Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJuny anno 1661Ga naar margenoot+ Adij, primo dito, schoon liefflijk, helder, sonneschijn-weer met stilte en cleyne variable luchjens. 2 dito, heeft het tegen den avond wat stijff gewayt van den Z.Z.Oosten tot omtrent 9 uyren in de voornagt. Ende sijn op dato de voornoemde 2 opper- en onderconingen der Saldanhars met een tamelijke vereeringe na goet onthael wel gemockeltGa naar voetnoot2. weder vertrocken, hebbende op onse aenradinge aengenomen, wanneer den nieuwen Commandeur gecomen sal wesen, selffs alsdan met eenige vette koebeesten en schapen hier te comen presenteren om denselven daermede wellecom te heten ende van den jegenwoordigen Commandeur aen hem bekent gemaekt te worden, ten eynde hij sien ende weten soude mogen welke persoonen sij waren die met ons g'allieert sijn, ende genegentheyt hadden met denselven, soowel als den jegenwoordigen, in alle vreede en vruntschap ook om te gaen en handelen. Herry en Doman dit voor een goet werk opvattende, namen aen de Hunquas ofte overste der Gorachouquas ofte Tabacqdieven ende Goringhaiquas ofte Caepmans mede daertoe aen te raden, als wel cunnende merken dat dit affectie baren sal. De Chainouquas woonden te verde van de hant, anders souden die ten selvenGa naar margenoot+ fine mede wel comen, maer die luyden sullen op haer tijt altijt wel affcomen, als genoegh gesien hebbende de genegentheyt der Hollanders tot een familljaren ommegangh en handeldrijven met alle volkeren van dit landt. 3 dito, 's morgens wederom even schoon, liefflijk weer en stilte. 4 dito, idem niet min aengenaem weer. Pinxsterdagh, 5 dito, doghGa naar voetnoot3. is te vermoeden dat de Vaderlantse schepen, vermits de continuele stilte, hieromtrent vrij na 't landt verlangende leggen en swerven. D' Al- | |
[pagina 371]
| |
mogende wil haer haest laten aencomen, sijnde Hilversum en de Parkyt buyten op haer noch cruyssende. 6 dito, noch al drooge stilte, heel tegen de natuyr van 't saysoen. Heden voormiddagh, na 't lesen des sermoens, sijn de navolgende persoonen voor den Raedt in openen Raedtcameren getrout, achtervolgende resolutie hier onder g'insereert.
‘Maendagh, den 6 July (i.p.v. Juny!) 1661Ga naar eind(a): Na 't eyndigen des sermoentsGa naar voetnoot1. desen voormiddagh, sonder eenige de minste verhinderinge, volgens Christelijk gebruyk de derde affroepinge van de ondertroude persoonen, Jochum Blanq van Lubeek, dispencier en houder der soldijeboucken deser fortresse de Goede Hoope, ende Johanna Boddijs van Doesburgh, weduwe jongstwijlen zaliger Jan van Harwarden, in sijn leven vendrigh in dese fortresse, ende ons niet voorgecomen wesende waerdoor deselve in haer voornemenGa naar margenoot+ soude cunnen ofte mogen geretardeert ofte beleth worden - Soo is bij den Raedt verstaen, achtervolgens de resolutie van den 28 Mey verleden, de vordere solemnisatie van de trouw in den Name des Heeren te laten voortgaen en ten dien eynde ook goetgevonden, opdat alles wettelijk en met goede ordre tot Godes meeste eere magh toegaen, de gemelte solemnisatie (alsoo geen predicant hebben) door den secretaris van onsen Raedt voor alle den volke in opene Raedtcamere te laten bedienen, gelijk sulcx op dato na 't lesen des Christelijken sermoents in den Naeme des Heeren dan openbaer en wettelijk geschiet ende g'effectueert is. Aldus gedaen in 't fort de Goede Hope, datum ut supra. (Was geteykent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrik Lacus, secretaris.
7 dito, heete, stille sonneschijn in 't midden van de winter. 8 dito, tegen middagh begond de lucht wat te betrecken ende uyt den Noort-Westen op te coelen, waermede tegen den avond de fluytjes Hilversum ende Perkyt onder 't Robben-eylandt verschenen, sijnde gister en heden van Oedasoa's volq gehandelt drie schapen, en van eenige die haer uytgaven voor boden van de Chainouquas 6 oud en jonge koebeestjes, welke met eenen wilde seggen dat haren coningh, OedasoaGa naar eind(b), weder met een groot deel bestiael uyt 't landt herwaert affcomen soude,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 372]
| |
dat niet te miswenschenGa naar voetnoot1. is, alsoo van hem de grootste plockenGa naar voetnoot2. wel gehandelt worden. Tegen den avondt en staende de nacht heeft het uyt voorsz. Noort-Westhoek al vrij blijven wayen en regenen. 9 dito, 's morgens ook soodanigh aenhoudende, is daermede 't schip Prins Willem 's namiddags ten 2 uyren hier wel ter rheede g'arriveert, daerop den oppercoopman Johan Pelletier en schipper Daniel de Looper, item een predicant, genaemt Johannes van den SwaerdenGa naar eind(c), wesende den 7en February passado uyt de Wielingen geseylt in compagnie van 't Slot van Honingen ende Nieuwenhoven, die ten eersten vooruyt van haer sijn affgeraekt, dewijle dit schip in de spleetGa naar voetnoot3. van 't vlakGa naar voetnoot4. hadde vastgeseten gehadt, uytgevoert 392 gegagieerde coppen, daeronder 15 overleden, ende noch wel 50 à 60 jegenwoordig aen 't scheurbuyk siek te coy leggen, hebbende nergens aengeweest. Soo quam ook mede van buyten uytter zee het fluytjen Hilversum, welcx opperhooffden datelijck last wierd gegeven, conform de ordre met Prins Willem uyt 't Patria nu becomenGa naar eind(d), om sijn inhebbende goederen voor India aen voorsz. schip over te geven ende sigh vorders op 't alderspoedigste gereet te maken om in allerGa naar margenoot+ ijl na Ceylon t' seyl te gaen, met sulke ordre als voor denselven na luytGa naar voetnoot5. onser Heeren Meesters last sal vaerdigh gemaekt worden, insgelijcx voor de Perkyt, die noch buyten in zee cruyssende is ende alle uyr mede binnen verwacht wort. 10 dito, los, nat weer en wint variabel, is de Perkyt mede binnen gecomen en d' opperhooffden gelijke last als die van Hilversum gegeven. 11 dito, hard, windrigh weer van den N. Westen. Volle maen, 12 dito, fray, liefflijk weer. Sijn noch een deel siecken van Prins Willem aen landt gebracht en de gesont gewordene van Maerseveen en andere in de plaets weder na boort bestelt om plaets te maken. Desen morgen is een timmerman van Maerseveen overleden, genaemt Cornelis Hermenss. van Uytrecht. Ende wierd 's namiddags seyn gedaen in de clooffwacht datter 2 schepen onder 't landt waren. 13 dito, idem liefflijk sonneschijn-weer en 't luchjen slapjes van den Noordt-Westen. 's Nachts omtrent een uyren sijn de voorsz. 2 schepen op 't vuyr van 't Robbeneylandt wel binnen op de rhee gearriveert, wesende Slot van Hooningen en Nieuwenhoff, met 't hier ter rheede leggende schip Prins Willem den 7en February passado in | |
[pagina 373]
| |
compagnie uyt de Wielingen t' seyl gegaen. Op Slot van Hooningen was schipperGa naar margenoot+ Willem Volkertss. en ondercoopman Cornelis van Essen, met drie hondert 74 coppen van welke 4 overleden en de rest op 6 à 7 na wel gedisponeert waren, hebbende onderwegen Cabo Verde aengeweest en aldaer van 't opperhooft, Hendrik Kops, gehoort datter twee dagen voor haer compste 5 groote Engelsen, ophebbende over de 1200 coppen, hadden geweest, en hem gesegt dat hij in 6 maenden soude maeken die plaetse voor den Coninck van Engelandt in te ruymen, met hoedanige last sij de gansche custe van Africa waren geordonneert voorts te gaen tot heel aen Cabo de Bonne Esperance, gelijk breeder bij den gemelten Cops aen Haer Ed. tot Batavia ook is schrijvende. 't Jacht Nieuwenhove, daer schipper op is Frederick Jansz, ende bouchouder Jan de Witte, had uytgevoert 136 coppen, waervan 6 overleden waren, hebbende nergens als voorleden week in de Saldanha-bay aengeweest, daer eenigh water en maer een mager beestjen en 3 à 4 schapen becomen had, wesende 't volq anders altemalen wel gedisponeert op 5 à 6 nae, die wat scheurbuykigh waren. 14en <dito>, aengenaem weer, dogh wat te stil voor de schepen die voor de wal sijn om binnen te comen. 15 en 16 dito, idem, dogh quam met eenige variable luchjens en boucheerdenGa naar margenoot+ daermede 's morgens wel ter rheede 't schip Zeepaert, voor de Camer Zeelandt den eersten Maert uyt de Wielingen geloopen met 242 coppen, daervan 2 overleden en de rest meest altemalen fris ende gesont, hebbende nergens aengeweest, ende eergister 2 schepen hier dighte bij gesien, sijnde den schipper genaempt Hendrik Lucifer ende den ondercoopman Cornelis van den Mande. Soo wierd ook weder een ander schip gesien, dat des namiddags met boucheeren en cleyne variable luchjens, Gode loff, mede wel binnen quam, sijnde 't schip Arnhem, den 7 February passado in compagnie van 't Wapen van Hollandt en Overveen uyt Texel met 358 gegagieerde coppen, daervan 31 overleden, ende onder dies ook den schipper Rens Jansz. ende den predicant Henricus PeliusGa naar eind(e) met vrouw en 2 kinderen, wesende anders op 8 à 10 na de rest redelijk, en in voorsz. plaetse gesurrogeert den opperstuyrman Dirk Gerritss. van Norden, den ondercoopman genaemt Abram Ardes met vrouw en kinderenGa naar voetnoot1., hebbende nergens aengeweest noch yets notabels meer ontmoet. Is derhalven, gelijk voor d' andre schepen, mede ten eersten de ververssinge aen boort beschict en tot het dagelijcx ordre gestelt. 17 <dito>, 's morgens regenachtigh weer en redelijk stijve coelte uyt den Noort-Westen, waerdoor de Perkyt, gereet leggende, belet bleeff t' seyl te gaen na Ceylon. Tegen den avont quamen weder 2 schepen voor de bay, cunnende vermits eenGa naar margenoot+ | |
[pagina 374]
| |
opcomend Z.Z.Oostewint niet binnen comen, dogh raecten daermede in de nacht het galjot, de Perkyt, fray t' seyl. 18 dito, 's morgens stil weer, en den fiscael aen boort sijnde geweest van de voorsz. twee schepen, wist te seggen, dat het was 't schip Wapen van Hollant en 't jacht Overveen, in compagnie als voorsz. op den 7 February verleden met Arnhem uyt Texel geseylt, wesende den Commandeur Gerrit van Harn, tot vervanger van den Commandeur Riebeek aen de Caep gedesigneert, den 17en Maert al comen te overlijden ende op 't eylandt St. Vincent begraven, daer voorsz. twee schepen aengeweest waren, opgehadt hebbende 't Wapen van Hollandt 343 gegagieerde coppen, daeronder den schipper David de Coninck ende ondercoopman Hendrik Henk, van welke, boven voorsz. Commandeur, noch 25 persoonen waren overleden. Ende 't jacht Overveen, daerop schipper Hendrik Franken en bouchouder Cornelis Rosendael, was uytgevaren met 164 gegagieerde coppen, daervan geen overleden hebbende, altijt bij 't Wapen van Hollandt gebleven geweest omdat ook den schipper aen St. Vincent genouchsaem op sijn sterven en alsoo dito schip in groote desolatie was, dogh nu beyde, soo wel officieren als 't volk, altemalen redelijk gedisponeert, uytgenomen den ondercoopman op het Wapen van Hollandt, die heel siek is. Sondagh, 19 <dito>, dijsigh weer en wint van den N.Westen, is door den predicant Johannes van den Swaerde hier aen lant des Heeren Avontmael bedient. Ga naar margenoot+ 's Namiddags 6 beesten en 4 schapen gereuylt van de Gorachouquas en gister 13 van Oedasoas volq. 20 dito, 's morgens mistigh weer en stil, waerdoor Hilversum noch niet coste t' seyl raken na Ceylon, schoon daertoe gister sijn despeche al had becomen. Soo sijn ook heden mede d' opperhooffden van 't jacht Nieuwenhove met haestige brieven vooraff uyt de vergaderinge van 's-GravenhageGa naar eind(f) aen Haer Ed. tot Batavia gedespecheert. Op dato is den ondercoopman van 't schip Wapen van Hollandt overleden. 's Avonts is Hilversum noch onder seyl gegaen, trachtende met laveren buyten te raken, maer te vergeeffs. 21 dito, lieff weer. Is Nieuwenhove noch buyten geraect maer Hilversum niet. Ende is 't Seepaert mede afsscheyt gegeven met soodanige brieven aen Haer Ed. tot Batavia als Nieuwenhove sijn medegegeven. D'Almogende wil deselve tijdigh laten overcomen. 22 dito, 's morgens donkere lucht en Noort-Westewint uytter zee. 23 dito, variabel, los weer. Is Hilversum en 't Zeepaert daer noch fray mede buytenGa naar margenoot+ geraect, sijnde die van Prins Willem ook besigh haer ververssinge voor de reys in te nemen om morgen mede t' seyl te gaen. 24 <dito>, 's morgens vrij onstuymigh, nat weer, en wint van den N.Westen, tot belet van Prins Willems vertreck. 25 dito, noch Noort-Westecoelte en los weer, tot belet als vooren. En is op dato een soldaet overleden, genaemt Anthonio de Wit uyt 's-Gravenhage. | |
[pagina 375]
| |
Nieuwe maen, 26 <dito>, Sondagh, nat, onstuymigh weer en stijve N.Westewint tot belet als vooren. 27 dito, meest al eenGa naar voetnoot1., dogh wat sachter weer en wint van den Noort-Westen, gelijk gister. Hebben die van 't Slot Hooningen mede hun despeche gecregen. 28 dito, idem weer als gister. 29 dito, heel moy, stil weer, doende Prins Willem ende Honingen haer best om na buyten te werpenGa naar voetnoot2., maer tegen den avont, 't luchjen comende van den Z.Z.Oosten, sijn deselve daermede buyten in zee geraeckt. D'Almogende wil haer behouden op Batavia laten comen. Ultimo dito, stijve Z.Z.Oostewint, waerdoor geen schuyts costen varen, soudendeGa naar voetnoot3. anders Arnhem heden mede sijn despeche becomen hebben, en soo 't Godt belieft over drie dagen ook 't Wapen van Hollandt ende Overveen, de laeste hier aengelangt. |
|