Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdFebruary anno 1661Ga naar margenoot+ Primo dito, betrocken lucht met goet weer, is 't Perkytjen affscheyt gegeven om na buyten te gaen cruyssen op de retourschepen ende oock van 't Patria, etc., ende d' opperhooffden ter handt gestelt navolgende pampieren, te weten: 10 originele brieffkens, gedirigeert aen d' E. Heer Commandeur ende elck schip van de retourvloote een, van gelijcken inhoude, gedateert primo February 1661; een memorie voor d' opperhoofdən van 't Perkytjen, waerin begrepen is 't zecrete seyn voor de retourvloote; seeckere vaste mercken van de buyten-rhee; een nieuwe caert, groot bestecq, van de bay en de zeespiegelGa naar voetnoot3. van de buyten-rhee. Waermede <'t Perkytjen> des namiddags met een Zuytoostelijck luchjen is vertrocken ende de zeylsloep, 't Muskytjen, bij hem, om met stil weer empassant oock het gehacte branthout uyt het Leeuwen-baytjen te haelen ende mede op de wacht uyt te leggenGa naar voetnoot4., als voorss. 's Namiddags brachten eenige Hottentoos van de lantreysers 't navolgende brieffken, van inhoude als te weeten:
‘Aen mein edellen Heer Jan van RiebeeckGa naar voetnoot5., Wie laten U Edelheyt weten, dat wie sein Gotloff ontrent de 6 meil van 't fort aff. Wil Ul. wetenGa naar voetnoot6., dat ons ossen begenenGa naar voetnoot7. heur wel te skichenGa naar voetnoot8.. Anders niet, dan | |
[pagina 327]
| |
wie bevelen sein Edelheyt, met sein Eedelle frou ende kiender onder den Alderhoogsten bescherminge. Den 31 Januari 1661. (Was geteyckent:) Pieter van Meerhoff.’
2 dito, 't luchjen Zuyt-Zuytoostelijcq, is met der vrije luyden vaertuygen na 't Robben-eylant mede gesonden het secreete seyn voor de retourvloote, geslooten in navolgend brieffken, geschreven aen Jan Sacharias, luidende als te weten: ‘Dit brieffken wort U expres met der vrije luyden vaertuygh toegezonden, waerin geslooten is een ordre van een secreet seyn voor de retourschepen. MaecktGa naar voetnoot1. daerGa naar margenoot+ precys ende wel ter degen op te passen ende alle dagen na deselve wel uyt te sien, tot gij siet dat se binnen sijn; dan sult gij tot nader ordre dat seyn ophouden. Laet het secreet seyn niemandt lesen, maer hout het bij U selffs alleen bekent. Soo haest als de Perkyt met de boot het branthout van achter de Leeuwenbergh (daer se nu om uyt sijn) sullen binnen gebracht hebben, sal U ten eersten provisie werden toegesonden. Hiermede, etc. In 't fort de Goede Hoope, den primo February 1661. (Geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
Heden is Oedasöa weder aen 't fort geweest met 11 beesten ende 31 schapen, die meest voor coralen, kabary, tabacq ende maer 8 schapen voor coper ingereuylt wierden. 3 dito, 's morgens fray, liefflijcq weer, sijn na Oedasöa's vertrecq noch 4 beesten van eenige nalopers gereuylt, hebbende hij van de Namaquas niets gesegt, anders als dat het mede Hottentoos gelijck sijluyden met vellen gecleet waren, in mattehuysen oocq woonende ende haer erneerende met bestiael in bysonder groote abondantie, geen darmen noch kettingen om den hals, noch oock cralen in d' ooren, maer craelen om den middel ende roode copere armringen aen d' armen dragende, ende vermits haer menichte bestiael veel lants beslaende, dapper ten oorlogh met hasagayen, pijl ende boogh, haer borst beschermpt met een borststucq van een gedroogde huyt van een os, daer geen pijlen noch hasagayen deur cunnen, altijt met de Saldanhars oneenigh, dogh dewijl hij, Oedasöa, nu met de Duytsen in alliantie was, meenden niet dat de Namaquas, hier comende, hem souden leet doen, wetende te seggen, dat se in aentocht souden wesen met 4 legers ofte negrijen, doch costen,Ga naar margenoot+ vermits haer groote menichten bestiael, niet als gansch langhsaem voortcomen. Seyde oock dat hij niet wiste waer 'tselve de cost soude crijgen, als soudendeGa naar voetnoot2. op de | |
[pagina 328]
| |
gansche Caep niet halff gras genoegh voor deselve sijn. Den tijt sal 't succes leeren, ende is Oedasöa na welgenoten onthael, etc., vernoegt weder vertrocken. 4 ende 5 dito, al liefflijcq weer met N.Westecoelte, gelijcq nu een lange wijl herwaerts, ende alsoo het verleden nacht wat doncker uytsagh, is 't Perkytjen, uyt vreese van quaet weer, van de buyten-rhee binnen gecomen met partije branthout. Sondagh, den 6en dito, fray weer met westelijcke lucht en sonneschijn, is 't Perkytje 's namiddags, 't luchjen wat Zuyelijcq gecregen hebbende, weder na buyten geloopen, met de seylsloep bij hem, ten eynde voormelt. Ende sijn heden van de Cochoquas 3 koebeesten ende 5 schapen gereuylt, maer tegen den avondt quaemen eenige voorloopers van de Chainouquas met 14 beesten (die ingereuylt wierden) en tijdinge brachten dat niet alleen haren Heere ofte Coningh Sousöa weder met een goeden trop affquam, maer oock eenige van de Hesaquas (hare g'allieerde) met noch veel meer bestiael, dat in corte blijcken moet ende niet onwenschelijcq is. 7, 8 ende 9 dito, alle dagen even schoon, liefflijcq weer met meestal westelijcke luchjes. Is Oedasöa heden weder aen 't fort geweest, met een mageren os ende 20 schapen, eenige heel out ende de rest altemaelen de staerten versch affgesneden, 'twelcke vernomen wordende dat haer doet ons affsterven alsse maer een dagh off 2 gereuylt sijn, soo sijn deselve altemaelen ongereuylt gelaten ende Oedasöa metGa naar margenoot+ vrundelijcke inductien te verstaen gegeven, dat ons goet vee voor onse coopmanschappen (die wel goet waren) moeste toegebracht worden, 'twelcq hij ende sijn volcq, in presentie sijnde, seer wel verstaen conden, ende daerom van hem geantwoort wierde dat hij niet beteren coste wat yder van de sijne aen de marckt brachten, ende derhalven (gelijck als sijn volcq de slechste tabacq uytschotenGa naar voetnoot1.) wij oock soodanigh haer slechte vee wel mochten uytschieten, opdat de sijne daerdoor mochten leeren beter goet te brengen, etc., sulcx met hem daerover alsoo in één verstant blijvende, wierde tusschen den Commandeur ende hem de saecken daerbij gelaten ende hij na gewoonte wel getracteert, etc., om emmers alle diffidentieGa naar voetnoot2. te vermijden. 10 dito, begond van den Noortwesten soo stijff te coelen dat 't galjot de Perkyt van buyten weder binnen comen moeste ende de seylsloep 't Muskytjen volladen met branthout in 't Leeuwen-baytjen beset blijven leggen, alsoo 't niet tijts genoech voor 't opcomen van dito winden soo ver coste t'zee raecken om oocq in dese bay te seylen, sulcx het daer al vrij periculeus sal moeten affrijden. 11 dito, 's morgens de gemelte N.Westewinden noch wel soo stijff aenhoudende ende 't volcq der voorss. seylsloep onversien wesende van provisie, is haer over landt wat gestuyrt in een gecuypt dicht vaetjen, om het door 't water aen boort te cunnen haelen. Maer de affgesondene wederkeerende, brachten tijdinge datter geen cans waerGa naar voetnoot2a. 'tselve aen boort te beschicken ende dat het de gemelte seylsloep aldaer op den hals sal moeten leggen blijven affrijen tot bequaemer weer, dieGa naar voetnoot3. haer ingeladen branthout | |
[pagina 329]
| |
oocq al hadden over boort geworpen, ende vermits 't weer vrij verswaerden endeGa naar margenoot+ in een volcomen storm uytbrack, groot pryckel loopende, alsoo daer geen cans sij om het leven te bergen. 's Namiddags wierd de Perkyt sijn boot achter aff ende ten halven tusschen de Soute-revier ende 't fort tegen 't strand aen gesmeten, daer se waergenomen ende opgehaelt, noch sonder schade gesalveert is, sijnde dito galjot oock al deurgegaen door 't breecken van een sijner touwen, die oock al genoegh had aff te rijen. Heden voormiddagh is hier met 2 van de Caepmans volckjen aen 't fort gecomen een persoon die hem uytgaff afgesonden te sijn van den oversten ofte coningh van de Heusaquas, voor dato meer gementioneert, om te vernemen off denselven oock mede soo aengenaem soude worden ontfangen als hij gehoort had dat Sousöa, den oversten ofte coningh van de Chainouquas, geschiet was, etc., willende dan (sulcx van desen affgesondenen vernemende) met seer veel bestiael affcomen ende oock treden in een vaste alliantie met ons, om te mogen becomen voor sijn bestiael ijser, om daervan hasegayen ende pijlen te maecken, die hij altemaelen hadde geconsumeertGa naar voetnoot1. op sijne vijanden, welcke hem dierhalven van sijn landt hadde doen affdeysenGa naar voetnoot2., wesende heel swart volcq met dicke lippen ende gestreepte cleden, lustigh affgerecht op pijl ende boogh, in huysen van leeme muyren daer houte stijle ingewerckt waren, wonende, ende meer wonderlijcke dingen die hij, na de tolckinne Eva's vertalinge verhaelden, ofte altoos ons sochte wijs te maecken, waervan de tijt de beste leermeester worden sal. 12 dito, 's morgens beter weer ende 't luchjen meest Z.westelijck, is de gemelte zeylsloep 't Muskytjen al bijtijts, Gode loff, behouden binnen gearriveert, hebbende sijn branthoudt altemaelen moeten over boort werpen ende op den hals de gemelteGa naar margenoot+ storm op een lagerGa naar voetnoot3. miraculeuselijck affgereden ende niet sonder Godes voorname hulpe behouden gebleven. Welcke daervoor gelooft sij, alsoo geen staet gemaect was dit vaertuygh ende de daerop wesende 5 man oyt weder te sien, maer dat se tegen de clippen souden aen flenters gesmeten sijn geworden. Desen voormiddagh is den op gister gecomen Heusaqua, buytenGa naar voetnoot4. Eva, bij ander Hottentoos wat ondervraeght, ende bevonden sijnde van redenen te accordeeren, etc., alle coopmanschappen verthoont ende oock eenige, op sijn versoeck, om te verthonen aen sijnen Heer medegegeven, wel vernoeght na genoten goet onthael ende eenige vereeringe weder vertrocken, met begeren dat men hem ter degen soude besien, om hem buytenGa naar voetnoot5. anderen te mogen kennen, vermits sijn woorden waer bevonden souden worden ende hij daerdoor te aengenamer altijt mochte worden ontfangen, etc. D' Almogende verleene ons maer wat goets. | |
[pagina 330]
| |
Sondagh, den 13en dito, 's morgens fray liefflijcq weer, doch op den dagh buyachtigh uytten Westen, met hagel- ende regenbuyen. Volle maen, den 14en dito, 's namiddags 't luchjen Zuytoost blasende, is 't galjot de Perkyt, van sijn branthout ontladen wesende, daermedeGa naar voetnoot1. weder na buyten vertrocken om op de retourvloot te cruyssen ende uyt te leggen, conform d' ordre onder dato primo February in desen g'insereert. Soo is mede de zeylsloep 't Muskitjen gesonden na 't Robben-eylandt, met navolgend brieffken, geschreven aen Jan Sacharias, van inhoude als te weten: ‘Bij desen wort U gestuyrt voor 2 maenden provisie ende wat stockige wortelen ende crooten voor de verckens. Insgelijcx oock noch een copie van het secrete seynGa naar margenoot+ voor de retourschepen. Maeckt daerop wel te passen ende bij desen te laten weten hoeveel hamels ende gesneden verckens (bequaem voor de schepen) rammen, oyen ende verckens (tot den aenteelt) datter noch sijn, ende off noch naersticheyt wort aengewent om de slangen uyt te royen, die anders te veel schade onder de conijnen doen. Den thuyn moet oocq wel toegemaectGa naar voetnoot2. worden, om daerinne haest wat te sayen. In 't fort de Goede Hoope, den 14en February anno 1661. (Geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
15 dito, liefflijck weer. Quam Sousöa, opperconingh van de Chainouquas, tegen den avont met 50 beesten, 14 schapen ende een grooten sleep volcq aen 't fort, die wel onthaelt ende den 16en <dito>, idem schoon weer sijnde, voorss. bestiael meestal voor coraelen ende tabacq affgehandelt wierden, mitsgaders haerluyden onderricht gedaen, dewijl der al wat veel mager goet onder was, dat se in toecomende sulck slecht goet niet meer gelieffden te brengen, alsoo ons 'tselve telckens affstierff ende volgens dien ondienstigh was, mitsgaders sijluyden de moeyelijcheyt souden hebben om het wederomGa naar voetnoot3. te brengen, etc., hoedanigh het de Cochoquas (Oedasöa's volcq) nu al eenige maelen ervaren was. Sousöa, naderhant apart sijnde met sijn vrouw, drie dochters ende swagerinnenGa naar voetnoot4., ende denselven dit bovenstaende wat nader ingeplant wordende, seyde dat sijn volcq niet coste dwingen aen de marckt te brengen anders als wat elcq van 't sijne belieffden,Ga naar margenoot+ maer nam aen haerluyden mondelingh voor te dragen om beter beesten aff te brengen, waerop wij dan 't magere goet vrijlijck mochten laten wederom gaen, soude hem dat niet eens aentrecken. 17 dito, 's morgens 't luchjen Zuytoostelijck ende helder weer, is Sousöa voormiddags omtrent 9 uyren met een goede vereeringh aen hem ende sijn geselschap, | |
[pagina 331]
| |
neffens wat tabacq voor sijn te succederen soon Goeboe, wel vernoegt vertrocken, ende souden na sijn seggen de Heusaquas oock haest met noch veel meer bestiael als hij opdonderen, van welck volcq sijn broeder Heer ofte Coningh was - ende de waerheyt gehoopt wort haest mede openbaer magh worden. 18 ende 19 dito, stijve Z.Z.Oostewinden. Sondagh, den 20en, idem, als oock den 21en, wanneer bij den Raedt navolgende resolutie is genomen, als te weten:
‘Maendagh, den 21en February 1661Ga naar eind(a). In Rade geproponeert, nademael langs soo meer bemerckt wort dat de vrije luyden van hare schaepen, om de meeste penningh voor te crijgen, soo veele slaghten ende particulier vercopen als se tersluyck maer cunnen, voornamentlijck dewijl der schepen leggen, tot tractement van d' een en d' ander, sulcx dat men noyt van dat (beste slagh sijnde) voor de schepen can crijgen, maer 'tselve doorgaens verdonckert wert ende alsoo niet van terecht en compt; ende sulcx oocq gansch beswaerlijck is voor te comen, selffs niet met de grootste strengheyt van correctie, noch het naeuste reguardt dat daerop doorgaens genomen wort, welcke restrictie den vrije luyden oock hardt ende moyelijck valt, te meer dewijl ondervonden wort, deselve onmogelijck sij haer schapen voor 3 guldensGa naar margenoot+ 't stucq aen d' E. Compagnie te leveren, vermits, eer se tot aenteelt van goet slagh comen, haerluyden de helft wel compt aff te sterven, hoedanigh d' E. Compagnie aen 't haere niet weynigh, selffs aldermeest, wel is ervarende, ende de vrije luyden mitsdien, alsoock om de oncosten van stallingen, hoeders, etc., die sij der voor maecken ende ophouden moeten, al vrij costelijck compt te staen, ende daerom onmogelijck op soo sleghten prijs behouden te blijven, boven dat dito goet met oncosten vetgeweyt ende eygen aenfocq sijnde, mitsgaders metter tijt meest Hollantsen aert wordende (vermits de Hollantse rammen die der elcq al bij houdt) wel 4 mael soo goet valt als 'tgene men van dese natie can inreuylen om voor d' aencomende schepen tot ververssinge te distribueren, sulcx men nooyt terdegen een goet stucq vee aen deselve can verstrecken, vermits gelijck voorseyt, de vrije luyden het haere om de meeste penningh al soecken aen particulieren ter sluyck, geslacht ende ongeslacht (soo se maer best cunnen) te vercopen, etc.; ende gemerckt oocq de leverantie van de beesten voor 12 guldens en de schapen voor drie guldens gesien heeft opGa naar voetnoot1. de vrije reuylinge des vees, die in den eersten haer met d' inwoonders was toegestaen, waeruyt sij wel 1½ centGa naar eind(b) op 'tselve costen avanceerenGa naar voetnoot2. ende 'twelcke haer door aenschrijven van onse Heeren de 17e is g'inhibeert, om daerin geen schadelijcke duyrte off cladde (die der al in was) te brengen, sijluyden ingevolge oocq niet min als exemptGa naar voetnoot3. sijn van omGa naar voetnoot4. voorgemelte prijs haer bestiael te leveren; | |
[pagina 332]
| |
Ga naar margenoot+ ende wijders dat d' E. Heer Commissaris Sterthemius noch jongst bij Sijn E. schriftelijck gelaeten ordreGa naar eind(c) oocq verstaen heeft dat men de vrije luyden soo naeuw niet behoort te binden, maer de handelinge des vees onder malcanderen vrij toelaten om redenen (nae Sijn E. gevoelen) tot dienst van d' E. Compagnie streckende, daer noch bijgevought, etc.; item dat de jongste ordre onser Heeren Meesters onder anderen oock is dat men sal maecken de contracten met haer aengegaen te volbrengenGa naar eind(d), welcke onder anderen sijnde de vrije handelinge met d' inwoonders, op conditie van 't bestiael weder te leveren als boven aengeroert ende door Haer Ed. sulcx affgeschreven ende om de schadelijcheyt oock ondienstigh sijnde weder toe te staen, ende vermits men dogh volcomentlijck weet dat sij om de voorgeroerde redenen op de gemelte prijs des bestiaels niet cunnen behouden blijven - Off dan niet alsoo goet ware, om emmers de schepen voortaen van dat fraye ende beter slagh oock wat mede te mogen deelen, dat men de vrije luyden voor hare vetgeweyde hamels ende overige rammen sodanigen hoger prijs toeleyde als waerop sijluyden souden cunnen bestaen, ende van voorss. particuliere sluyckerije affgeleyt ende beter genegen gemaeckt moghten worden alles dat sij boven hun eygen nootdruft overigh hadden, sonder ongenoegen aen d' E. Compagnie te leveren, etc; Ende om emmers d' E. Compagnie echter buyten schade te houden, dat men maer alleen de reuyl in de rammen ende hamels aenhieldt ende maer de moerschaepen, soo die gereuylt wierden, telckens den vrije luyden bij openbaere opveylingenGa naar margenoot+ contant vercochte, om daeruyt voor d' E. Compagnie ten eersten soo veel voordeel te doen vervallen als het deselve daernaer van de vrije luyden, nodigh hebbende, weder soude comen te staen, vermits 't vee dogh seer goetkoop wort ingereuylt, ende de vrije luyden met gerustheyt ende beter genoegen als nu d' een voor d' ander dan sullen soecken 't meeste ende beste aen te focken, mitsgaders (de reuylinge blijvende als se nu is) in corte veel meer soodanigh goet slagh sal aengroeyen als d' E. Compagnie tot ververssinge des scheepsvolcq (beneffens de rammen ende hamels uyt de reuylinge selffs aenhoudende) nodigh sal hebben, ende de rest voor de vrije luyden hier selffs ende door haer onder de coloniers alhier particulier vercocht wordende (daermede veel toe van node is) ende volgens dien, als eerst uyt Compagnies handen comende, dat méér vercocht als weder aengenomen wort, altemaelen tot overwinst voor d' E. Compagnie comen soude; Want dogh langs soo meer ervaren ende voor oogen claer gesien wort dat de vrije luydenGa naar voetnoot1. goet veel beter als des Compagnies vee geconditioneert is ende voortgefockt wort, doordien elcq op sijn eygen beter past als men door Compagnies dienaers wel can laten doen, hoe strengh ende naeuw men deselve oock op den tempel laet sittenGa naar voetnoot2., | |
[pagina 333]
| |
verdrietigh wesende te sien dat Compagnies jongh aenteelende goet, door die verwarelosinge, tusschen de oude soo worden vertreden, dootgeparst, gedrongen ende soo schandelijck verlooren gaet, boven dat van de oude oock meer als de helft doorgaens versterven, ende schoon het al goetcoop wort ingereuylt, compt het d' E. Compagnie door de gemelte verstervinge ende verwarelosingen evenwel noch duyr genoech te staen; Ende als d' E. Compagnie eerst bij opveylinge van de oyen veel crijght, gelijck geschieden sal, sal 't dogh in allen gevallen d' E. Compagnie ten duyrsten weder, maer even gelijck ende boven dien groote accommodatie geven, voor slecht wederGa naar margenoot+ goet vee t' ontfangen ende maer te betaelen na 'tselve vet ende swaer sal bevonden worden, ende alsoo eenmael eens mogen comen op te houden de clachten over de magerheyt, etc., tot treffinge van Compagnies ordre ons gesonden om te maecken dat het vee wat beter in 't vleys mochten gebracht wordenGa naar eind(e); Waertoe dan geen bequaemer middel als dese cunnende bedacht worden, ende geconsidereert de vrije luyden hierdoor oock een meerder lust in haeren swaeren aenvangh (ons door d' Heeren Meesters op 't hoogste gerecommandeert wordende) alhier sal verweckt ende veele ongenoechsaemheytGa naar voetnoot1. over voorss. restrictie, etc. benomen worden, oock groote hulp toegebracht sijn, tot haer beter ende meerder behoudenisse ende opcomenGa naar voetnoot2., ende dat sijluyden daerdoor oock 't ongenoege over d' inhibitie van de reuylinge des bestiaels met d' inwoonders heel te maelGa naar voetnoot3. te beter sullen vergeten ende aen een cant stellen - Soo is, om alle die goede saecken te bereycken ende wes meer hier vooren aengehaelt, na goet overlegh eenparigh verstaen 'tselve te wesen van bysondre consideratie ende tot de minste schade, maer integendeel niet anders als tot proffijt van d' E. Compagnie streckende, ende volgens dien, na wel genomen overslagh, goetgevonden de vrije luyden voor elcq cloeck volwassen, vetgeweyden ram off hamel te betaelen: levendigh, 2 stuyvers 't pont 's morgens eer 't na de wey gaet, uyt de stal te leveren, ende voor elcq koebeest, na het cloecq ende wel in 't vleys sal wesen, te calculeren tegen een derde meerder als die eerst maeger van d' E. Compagnie gecocht sullen sijn, etc., daervoor het dan (yets boven haer eygen nootdruftGa naar voetnoot4. hebbende) oock gehouden sullen blijven in forme voorss. aen d' E. Compagnie sonder tegenseggen te leveren;Ga naar margenoot+ Met dien verstande nochtans, dat d' E. Compagnie niet meer sal behoeven van de vrije luyden aen te nemen als gedacht sal worden tot behoorlijcke ververssinge voor 't aencomende scheepsvolcq ende guarnisoen, etc., nodigh te vereysschen, twelcq gehoopt wort voortaen haest abondant genouch uyt den handel sal vallen, ende dies g'oordeelt sij door dese middel 't bestiael beter in 't vleys sal cunnen gebracht ende gehouden worden, tot het rechte accommodement van de ver- | |
[pagina 334]
| |
verssinge, etc., ende oock, gelijck geseyt, den vrije luyden te meerder lust tot den nodigen aenfocq te verwecken ende haer van voorss. schadelijcke verdonckeringen des besten vees aff te leyden, veel min yets aen vreemde natien te vercopen, gelijck tot ondienst wel geschiet is, welcke vrije luyden, om haer meerder lust te verwecken, oock vrij sal gelaeten worden uyt haer eygen aenfocq ende 't gene in tijt ende wijlen d' E. Compagnie niet mochten van doen hebben voor haer selffs ende andere die hier woonen, te slachten ende vercopen, mits daertoe altijt haelende van d' E. Compagnie een brieffken van consent, sonder betaelinge van eenige gerechticheytGa naar voetnoot1. ter werelt. Is mede verstaen de naevolgende persoonen te beneficeren met soodanighe verbeteringh ende aennemingh als d' onderstaende actens (hun dienaengaende verleent) sijn dicterende, te weten:
Jan Janss. van Eyck van HasersouwGa naar eind(f), hier te lande gecomen met 't schip de Parel, den 30en Maert anno 1659, voor bosschieter, à 10 guldens per maent, welcke sedert sijn aenwesen alhier meest is gebruyct geworden op Compagnies vaertuygen, waerop sigh ten genougen vigilandt en neerstigh heeft gedragen, wort dierhalven op sijnGa naar margenoot+ versoecq ende bequaemheyt voor quartiermeester op Compagnies seyl-chaloup aengenomen met een beloningh van 14 guldens per maent, 14 deser innegaende, mits gehouden sijnde noch een jaer boven sijn eerste verbant d' E. Compagnie te dienen; Pieter Hendricxss. van OdendaelGa naar eind(g), hier te lande gecomen met 't schip 's Gravenlande, den 21en January anno 1660, voor bootsman, à 11 guldens per maent, welcke sedert sijn aenwesen alhier aen timmerenGa naar voetnoot2. is gebruyckt ende bevonden sijnde een goet, neerstigh werckman te wesen, wort dierhalven op sijn versoecq ende bequaemheyt bij desen voor timmerman aengenomen, onder een beloningh van 16 guldens per maent, innegaende 14 deses. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’
Welcke resolutie dan met naervolgende billjetGa naar eind(h) alomme den coloniers is bekent gemaect, om haer beste vee voor de aencomende schepen gereet te leveren, etc.: ‘Den Commandeur ende Raedt van 't fort de Goede Hoope, etc., doen te weten: | |
[pagina 335]
| |
Dat ten besten van 't gemeen goetgevonden is alle de rammen ende hamels die de vrije luyden sonder verlet van den aenteelt, boven haer eygen nootdruft, gehouden sijn voor de passerende schepen, etc., aen d' E. Compagnie te leveren, voortaen sullen aengenomen worden tegen 2 stuyvers 't pont, levendigh 's morgens uyt de stal te leveren.Ga naar margenoot+ Ende om oock elcq gelegentheyt te geven om na macht ende middelen goede quantité aen te houden ende lustigh voort te teelen, sal men voortaen de oyen die d' E. Compagnie van d' inwoonders handelt, aen de meest biedende te coop opveylen in troppen van 6 off minder teffens, na gelegentheyt van saecken. Item oocq de koeyen, die dan gustGa naar voetnoot1. ende vet off wel in 't vleys geworden sijnde, bij d' E. Compagnie ⅓ hooger in prijs voor contant weder sullen aengenomen worden als deselve van de vrije lantbouwers eerst voor contant sullen wesen ingemijntGa naar voetnoot2., sonder dat die leverantie van de beesten ende schapen sullen ingetrocken worden tegen de gemaecte schulden der vrije lantbouwers, maer sullen soodanige gemaecte schulden met de graenen jaerlijcx affgecort worden, ende die sigh eerst tot den lantbouw begeeft, evenwel altijt in den aenvangh g'accommodeert worden tot sijn lantbouw met 12 jonge ende 8 oude ossen (naer d' E. Compagnie versien is) voor de ploegh, ende 6 off, daer een vrouw is, 12 koeyen, à 12 guldens met 25 schapen à 3 guldens te borgh, even gelijck alle vorige vrije luyden geaccommodeert ende opgeholpen sijn ende echter haer aenteelt van datselve soowel als 'tgeene sij meerder willende aenhouden comen te mijnenGa naar voetnoot3., ten selven prijse als boven mede vergunt sijn te leveren, maer sullen geen oyen mogen geslacht worden, ende daeromme, als yemant eenigh vee wil slachten, een brieffken haelen om daerop te beter te mogen letten, soowel den lantbouwers als den stadtborgers, die oock koeyen willende houden, sulcx op 't landt buiten de Taeffel-valey sullen mogen off laten doen, omdat hier in de Taeffel-valey daertoe, jae selffs voor Compagnies vee weydeGa naar margenoot+ manqueert ende d' E. Compagnie daerom haer bestiael ten minsten 3 à 4 uyren gaens hier vandaen moet laten gaen weyden, etc. D' eerste opveylinge van de schapen sal gedaen worden Donderdagh 's morgens aenstaende, ende van de koeyen sal aen de schuyr geschieden ende daegs te vooren altijt waerschouwinge van gedaen worden. Elcq come ende doe sijn proffijt. In 't fort de Goede Hope, den 21en February 1661. (Geteyckent:) Ter ordonnantie van den Commandeur ende Raedt: Hendrick Lacus, secretaris.’ 22 dito, 's morgens heel heet, stil weer. 23 dito, idem, ende wierd onder de wal gesien 7 schepen, den 24 dito, weynigh over de middagh alle seer fray ende geluckigh in goede ordre | |
[pagina 336]
| |
met een westelijcq luchjen binnen op de rhee ten ancker quaemen, sijnde de retourvloot onder 't commando van d' E. Heer Andries Frisius, bestaende in de schepen Wapen van Amsterdam, Amersfoort, Malacca, Hoff van Zeelandt, Orangie, Mars ende Nagelboom. Ende welcke Sijn E., versien sijnde met commissie om de Caepse residentie te visiteren, is Sijn E. derhalven als Commissaris aengenaem erkent ende aengenomenGa naar eind(i), mitsgaders den 25 <dito> 's morgens Sijn E. commissie ter behoorlijcke plaetse gepronunchieert, etc. 't Heeft sedert midnacht vrij wat hard gewayt van den Zuyt-Suytoosten, een gelucq sijnde dat de gemelte schepen gister soo fray binnen gecomen sijn; soude anders vandage daeromme de rhee niet wel hebben cunnen crijgen. Ga naar margenoot+ 26 dito, variabel ende daeronder stijve Z.Zuytoostewinden. Sondagh, den 27en, 's morgens stijve Suyt-Suytoostewinden. 28 dito, idem, goet weer sijnde, is d' E. Heer Commissaris Frisius met den Commandeur Riebeeck uytgeweest besigtigen den omslagh van de Caep, etc. |
|