Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdMey anno 1661.Sondagh, den eersten dito, liefflijk, stil weer tot tegen den avond, begond wat uytten Noort-Westen de bay in te waeyen, waerdoor de op gister gedespecheerde fluyt Vogelesangh en 't jacht Erasmus noch niet costen t'seyl raeken om buyten te comen. 2 dito, idem contrarie wint voor de gemelte schepen. 3 dito, 's morgens heldre lucht met frisse N.Westecoelte. Besigh sijnde onse brieven na 't Patria geslooten te overhandigen aen d' E. Heer Johan BoucheljonGa naar eind(a), soo comt hier ter rheede te arriveren 't langh na uytgesiene schip Maerseveen, vrij desolaet gestelt, als sijnde den oppercoopman, Willem van de Graeff, 2 February passado overleden ende den schipper, Pieter Barchout, daegs voor eergister, beneffens welke nogh 71 persoonen, daeronder den opper- en onder-chirurgijn, leggende noch welGa naar margenoot+ 80 te coy en d' andre soo swak dat niet costen vertuyenGa naar voetnoot1.. Sulx de schippers Gilde van Dordregt en Pieter Danielss. van de Perkyt met den ondercoopman Roeloff de Man ende den fiscael deser fortresse datelijk derwaerts gestuyrt wierden omme 't schip te versorgen en wijders op te nemen hoe het daer vorders gelegen was, welke 's namiddags wederom comende, bovenstaende desolatie confirmeerden ende wijders relateerden dat de regeringeGa naar voetnoot2. daer noch gerustig was, mitsgaders bij den scheepsraedt in des schippers plaetse gesurrogeert den opperstuyrman, Jan Janss. Swart, voor dato meer in India geweest, den onder-Ga naar voetnoot3. tot opper-stuyrman en de seylmaker tot derde waek. Sijnde den predicant Dominee Cornelius CollediusGa naar eind(b) mede heel siek ende hebbende 54 etmael van stilte onder de liny (drie mael gecruyst) gesuckelt ende alsoo van 348 coppen, daer se den 24en November in compagnie van Vogelesang en Anckeveen mede uytgevaren sijn, maer 265 coppen aengebracht, die wij hopen door de ververssinge, naest Godt, hier haest op de been te helpen, sijnde van de liny tot hier in 2 maenden comen seylen, dat noch redelijk gegaen is. 4 <dito>, 's morgens noch al stijve N.Westewinden, welke tegen den avont wat stilden, wierden de sieken van Maerseveen aen landt gebracht. Ga naar margenoot+ 5 <dito>, morgens 't luchjen wat van den Z.Z.Oosten wesende, sijn daermede al voor daegh t' seyl gegaen de fluyt Vogelesangh en 't jacht Erasmus naer Batavia, ende weynigh later, noch voor de middagh, ook d' E. Heer Joan Boucheljon met de fluyt Venenburgh ende 't jacht Calff na 't Patria met de laeste brieven en annexe pampieren aen d' Ed. Heeren Bewinthebberen van de Generale Nederlantse Oost- | |
[pagina 365]
| |
Indische CompagnieGa naar eind(c). D' Almogende wil voorss. Haer Ed.Ga naar voetnoot1. rijke retouren salvo laten thuyscomen en ook d' andre schepen met hare cargasoenen voor India wel op Batavia. Ondertusschen is vandage ook gecommitteert aen 't schip Maerseveen den oppercoopman Pieter de Lange met schipper Gilde en <de> fiscael van 't fort, omme te gaen opnemen hoe 't met de kisten ende goederen van den overleden oppercoopman Willem de Graeff en schipper Pieter Barchout gelegen sij, en wijders te vernemen hoe alles daer staet, soo met de regeringe als andersints; welke des avonts aen landt comende, haer verrichtenGa naar voetnoot2. communiceerden als ook de memorienGa naar voetnoot3. van de voorsz. overledens kisten ende goederen, die se met eenen versegelt hadden ende vermits de regieringe bij de provisioneel gesurrogeerde hooft-officianten het behoorlijk gesagh redelijk wel scheen te wesen, is den 6en <dito>, 's morgens, goet weer sijnde, den Commandeur selffs eens met bovengenoemden oppercoopman de Lange en de verdere gecommitteerde na 't gemelte schip Maerseveen gevaren en de saken alles buyten eenige de minsteGa naar margenoot+ disordre vindende, heden daerop genomen navolgende resolutie te weten:
‘Vrijdagh, den 6en May 1661Ga naar eind(d): Naer voorgaende twee mael genomen inspectie en verscheyde examinatien door expresse gecommitteerdens bevonden hebbende een goede eenigheyt te wesen onder de gesurrogeerde hooft-officianten van het schip Maerseveen, en dat volgens alle getuygenissen geen de minste disordre noch debauche onder deselve oyt is geweest, maer ter contrarie luyden schijnen van nuchteren ommegangh, sulcx daerop dan nagesien de gehouden journalen van den gesurrogeerden schipper ende gevolgde stuyrluyden respective, en daerbij niet anders ook cunnende vernemen als dat elc voor 't sijne bequaemheyt genough schijnt te hebben - Soo is na rijpe deliberatie en overlegh bij den Commandeur en Raedt van 't fort de Goede Hope, versterkt met den oppercoopman Pieter de Lange ende Adriaen de Gilde, schipper op 't schip Dordregt, eenparigh verstaen de gedaene surrogatie van de scheepsraedt op den 2en deser op 't schip Maerseveen genomen in haer vigeurGa naar voetnoot4. en geheel te laten, en deselve persoonen in die qualiteyten voor alle den volke te authoriseren, gelijk dan op dato ook geschiet is, namentlijk: De opperstuyrman Jan Janss. Swart van LetkoGa naar eind(e) in des overledens schippers Pieter Barchout's plaetse tot schipper, den onderstuyrman Cornelis Janss. van Bergen tot opper ditoGa naar voetnoot5., den derden waek Jan Evertsz. van Nes van Batavia tot onder ditoGa naar voetnoot5. endeGa naar margenoot+ den seylmaker Sacharias de Groot tot derde waek, voor dato in India meer voor onderstuyrman gevaren, latende de approbatie der voorsz. qualiteyten en augmentatie van de gagies gereserveert aen Mijn Heeren den Gouverneur-Generael en Raden van India tot Batavia. | |
[pagina 366]
| |
Sijnde wijders op 't een en 't ander de vordere nodige ordres gestelt, soo in 't nemen van den rangh aen de taeffel als andersints, op dat sigh elk soude weten waernaer te reguleren. Aldus gedaen en geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage en jare als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Pieter de Lange Adriaen de Gilde, Roeloff de Man Abraham Gabbema Hendrik Lacus, secretaris.’ 7 dito, windrigh weer van den Noort-Westen. Sondagh, den 8 <dito>, 's morgens fray, stil, liefflijk sonneschijn-weer. 9 dito, harde drooge Z.Z.Oostewinden. 10 dito, 's morgens stil. Hebben de opperhooffden van 't schip Dordrecht hare ververssinge voor de reys aen boort gehaelt en becomen haer despeche om met d' eerste goede wint die Godt verleene sal, te vertrecken na Batavia met de brieven en pampieren aen Haer Ed. aldaerGa naar eind(f). Ga naar margenoot+ 11 dito, tegen den avond 't luchjen fray van den Z.Z.Oosten de bay uyt deurcoelende, is verhaelde schip daermede vertrocken en voor den donker noch fray buyten geraekt. D' Almogende verlene deselve vorder behouden reyse. 12 dito, 's morgens stille, betrocken lucht. Is den Commandeur eens de visite in 't landt wesen doen over den bouw en ander saken, vindende sommige vrije luyden wat traegh en noch niet eens een ploegh in de grondt geset, daer d' E. Compagnie en andere vrije luyden bijna haer halve landt (jegenwoordigh den bouwtijt sijnde en nu oock moetende waergenomen worden) al met taruw in 't saetGa naar voetnoot1. hebben. Is derhalven haer wat tot debvoir aengemaent, off dat geen provisie uyt Compagnie's magasijn voor deselve te coop soude wesen, en wes meer dienen mochte om haer tot wat beter en meer debvoir aen te porren. 13 dito, redelijk weer als vooren. Is den Commandeur wesen affroyen de lantweer anno passado begonnen met wilde, bitter-amandelboomen te beplanten, die seer fray opcomen en in 5 à 6 jaren tot een bysonder schoone, dichte hegh staen te groeyen, binnen welke nu mede getrocken is beyde de Bosheuvels- en de BaersrevierenGa naar voetnoot2., die bij grooten regentijt sijn uytloop heeft soowel in de Bay Fals als in dese Taeffel-bay, en dat om de weyden en het hoy die aen weercanten van deselve hooghodigh sijn voor 't bestiael en paerden. Ga naar margenoot+ Heden isser van Gonnoma's volq aen 't fort geweest met 26 schapen en 2 beesten, seggende dat hij selffs haest mede eens comen soude. | |
[pagina 367]
| |
Volle maen, den 14en, even fray, stil, betrocken weer met weynigh regen altemetsGa naar voetnoot1.. Sondagh, den 15en dito, idem. 16 dito, weer en wint als vooren. Is Gonnoma, den tweden oversten van de Saldanhars ofte Cochoquas aen 't fort gecomen met drie koebeesten en 29 schapen, nadat hij nu in 7 jaren sigh niet had derven hier vertrouwenGa naar voetnoot2., namentlijk 'tsedert dat Herry d' E. Compagnie in 't jaer 1653 d' eerste mael de beesten ontrooffden, vermits hijGa naar voetnoot3. des avonts te vooren mede aen 't fort geweest was, en gevreest heeft dat wij hem, Swarten Capiteyn plegende te noemen, daer mede schuldigh aen hielden; des hem nu, om een vast vertrouwen van ons te hebben, te liberaelder onthaelden en seyden dat wij nu met alle de grooten des lants vreden hadden en met alle volkeren noch meer sochten te maken, mitsgaders ook soodanigh met hem te onderhouden, onverbreekelijk, dat sigh seer wel geliet te behagen en sigh machtigh te verwonderen over de gebouwen overal 'tsedert sijn affwesen van hier gestelt; seyde dat nu niemandt in de werelt op de Duytse eenigh quaet meer dachten, maer dat alle de grooten hieromtrent wegen de gepasseerde voorvallen nu volcomentlijk in gerustheyt waren, en met hart en sin genegen waren voortaen altijt tot ons aff te comen handelen en wandelen, daer sigh Herry, jegenwoordigh bij 't fort woonende, met Doman alsGa naar margenoot+ tolk bij laet gebruyken, en dogh de tolkinne Eva de principaelste uytleggerse van de tael omdat die terdegen, perfect Duyts spreekt; welke uyt den montGa naar voetnoot4. van Gonnomoa seyde, dat hij expres gecomen was om den Commandeur, van sijn aenstaende vertrekGa naar voetnoot5. gehoort hebbende, noch eerst eens te sien en te versoeken, dat mede soowel als Oedasoa en meer andere in deselve vruntschap niet alleen mochte aengenomen, maer ook gecontinueert en ten dien eynde sijn persoon aen den nieuwen Commandeur in goede recommandatie gelaten worden, sullende het sijn cants halvenGa naar voetnoot6. met aenbrengingh van vee niet laten gebreeken; waerop hem na vereysch tot contentement is g'antwoort ende van onse vruntschap verseekeringe gedaen, na 'twelke sijn volcq ook lustigh met eeten en brandewijn, tot vrolijkheyt toe getracteert en, avont geworden sijnde, wat gingh slapen. 17 dito, seer moy, liefflijk sonneschijn-weer. Is den Commandeur weder uytgeweest, hebbende door den fiscael en lantmeter de beplant wordende lantweer, sooGa naar voetnoot7. die affgerooyt is, op sijn streckingen altemalen laten affmeten en peylen om voor sijn vertrek ook noch in de caert te brengen en wijders op den bouw soo voorts wat nodige ordre gegeven. 18 <dito>, fray weer als vooren. Is Gonnomoa met een goede vereeringe en contentement weder naer huys gegaen.Ga naar margenoot+ 19 dito, idem liefflijk weer. Sijn d' opperhooffden van 't <schip> Maerseveen haer despeche gegeven en g'intregeert de brieven en pampieren aen Haer Ed. Mijn Heeren | |
[pagina 368]
| |
den Gouverneur-Generael en Raden van India tot BataviaGa naar eind(g) omme daermede, met den eersten goeden wint die Godt sal gelieven te verleenen, derwaerts te verseylen. 20 dito, 's morgens donker, regenachtigh weer en passelijckeGa naar voetnoot1. stijve wint uytter zee van den Noort-Westen tot belet van voorsz. schips vertrek. En sijn door Gonnomoas volq weder 8 schapen en 2 koebeestjes aengebracht en verreuylt. 21 dito, 't luchjen des namiddags van den Z.Z.Oosten wat opcoelende, is 't schip Maerseveen daermede fray t' seyl en voor den avondt noch buyten in zee geraect met 280 gesonde coppen, sijnde de sieken tegen gesonde verwisselt en met noch 15 man meer van hier vertrectGa naar voetnoot2. als aengecomen was. D'Almogende verlene haer wijders behouden reyse. Soo waren heden weder eenige voorlopers van de Chainouquas met drie beestjes aen 't fort geweest, seggende dat haren heere weder met goet deel bestiael herwaerts affcomende was, en daermede wel wat eerder mochte hier wesen als de gissinge wel geweest sij, dat niettemin te wenschen is. Sondagh, 22 <dito>, 's morgens drooge Z.Z.Oostewinden met helder weer. Ga naar margenoot+ 23 <dito>, nat weer en westelijke wint uytter zee. 24 en 25 dito, fray, liefflijk, helder, stil weer. Sijn 4 schaepjes door Oedasoa's volq aengebracht. Hemelvaert Cristi, den 26en, idem aengenaem, droogh en coel, gesondt weer. 27 dito, quam Hilversum met een westelijk luchjen eens binnen om wat water, hebbende noch geen schepen in zee vernomen, en de Perkyt sigh heden ook in 't gesight van 't landt verthoont. Nieuwe maen, 28 dito, is Hilversum des namiddags met een zacht Z.Z.O. luchjen weder na buyten gegaen, om beneffens de Parkyt noch al te cruyssen op de te verwachte winterschepen uyt 't Patria. Heden is over de navolgende persoonen wegen haer ondertrouw onderstaende resolutie genomen:
‘Saterdagh, den 28en May 1661Ga naar eind(h): Jochum Blank van Lubeek, dispencier en houder van de soldijeboucken deser fortresse de Goede Hoope, sigh in trouwbelofte hebbende begeven met Johanna Boddijs van Doesburgh, weduwe jongswijlen zaliger Jan van Harwarden, in sijn leven vendrigh in dese fortresse, ende dies tesamen in Rade verschenen, versoekende omme metten anderen in den H. echten staet te mogen worden bevestigt, mitsgaders tot dien eynde te vergunnen dat haer eerste gebodt morgen na 't sermoen mochte affgecundicht worden - Soo is bij den Raedt, niet anders hebbende cunnen vernemenGa naar margenoot+ als dat beyde lyber en vrije persoonen waren, welke met niemant ter werelt volgens haerluyden eygen verclaringe, onder presentatie van eede, yetwes dienaengaende uytstaende hebben, goetgevonden dese luyden haer billick versoek te | |
[pagina 369]
| |
consenteren, mitsgaders ten dien fine op morgen na 't sermoen haer eerste affcundinge te laten doen, en alsoo vervolgens alle Sondagen tot de derde incluys, omme alsdan, na de laeste affroepinge, de solemnisatie wettelijken te laten geschieden en met de trouw publykelijk voort te varen. Ende alsoo voorsz. Jochum Blank, vermits sijn trouwen, sigh ten eersten meent in vrijdom te begeven, soo wort denselven, ten aensien van sijne naerstige diensten in 't waernemen van Compagnie's magasijnen en dependentien, als ook het houden van de meergemelte guarnisoens-soldijeboucken en specificatie van oncosten der schepen als andersints, nu omtrent de drie jaren tot genoegen waergenomen, bij desen ook gebeneficeert, soo haest sigh in vrijdom sal begeven hebben, tot lantschoutGa naar voetnoot1. der vrije colonie alhier, mits sigh ook tot den lantbou sal hebben te erneren. Aldus gedaen en geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage en jare voorsz. (Was geteykent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema, bij overstemminghGa naar voetnoot2. in cas van lantschout Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’ Sondagh, 29 dito, fray weer.Ga naar margenoot+ 30en ultimo dito, liefflijk weer. Is den Commandeur eens weder overal buyten in 't landt geweest 't een en 't ander besichtigen, item ook de plaetse daer de Caepmans en Gorachouquas versocht hadden te mogen comen leggen met hare huysen en vee, meest Oost-Suyt-Oostwaerts, omtrent een uyr gaens van hier over de Soute- en Bracke-revieren, achter de strantduynen, ruym ½ uyr buyten Compagnie's begrepen cirkel, omdat na haer voorgeven in de Hout- ende Berghvaleyen (voor dato met ons consent daer van Oedasoa affgeweekenGa naar voetnoot3.) geen gras meer voor haer bestiael genoegh was en daerom den fiscael gister met Doman voors. plaetse aengewesen en versogt, waer dat sij souden mogen comen legerenGa naar voetnoot4., 'twelke haer toegestaen is, mits te blijven buyten vanGa naar voetnoot5. de beplant wordende lantweer en van de verse revieren, binnen deselve voor d' E. Compagnie begrepen, item ook geen ander wegen gebruykende als door de slaghboomen in de affschuttingh, daertoe expres volgens de conditien van de jongste vreede met haer gemaect, ende waertoe alle natien hier te lande soodanigh ook al gewent sijn, alsoff het waren poorten van een stadt off provintie. | |
[pagina 370]
| |
Den Commandeur, tegen den avont thuyscomende, vond in 't fort beyde den opper- en de tweede conink van de Cochoquas ofte Saldanhars, Oedasoa en Gonnomoa,Ga naar margenoot+ met 15 tamelijke goede, oud en jonge koebeesten en 48 schapen, die van haer voor geel coper, rode coraelen, tabacq en kabary (dat kettingen van root coper sijn) ingereuylt en voorsz. koningen vrij wat goed chierGa naar voetnoot1. aengedaen wierden. Aengaende den bouw, daertoe mosten noch al veele luyden vrij aengeport worden; echter staet dit jaer een wackeren deel taruw in de grondt te raeken, die op veele plaetse ook alsoo fray opcomt dat een lust om sien is. |
|