanhars, Gonnomoa, aen 't fort geweest met 5 beesten en 21 schapen, die hem affgereuylt sijn, wesende onder de gemelte 5 beesten eenen grooten bul, die hij den Commandeur vereerden, welke voor d' E. Compagnie aengenomen sijnde, met wedervereeringe rijkelijk betaelt en hem goet onthael aengedaen wiert om te meer tot ons te gewennen.Ga naar margenoot+ Bij opnemingh van Compagnie's casse heden bevonden dat bij deselve qualijk 200 Realen meer was, en dat de luyden, in 9 maenden geen contanten op reekeningh genoten, nootsaekelijk, om haer buyten misnoegen te houden, elk ten minsten een maent gelt sal moeten uytgereykt worden - Soo is bij den Raedt verstaen eenige van de weeskinderen-penningen, à deposito voor d' E. Compagnie, te gebruyken, achtervolgens de resolutie hieronder g'insereert, van inhoude als te weten:
‘Dinxdagh, den 12en July 1661Ga naar eind(e): Dewijle jegenwoordigh qualijk 200 Realen van achten meer bij Compagnie's cassa sijn, uyt welke, boven den dagelijxen uytgeeff van costgelden, subsidien en andere betalinge van traen voor India, robbevleys voor de slaven hier en materialen, etc., niet can vervallenGa naar voetnoot1., soo swaeren uytreykinge onder 't volq van een maentgelt, | |
[pagina 378]
| |
beneffens haer opnemende goet, welcke nu in 9 maenden geen contanten op reekeninge genoten hebben en, om haer niet te mismoedigen, niet wel langer sonder misnoegen over dies souden te houden sijn - Soo is eenparigh verstaen tot versterkinge van Compagnie's cas en om het voorige daeruyt te cunnen doen vervallen, voor d' E. Compagnie à deposito op te nemen een somme van duysent Realen à drie guldens yderGa naar voetnoot1., tegen een halff per cento 's maents, en dat uyt de penningen van de wesen in Compagnie's bewaringh sijnde, ter tijt toe de cas weder soo sterk worde, dat het sal cunnen affgeleytGa naar voetnoot2. worden. Ga naar margenoot+ Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage en jare als boven. (Was geteykent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrik Lacus, secretaris.’
13 dito, droogh, windrigh weer van den Z.Z.Oosten. 14 dito, stil, liefflijk, droogh weer. En is op dato bij affcundinge en affixie van billiet ydereen bekent gemaekt: ‘dat bij d' E. Compagnie, tot gerieff van alle vrije luyden ende Compagnie's dienaers, voor contant, off de vrije luyden die het te goede hebben op haer reecqueninge, te coop sijn dese naervolgende goederen, te weten: InlantseGa naar voetnoot3. ende Engelse lakens, sargie, heresayenGa naar voetnoot4., sijde, garen, chits, linten, mourissen, salmpouris, tabacq, suyker, peper, Guinees linnen, taffachelas, smalle bafftas, St. Thomese cleetjens, gebreyde sayette coussen, hoeden, coren- en saetsevenGa naar voetnoot5., gestreepte cleden, negroscleden, combaersenGa naar voetnoot6., nootenmuscaten, nagelen en caneel. Ga naar margenoot+ Die gadinge heeft, come alle Saterdagh 's morgens; sal gerieft worden voor sijn gelt ofte dat hij te goede heeft.
Segget voort!’
15 dito, 's morgens liefflijk, stil, helder dogh soo couden weer als off het ijs vroos. 16 dito, donker, regenachtigh weer en wint westelijk. Sondagh, 17 dito, fray, helder, liefflijk weer en 't luchjen van den Z.Z.Oosten. 18 dito, idem met stilte. Is den ondercoopman Roeloff de Man met den fiscael | |
[pagina 379]
| |
Abraham Gabbema en de sargeant Everaerts uytgeweest om te besien het landt en de plantagie van den Commandeur Riebeek aen den Bosheuvel, dat hij soekt te vercoopen, om, dienstigh bevonden wordende, 'tselve wel voor d' E. Compagnie aen te nemen en met een grooten boogaert van orangie, lemoenen, wijn, etc. te beplanten, gelijk het rheede begonnen ende daertoe alderbest bevrijt van de harde winden gelegen is, mitsgaders tot hetselve doghGa naar voetnoot1. anders nootsaekelijck voor d' E. Compagnie een groot stuk lant opgesogt ende van sijn wildernisse gesuyvert moet worden, 'twelke dit saysoen te laet vallende om de gewortelde sinckelingenGa naar voetnoot2. en jonge uytspruytsels van orangie ende lemoenen tegen September ende wijnloten over 10 à 12 dagen in te verplanten, ende voorsz. Commandeur, voor sigh selffs, als menende haest te vertrecken, dogh niet verder soekende aen te planten, maer gelijk voorseyt, dito bouw en plantagie te vercoopen, soo sijn daerop de voorsz. raetspersonenGa naar margenoot+ als gecommitteerde ten gemelte fine uytgegaen om hetselve eens ter degen op te nemen en dan te sien hoedanigh het voor d' E. Compagnie van den Commandeur aen te nemen; welke jegens den avont thuys gecomen sijnde en gerapporteert hebbende 'tselve, volgens ook lange experientie, ondervonden hadden, ten reguarde van de bevrijdingeGa naar voetnoot3. der harde winden, voor den bequaemste hoek ende plaets om groote boomen aen te focken des ganschen circkels bij d' E. Compagnie tot haer ende der vrije luyden bouw beslagen. Soo is daerop, na al langh van te vooren genomen deliberatien ende overleggingh, volgende resolutie genomen:
‘Dinxdagh, den 18en July 1661Ga naar voetnoot4.-Ga naar eind(f): Langs soo meer ondervonden wordende dat hier in Compagnie's thuynen, noch ergens in dese Taeffelvaley, hooge ofte groote vruchtboomen sullen cunnen comen te groeyen, en dat om die cleyne maer weynige voor te comen staetGa naar voetnoot5., sulcx voor d' E. Compagnie dienstigh is en ook hoogh tijt begint te worden om nootsaeckelijk een goet stuck lants uyt te kiesen en van sijn wildernissen te suyveren ende claer te maeken, daer men de affsetselsGa naar voetnoot6. niet alleen van de olijffboomen, maer insonderheyt die van orange-, pompelmoes-Ga naar voetnoot7. en lemoenbomen, in goede menichte tegen September, beneffens verscheyde Hollantse jonge fruytboomtjes, staende gewortelt te wesen, sal mogen affsetten en in ordre verplanten tot eenen grooten boomgaert, om na volwassingh de schepen daeruyt abondant tot ververssinge te cunnen dienen | |
[pagina 380]
| |
Ga naar margenoot+ als ook de wijnlooten, in 't eerste van Augusty aenstaende haer tijt wordende, en nadienGa naar voetnoot1. aen nieuw lant daertoe te prepareren seer langh en costelijk werk valt, en tot soodanige plantagie geen beter, ja, 't alderbeste van de gansche Caep, bysonder gelegen en bevrijt voor de felle Z.Z.Oostewinden leyt, <en nadien> de begonnen orange-, lemoen- en wijnplantagie van den Commandeur Riebeek, die se met de corenbouwerije en al wat daer vorders aen vast is, doch tracht te vercoopen, ende twelcke al binnen den begrepen cirkel, voor d' E. Compagnie best gelegen, onder 't wachthuys Hout den Bul's gesigt en genouchsame bewaringe is leggende, ook groot jammer en schade soude sijn dat die schoone plantagie aen particulieren raecteGa naar voetnoot2., die men dogh siet, dat sulken dienstigen werk eer weder terugh- als tevoorensetten soudenGa naar voetnoot3., als sijnde niemant van de vrije luyden seer genegen tot boom- ofte wijnplantagie, maer hun landt anders niet als tot coorenthuyn en aertvruchten te gebruyken, omdat se ten eerstenGa naar voetnoot4. proffijt daervan trecken, bovenGa naar voetnoot5. dat ymant, eenige van de rheede geplante boomen ende wijngaerd al aenhoudende, de vruchten van dien, alsse soo verde al gecomen sijn, gelijk men reede selffs aen 't cooren merkt, weynigh genegen sullen wesen deselve aen d' E. Compagnie sullenGa naar voetnoot6. leveren, maer alles naer haer eygen sinnelijcheyt trachten aen ydereen te vercoopen, soodat d' E. Compagnie noyt de macht off de vrucht van soo schoonen orangieappel<en> en lemoenen als daer beloven te groeyen, souden in handen hebben om de aencomende schepen naer rato van haer volq ende sieken te distribueren, gelijk sulcx al seer gewenst wegen moes-, aerd- en eenige andere vruchten uyt Compagnie's thuynen van overlangh geschiet is, en daerom nootsakelijck soodanigen grooten boomgaerd voor d' E. Compagnie dogh moet gemaect worden, boven dat, insonderheytGa naar margenoot+ gelijck boven, te vresen, ja, volgens exempelen wel vast te stellen is, de particuliere gemelte plantagie van jonge orangie en lemoen, ook de wijngaerden daer in goede ordre en meenighte aengeplant ende groeyende, eerder verwaerlosen als bevorderen soude, gelijk tot heden incluys is blijkende dat qualijk yemandt van al de planten, insonderheyt van wijngaerd, haer jaerlijcx bij honderden gegeven, een degelijke wijnstocq noch aen sijn huys off op sijn lant heeft. Wijders geconsidereert dat, gelijk begonnen te seggen, dogh nootsaekelijk een grooten orangie- en lemoenboogaerd voor d' E. Compagnie ten fine voorsz. seer dienstigh vereyscht en om de voorgemelte redenen ook van noode wesen sal, en dat om daertoe nieuw landt gereet te maeken seer groote costen ende seer langh arbeyt met uytroeyen van boomen ende ander wildernissen vast sijn, boven dat ook dese noodige boomplantagie dan ook soo veel te later souden bijcomen om voort te setten, daerGa naar voetnoot7. des Commandeurs lant jegenwoordigh, van sijn wildernissen uytgeroeyt, al gereet legt, ende dogh geen plaets aen de gansche Caep soo bequaem is om groote boomen | |
[pagina 381]
| |
aen te focken als desen Bosheuvel, best van al de landerijen bevrijt leggende voor de felle Z.Z.Oostewinden, door welke wint men hier in Compagnie's thuynen, gelijk voorseyt, maer seer corte cruckenGa naar voetnoot1. van boomtjes moet houden, hondert <boomen> niet veel meer vruchten als eenen grooten boom aen den voorsz. Bosheuvel sullen cunnen voortbrengen, is derhalven, al de voorsz. consideratien ingenomen, bij den Raedt op 't hoogste en ten meesten dienste van d' E. Compagnie nodigh en dienstigh geacht de voorsz. plantagie aen den Bosheuvel van den Commandeur voornoemt voor de Compagnie in eygendom aen te nemen, dogh voor sijne gedane costen is de prijs, soo wegenGa naar voetnoot2. voorsz. lant en plantagie als den ganschenGa naar margenoot+ opstal en schuyr, bergenGa naar voetnoot3., wagens, ploegen, eggen ende verdere gereetschappen (op de propositie van den Commandeur) verstaen gereserveert te laten aen de beraminge ende het goetvinden van d' E. Heer Commissaris van Batavia, hier jaerlijcx tot de visite aencomende, omme buyten alle bedenkelijkheden te blijven, en waermede het dan, namentlijk alsdat sijn wildernissen uytgeroeyt ende van de ploegh eenige maelen omgehaelt is, soo besayt, bepoot, beplant als onbeplant off braekleggende landt voor d' E. Compagnie is aengenomen, wesende in alles....Ga naar voetnoot4. morgen, waervan jegenwoordigh....Ga naar voetnoot4. morgen besaeyt en aen 't wassen is met taruw en garst, mitsgaders wijders bepoot ende beplant met 1162 jonge orangie-, lemoen- ende pompelmoesboomen, 10 pisangh-, 2 olijffen-, 70 Hollantse vruchtboomen, te weten: 3 ockernoten-, 6 queen-, 5 appel-, 2 peren-, 11 carssen-Ga naar voetnoot5., 24 castanien- en 19 pruymboomtjes, maekende alsoo een aental van 1244 stucx jonge vruchtboomtjes, boven het besayde, ende eenige duysende jonge wijnstockjes van redelijken tier, partije van welk lant voor 't aenstaende ten eersten ook gereet sal te pas comen om vroegh cooren in te sayen, en de rest bequaem tot wijn-Ga naar voetnoot6., orangie-, lemoen- en andere jonge vruchtboomen, die vermits de harde Zuyt-Zuyt-Oostewinden aen 't Doornbosjen in Compagnie's cleynen boogaertGa naar margenoot+ mede niet geraden gevonden worden meer aen te planten, maer deselve tot een queekplaetsGa naar voetnoot7. te houden, moetende dogh nootsakelijk plaets gemaekt worden om wel over de duysent jonge orangie- ende lemoenboomtjes tegen September aenstaende (gewortelt sullende wesen) aen te planten, behalven de menighte looten van den wij<n>gaerd, waertoe dit landt aen den Bosheuvel, gelijk meer geseyt, fray te pas gereet is leggende, hebbende ook de Heeren Majores, insiende de schrale gronden en stijve Zuyt-Zuyt-Oostewinden in dese Tafel-valey, dierhalven bij Haer Ed. generale missive van den 2 September 1658Ga naar eind(g) geordonneert 'tgene wegen de welgemelte harde winden (selffs maer van moescruyden) in dese Taeffel-valey niet | |
[pagina 382]
| |
wassen off wel voort en willen, dat men daermede achter den Taeffel-bergh, omtrent de coorenlanden off elders, souden gaen, daer men deselve winden niet subject is, hoeveel te meer dan om soo dienstige plantagie van orangie, lemoen ende andere vruchten, wijn, etc., bij den gemelten Commandeur met groote sorghvuldigheyt dus verde geplant ende in ordre gebracht, welke uyt sijn handen aen particulieren comende, dogh geen voortgank nemen maer, als gesegt, t' eenemael weder tot vervallinge raken soude, boven dat ook het cooren ofte witte boontjes daer aen te bouwen mede in Compagnie's magt en handen sal sijn, daer ten hoogsten mede aen gelegenGa naar voetnoot1. is, alsoo men dogh langs soo meer siet dat de vrije luyden haer cooren en boontjes meest verquanselen aen 't volq van de passerende schepen, sulcx men haer cooren het 10e paertGa naar voetnoot2. en van de boontjes gansch niet in Compagnie's magasijnen becomen, hoe naeuw dat men daerop ook doet passen, waerdoor d' E. CompagnieGa naar margenoot+ genootsaekt blijft alle jaren selffs ten minsten 60 à 70 morgen met graen te besayen, ende gemerct dat dan aen voorsz. Bosheuvel ook noch eenigh weynigh landt, boven 'tgene besayt en beplant is, sijn wildernissen uytgeroeyt, gereet, omgeploegt ende braek legt - Soo is om 't coorenshalven, dat men toecomende jaer daer noch eenighsints mede sal cunnen teelen, dogh voornamentlijk om den olijff-, beneffens de voorsz. andere boomen, daer beeter als aen eenige oirden van de Caep mede aen te focken, tot dese resolutie eenparigh en ook te meer verstaen, omdat de gemelte boomplantagie is een saeke om de vóórgeallegeerde ende verscheyde andere wichtige redenen meer, voor d' E. Compagnie op 't alderhoogsten dienstigh wesende, in dat lant ook partijen pattattyssen geplandt aen 't groeyen, en dien bouw daer rede in ordre met 2 vrije Duytse huyrlingen en 8 slaven, beneffens 22 goede treckossen, ende alles meer tot deselve behoorende, staende den gemelten Commandeur op de prijseringeGa naar voetnoot3. van d' E. Heer Commissaris van Batavia in toecomende te beramen, met eenen ook t' eenemael aff van alle den vorderen eygendom van de gansche rest van 101 morgen lants bij hem op voornoemde Bosheuvel beslagen ende bovengemelte besayingh ende bepotingh met een mantelingh van wilde boomen rontom besayt gehadt, transporterende deselve derhalven bij desen, op conditien als vooren, t' eenemael aen d' E. Compagnie voor en ten behouve van welke dese resolutie sal dienen tot volcomen transporte en opdrachte, mitsgaders den Commandeur omme over de prijs wijders te accorderen met d' E. Heer Commissaris meer gemelt. Aldus eenparigh geresolveert, etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeek, Roeloff de Man, Abraham Gabbema, Pieter Everaerts en Hendrick Lacus, secretaris.’ | |
[pagina 383]
| |
19 en 20 dito, hard, stormigh weer met veele felle regen- en hagelbuyen.Ga naar margenoot+
‘Woonsdagh, den 20en July 1661Ga naar eind(h):
Navolgende luyden in Rade verthooght hebbende d' expiratie van hunnen verbonden tijt en inclinatie van noch wel langer onder nieuw verbant hier te continueren, is daerop bij den Commandeur en Raedt goetgevonden deselve onder de conditien ende verbeteringe aen te nemen als de onderstaende actens, haer daervan verleendt, sijn dicterende, namentlijk:
Jan Carstense van SunderburghGa naar eind(i), hier te lande gecomen met 't schip Prins Willem in July 1658, voor bosschieter à 10 gulden per maent, welke 'tsedert dien tijt in Compagnie's groote beestecrael en schapenstal hier aen 't fort gebruykt en in 't suyveren ende stroyenGa naar voetnoot1. van de gemelte stallen ende opgaderen van de mest voor de thuynen en 't landt seer wel opgepast ende volgens dien goet genoegen gegeven heeft, wort derhalven, ende vermits sijn tijt in July verleden al geëxpireert is, op sijn versoek ende vereyschte bequaemheyt tot bovenstaende saken de novo voor noch drie jaren weder aengenomen als bosschieter onder een beloninge van 13 gulden per maent, gagie heden ende verbant Februari toecomende, tegen de comste van d' aenstaende retourvloot, ingaende. Maerten Reselaer van BerenburghGa naar eind(j), hier te lande gecomen met 't jacht Hasselt, 10 Augusty 1657, voor cuyper à 15 guldens 's maents, welke 'tsedert gebruyckt sijnde in Compagnie's magasijnen ende aldaer gegeven hebbende goet genoegen, wort op sijn versoek ende vereyschte bequaemheyt, vermits tijts expiratie, de novo weder aengenomen voor noch drie jaren als oppercuyper van Compagnie's magasijnen, onder een beloninge van 20 gulden per maent, verbant en gagie ingaende den 10en Augusti verleden, dat sijn eerste verbant is geëxpireert. Roeloff Michielsz. van Gotlant, hier te lande gecomen met den Oliphant, 15Ga naar margenoot+ November 1660, voor bosschieter à 12 guldens per maent, welke sedert sijn aenwesen alhier aen timmeren is gebruyct, en bevonden sijnde een goet, neerstigh werkman te wesen, wort dierhalven op sijn versoek ende bequaemheyt bij desen voor huystimmerman aengenomen, onder een beloninge van 15 guldens per maent, heden ingaende ende verbonden blijvende sijn tijt daervoor alhier uyt te dienen. Willem Adamsz. van Amsterdam, hier te lande gecomen met 't jacht 's-Gravenlandt in Januari 1660, voor bootsman à 11 guldens per maent, welke 'tsedert sijn aenwesen alhier aen 't timmeren is gebruykt ende waerin genoegen heeft gegeven, wort dierhalven op sijn versoek ende bequaemheyt bij desen voor huystimmerman aengenomen, onder een beloninge van 15 guldens per maent, heden ingaende en verbonden blijvende sijn tijt daervoor alhier uyt te dienen. | |
[pagina 384]
| |
Aldus gedaen en geresolveert in 't fort de Goed Hope. ten dage en jaere als boven. (Was geteykent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’
21 dito, was het onstuymige weer wat bedaert, doch echter noch al redelijck stijff van den Noort-Westen wayende. Ga naar margenoot+ 22 dito, idem, maer tegen den middagh wederom seer harde storm, hagel- en regenbuyen. 23 dito, al meest één weer, dogh wat sachter. Sondagh, 24 dito, 's morgens fray, liefflijk, stil sonneschijn-weer. 25 dito, donkere, gure, coude lucht, die yemandt eer bij 't vuyr als buyten jagen soude, met tamelijke stijve N.Westecoelte, waermede 's middags hier wel ter rheede arriveerde 't schip de Beurs van de Camer Amsterdam, daerop schipper Reyer Mauritsz. en twee adsistenten, Anthony van Zoomeren ende Gerrit Pauw, in compagnie van de schepen 't Huis te Swieten, Rijsende Zon, Wassende Maen ende 't Raedthuys van Amsterdam, den 11en April verleden uyt Texel geseylt met 247 coppen, daervan 9 gesturven ende drie over boort verongeluct, de rest wat scheurbuykigh, dogh boven 7 à 8 niet plat te koy, hebbende gisteren 't Raethuys onder de wal noch gesien ende 't Huys te Swieten omtrent de liny, sijnde omtrent Caep de Finistre door storm altemaelen van den anderen geraect en voorts nergens als nu dese plaetse aengeweest, waerdoor 't volq wat veroudert en scheurbuykigh was en dies te meer met ververssinge versorgt sijn. 's Namiddags heeft den Commandeur Riebeeck met sijn huysvrouw d' eerste twee lemoenenGa naar voetnoot1. van een boomtjen in Compagnie's thuynen staende affgepluct, sijnde fray geel gecouleurt ende al moy groot, St. Helena's slagh, van jonge boomtjensGa naar margenoot+ voor dato vandaer doen haelen, en te hopen datter haest meer sullen beginnen te dragen. 's Avonts met vallen van den donker quam noch een schip de bay in seylen, twelq, vermits 't mottigh ende regenachtigh weer, niet verkent wierd, dogh echter op de seynen weynigh buyten de rhee ten ancker quam, mitsgaders des anderen daegs Nieuwe maen, 26en <dito>, voorts op de rechte rheede, relaterende de opperhooffden van dien, aen landt gecomen sijnde, dat het was 't schip 't Raethuys van Amsterdam, mede den 11en April passado, in compagnie als boven verhaelt, uyt Texel geseylt met 241 coppen, daervan 8 gestorven, onder welke den bouchouder | |
[pagina 385]
| |
Anthonio la Faillje en adsistent Salomon Sandra, wesende het voorts met het volq redelijk wel, op eenige weynige <nae>, die door 't scheurbuyk wat meer als andere verswakt, dogh noch op de been waren, hebbende nergens aen geweest, maer op den 8en Juny drie graden benoorden de liny aen boort gehadt den schipper van de Mayboom, daer 't alsdoen noch heel wel mede stont, sonder sieken off dooden, bij welke een Engelsman was die ook na India tendeerden en al 7 dooden, neffens verscheyde sieken had; voorts geen bysondere ontmoetinge noch verkenninge van schepen staende de reys meer gehadt. Blijvende het weer al even los en buyigh met swaren regen. 27 dito, idem weer en wint Noort-West, brachten de vrije wiltschutten de huytGa naar margenoot+ van een wackeren leeuwin aen 't fort, die se gisteren op 't versoek van de Caepmans omtrent haer beestencrael, 5 uyren gaens van hier leggende, hadden geschooten; dogh waren den eenen wiltschut, Carel Broers, en haerGa naar voetnoot1. knegt, Jan Wolff, beneffens ook twee Hottentoos, al vrij van de leeuwin gequest, welke quetsuren der voorsz. wiltschutten geordonneert sijn, boven de premie op 't vernielen van dat schadelijk gedierte gestelt, bij Compagnie's chirurgijn costeloos te laten cureren, wetende de Hottentoos voor hun selffs raedt genoegh. 28 <dito>, 's morgens droogh, windrigh weer, vrij stijff uytten Z.Z.Oosten, en sag men daermede met den dagh een schip de bay in comen laveren, welke voormiddags noch ter rheede rakende en d' opperhooffden aen lant comende, verstonden te wesen het jacht de Mayboom, daerop schipper Gijsbert Jansz. Strantwijk en bouchouder Willem van Colster, voor de Camer Rotterdam, den 11 April passado mede uyt de Maes gelopen met 91 coppen, daervan een overboort gevallen is, de rest noch fris ende gesont, hebbende met een schip van Rotterdam, Ida Marie genaemt, in compagnie geseylt tot aen Boa Vista, daer se water sochten, maer niet becomen anders als 12 à 13 bocken ende wat pattattissen; sulx hij vandaer sijn reys vervorderende, omtrent de liny een Engelsman ontmoet had, genaempt De Lojal Marchiant, groot omtrent 250 lasten, gemonteert met 36 stucken, tenderende naer Bantam met 120 à 130 eters, den capiteyn genaemt Niclaes Milet, ende voor coopman ook eenen Vincent VetteGa naar eind(k), anno 1660 met het overwinterde jacht ErasmusGa naar eindl in Compagnie's dienstGa naar margenoot+ voor bouchouder na 't Vaderlant gevaren, hebbende wel 12 à 13 dagen bij den anderen geseylt en 2 à 3 maelen malcanderen aen boort wesen vergasten, in 't welke den Engelsman groote beleeftheyt en vruntschap hadde bewesen. Heden is den Commandeur op de rheede geweest om eenige bevolen saken in ordre te stellen. 29 dito, liefflijk weer en 't luchjen variabel, is den Commandeur ten diergelijken eynde weder op de rheede geweest. 30 <dito>, idem weer, en is desen nacht door de vrije luyden een wolff geschooten, waervoor de gestelde premie contant is betaelt. | |
[pagina 386]
| |
Sondagh, den laesten, even schoon weer met stilte, dat de hier leggende schepen haer saken dapper doet spoedigen om te vertrecken, en die buyten sijn, vermits de stilte, traineren om binnen te comen. Des nachts is een soldaet overleden, genaemt Claes ter Maet, uyt 's-Gravenhage. |
|