Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJanuary anno 1661Ga naar margenoot+ Adij, primo dito, Nieuwjaersdagh, 's morgens liefflijck, warm, sonneschijn-weer ende 't luchjen aen dees sijde westelijck, doch tusschen 8 ende 9 uyren, vóór de predicatie, aen d' oversijde vrij stijff beginnende te coelen van den Zuyt-Zuytoosten, is 't Engels scheepjen, de Despesche, daermede uyt dese rheede vertrocken, tenderende, als vooren meer geroert, na Livorn met een brieffken aen onse Heeren Majores overGa naar voetnoot2. die plaetse, gedateert heden ende geadresseert een aen de Camer Amsterdam ende een aen de Caemer Zeelant tot MiddelborghGa naar eind(a). 2 <dito>, weer ende wint meest als gister, is na 't eyndigen des sermoens 't navolgende biljet gepromulgeert ende g'affigeert van inhoude als te wetenGa naar eind(b):
‘Alsoo van tijt tot tijt meer ende meer claer ende evident gemerct wort, volgens oock de clachten van alle de vrije luyden in 't gemeen, dat de vrije wiltschutters
| |
[pagina 317]
| |
soo slap in de jacht ende 't schieten van vogels ende ander wilt sijn, dat niemant van deselve en cunnen voor haer gelt eenighsints g'accomodeert worden, daer anders, elcq vrij mogende in 't landt gaen, sijn gerieff genoech soude cunnen becomen, soo is 't dat men, alle niet cunnende verlegen laten om de traecheyt van een alleen, ende volgens dien prefererende 't gemeen gerieff voor particulier, goetgevonden is van nu aff tot nader gelegentheyt ydereen toe te staen in 't landt overal te mogen gaen schieten ende vangen tot sijn eygen huyshoudinge, sulcq ende soo veele wilt als elcq nodigh heeft ende becomen can, mits blijvende van haer buyren ende ander luyden landerijen ende ten minsten oock drie musquetschooten binnenslants van de Soute-revier aff, sonder over deselve na de zeecant te mogen gaenGa naar margenoot+ schieten, van de mont derselver reviere aff tot 't achterste van de soutpannen, daer de reviere uyt 't lant sijn begin neempt incluys, 'twelcq de vrije wiltschutten alleen gelaten wort - alles op pene daertoe gestelt ende noch te stellen. Gedaen in 't fort de Goede Hoope, den 2en January 1661. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
3 dito, 't luchjen Zuytwestelijck met moy weer, is den fiscael met de zeylsloep, 't Muskitjen, na 't Robben-eylandt gesonden, om eenige vervallen saecken wat te redresseren ende aldaer in plaets van Otto Janss. als opperhooft te stellen den vrijman Jan Sacharias, daertoe bequaem geacht ende aengenomen voor 10 guldens 's maents om met sijn swarte vrouw (een Bengaelse sijnde) daer te woonen, alsoo doch geen lantbouwer is, etc. 4 dito, fray weer ende de wint N- ende Zuytwestelijck, is den fiscael met de voorss. zeylsloep na verrichter saecken wederom gecomen, rapporteerende dat de schapen, verckens ende conijnen seer wel aerden ende in dit drooge saysoen voor de zuyghverckens wat cost dient geprepareert, waertoe op 't eylandt groente genoegh ende ordre gestelt was om sulcx wel waer te nemen, etc., sijnde de verckens, oud ende jongh, in getal tusschen de 60 à 70, ende Compagnies schapen, als namentlijck 4 rammen tot 48 cloecke oyen, jonge ditos 23, cloecke hamels 40, cleyne hamels 21, sijnde samen 136 stucx, ende conijnen wierden bij honderden hier ende daer vernomen, sulcx dat goetjen mede fray aenteelt ende noch beter doen soude, waren der sooveel slangen ende adders niet op 't eylandt, welcke dagelijcx door 't volcq vernielt werdende, oock vrij beginnen te verminderen.Ga naar margenoot+ Soo quam oock 't galjot Perkytjen even na den middagh van 't Dassen-eylandt hier ter rheede, met bescheyt van de hoedanicheyt der rheede onder 'tselveGa naar voetnoot1., welcke sulcx bevonden heeft dat voor retourschepen, die dese bay ende de rheede onder 't Robben-eylandt verbijdrijvende, daer onder 't Noorteynde seer bequaeme ende | |
[pagina 318]
| |
segoure rheeden op 16, 17 à 18 vadem suyvere santgronden te vinden is ende wel beschut voor de felle Zuyt-Zuytoostewinden, welcke daer oocq noyt soo hard gelijck als hier in de Taeffelbay deurbloesen, off cunnen noch altijts met boots dito eylandt aff- ende aenvaren, als breeder in de nader memorie daervan, tot narichtinge ontworpen, g'extendeert. 5 <dito>, fray weer met frisse, westelijcke coelte. 6 dito, idem Noortweste-coelte met betrocken lucht, is van Oedasöa's volcq heden gereuylt 22 schapen voor tabacq alleen, ende een dito voor coper. Ende <is> 't volcq van de Perkyt gesonden achter de Leeuwenbergh om in 't Leeuwenbaytjen wat branthout op voorraet te hacken ende dan met dito galjot vandaer te laten haelen. 7 dito, 's morgens N.Westewint als vooren, met frayen regen. 8 dito, idem, tot tegen den nacht, begond te drogenGa naar voetnoot1. ende weder stijff te wayen van den Zuyt-Zuytoosten. 's Avonts ten 9 uyren is 't kint van den vrij-thuynier, Marten Jacobss., overleden, genaempt Cornelis Martenss. Sondagh, den 9 ende 10 dito, claer weer met stijve Zuyt-Zuytoostewinden. 11 ende 12 dito, meest westelijcke luchjens tot tegen den avond, begond weder van den Suyt-Suytoosten wat stijff te coelen. Ga naar margenoot+ 13 ende 14 dito, al fray weer met westelijcke coeltjens. Vollemaen, 15 dito, idem wint, ende tegen den avond een moy regenvlaegjen. Sondagh, den 16en, 's morgens heel liefflijck, helder, sonneschijn-weer met stilte. 17, 18, 19, 20 dito, idem weer. Ende sijn des middags weder aen 't fort gekeert de uytgewesene lantreysers met welcke het noch al niet heeft willen lucken, als sijnde niet verder gecomen dan 55⅔ Duytse mijlen Noortoost ende wel soo Noortwaerts van hier; schijnt het ten principaelen gehapert heeft aen d' inpotentie ende oock d' onwillicheyt van sommige om verder te reysen ende dat haer opperhooft, Jan Danckaert, daerover de vereyssende authoriteyt niet al te absoluyt heeft derven gebruycken ende ingevolge te cleynen ontsagh onder deselve gehadt heeft, soo vernomen wort uyt d' informatien daervan genomen; anders schijnt sijn lust goet genoech geweest te sijn, gelijck de aenteyckeninge bij denselven, hieronder g'insereert, verder is uytwijsende, van inhoude als te weten:
Kyk Bylae III, bls. 466.
Ga naar margenoot+ Wegen de compste van de Namaquas herwaerts aff, wiste den tolcq Doman ende den Hottento Bisenté, met d' onse wederom gekeert, te seggen, dat waer soude wesen, ende sulcx heel affirmatyff verstaen had van de Söaquas, sijnde berghvolcq, die haer oocq gesegt hadden dat de Namaquas 't lant bij de Caep wilde comen innemen ende besitten, om met het Duyts volcq alleen te handelen ende het Hotten- | |
[pagina 319]
| |
toos geslacht verdrijven, hebbende al een van Oedasöa's legers, wat ver van de hant aff leggende, verdestrueert, de huysen verbrant ende 't bestiael met 2 jongens weghgenomen, waervan een gesciappeert ende weder thuys gecomen was, dewijle hij, Doman, nu uytgeweest is, moetende derhalven sijn volcq overal metter haest gaen waerschouwen om op hoede te sijn, etc. Hem wierd gesegt dat se de Namaquas maer gerust souden laten herwaerts comen, sonder haer daerinne 't minste belet te doen; wij souden haerluyden (achter de Steen- ende Bosbergen in de Hout- ende BerghvaleyenGa naar voetnoot1. maer wijckende) wel bewaren ende mede een goede vreede tusschen haer en de Namaquas sien te bewercken, om alsoo gerustelijck altsamen met malcanderen in vruntschap te handelen ende om te gaen, dat hem ende meer Hottentoos, daerbij sijnde, scheen te bevallen, alsoocq de vereeringh hem ende Bisenté wat liberael gedaen, omdat se met d' onse soo wel uytgeweest ende weder thuysgekeert sijn. 21 ende 22 dito, idem goet weer, ende sijn 14 schapen van Oedasöa's volcq aengebracht ende gereuylt. Soo is oock de Perkyt ende de seylsloep 't Musquitjen t'seyl gegaen naer 't Leeuwen-baytjen achter den Leeuwenbergh, om 't gecapte branthout aldaer in te nemen ende hier te brengen, eer den tijt noch aencomt om op de retourvloot uyt te gaen leggen ende cruyssen.Ga naar margenoot+ Sondagh, den 23en, idem liefflijcq weer als vooren. 24 dito, even schoon weer, is 't volgende na genomen deliberatie over de lantreysers beslooten, conform de resolutie hier onder g'insereert.
‘Maendagh, den 24en January anno 1661Ga naar eind(g). Bij nader informatie ondervonden sijnde dat de meeste van de lantreysers, buyten sijnde geweest, soo goeden lust niet hebben gehadt ende veel min sulcken ijver gethoont als haer op hun vertrecq wel lieten blijcken, anders als de persoonen Jan Danckaert, het opperhooft, ende den provisioneelen onder-chirurgijn Pieter van Meerhoff, neffens noch maer 2 à 3 andere, ende dat deselve daerom van de rest harer onderhorige onneerstigeGa naar voetnoot2. ende onwillige al vrij wat sijn gefexeertGa naar voetnoot3. ende gequelt geweest, volgens de blijcken in aller presentie openbaer geworden - Soo is, om die ende meer andere redenen, niet cunnen verstaen worden deselve de toegeleyde beloffte van dubbelde gagie, etc., toe te leggen, anders als het opperhooft, Jan Danckaert, doch aengaende haer te goet gehouden rantsoen brandewijn, dat hun dat, om al te grooten debauche te prevenierenGa naar voetnoot4., in contant sal verstrecqt worden, na de prijs als se d' E. Compagnie uyt 't magasijn is vercopende, ende Jan Danckaert dubbelt. Ende gemerckt dan door gemelte inordentieGa naar voetnoot5. de reyse weder genoechsaem vruchteloos is uytgevallen, die anders sigh van een bysondere goet succes heeft verthoont, vermits ons volcq al soo verde sijn geweest, dat se de vuyren van de Namaquas | |
[pagina 320]
| |
hebben gesien, selffs in 't wederomkeeren herwaerts; item oocq gesproocken soodanigh volcq die der geen 4 dagen noch waren aff geweest, ende d' onse soudenGa naar margenoot+ hebben cunnen bijbrengenGa naar voetnoot1., soo sij meenden in een à 2 dagen reysens, invougen het van hier in 20 à 25 dagen ten langhsten soude te bereysen sijn - Soo is goetgevonden de reyse weder te hervatten ende over de lantreysers als hooft te gebruycken den corporael van d' adelborsten, Pieter Cruythoff, Compagnies boumeester, welcke preuve van ontsaghGa naar voetnoot2. gegeven heeft, ende sijn dienst daertoe is aenbiedende, mitsgaders moet heeft de saecken in beter ordre uyt te voeren ende 't vereyschte ontsagh onder 't volcq wel te houden, neffens hope voorts op te doen hetgeene in de voorige tocht is blijven steecken, waertoe voorgeroerden Jan Dankaert ende Meerhoff onder voorsz. Cruythoff's gesagh oocq goede hoope geven, ende volgens dien, beneffens deselve, toegestaen volcq na hun sin tot 13 in getal uyt te soecken, om ten aldereersten weder op reys te mogen gaen, etc. Ende nadien voorss. Pieter Meerhoff hier ter plaetse nu bij de 2 jaeren de onderchirurgijnsplaetse tot contentement heeft waergenomen, soowel hier aen 't fort als oocq buyten ende overal ten platten lande op uyttochten, etc., soo is billik verstaen hem daervan navolgende acte te verleenen, te weten: Pieter van Meerhoff van Coppenhaven, hier te lande gecomen anno 1659, den 22en Maert, met 't schip Princes Royael, voor soldaet à 9 guldens, welcke sedert sijn aenwesen alhier tot onder-chrirurgijn is gebruyckt, soo aen 't fort als in 't landt ende op verscheyde uyttochten, etc., ende dies overal preuve van sijn capaciteyt gegeven hebbende, wort bij desen op sijn versoeck ende bequaemheyt in de gemelteGa naar margenoot+ qualité van onder-chirurgijn geconfirmeert ende toegevoucht eene beloninge van 20 guldens maendelijcx, primo deser ingaende. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hend. Lacus, secretaris.’
Heden namiddagh is 't galjot de Perkyt ende <'t> seylsloepjen 't Muskytjen weder binnen terGa naar voetnoot3. rheede gecomen met tijdinge dat, vermits de groove deyningen uytter zee, jegenwoordigh ongelegen hadden gevonden vóór 't Leeuwen-baytjen te leggen om 't gecapte branthout in te nemen ende dat het dierhalven tot beter gelegentheyt sal moeten uytgestelt blijven. Ondertusschen had den schipper, na sijn seggen, onder 't opperGa naar voetnoot4. van de vlacte | |
[pagina 321]
| |
tusschen den bil van den Leeuwenbergh ende de staert van de duynen, beneden dito bil, leggende even buyten de bay, een seer bequaeme rhee gevonden om te anckeren voor schepen wanneer de Z.Z.Oostewinden in 't Suytooste-mousson soo hard deurwayen dat se de rhee in de bay niet crijgen souden cunnen, etc. 25 dito, heel moy weer sijnde, is den Commandeur Riebeeck selffs in persoon met den schipper 's morgens heel vroegh in een roeysloep na buyten gevaren om de gemelte rhee te gaen bespeculeren, etc., die hij mede seer bequaem heeft gevonden, soo voor 't beschut der Z.Z.Oostewinden; tusschen October ende April meest ende alderfelst subject, als oocq van seer schoone, suyvere santgront op een gotelinghschoot na aen de wal, tusschen de 11 ende 9 vadem, sulcx nooyt schip sal behoeven verbij te raecken ofte dese bay te missen, anders als die dese buytenrhee veronachtsamenGa naar margenoot+ ende niet willen waernemen, conform de memorie ende caerten daervan te ontwerpen ende te maecken, etc. 26 ende 27 dito, variable luchjens, met donckere lucht ende wat regen. 28 <dito>, idem, liefflijcq weer ende westelijcke luchjens, sijnde daermede 't galjot 't Perkytjen geen pistoolschoot verre van de strant, dicht voor de poort van 't fort, tegen de wal op 't droogh geset om schoon te maecken ende sijn roer nootsaeckelijck te verhelpen, etc. 29 dito, is 'tselve, van alles weder gerepareert, op de rheede gecortGa naar voetnoot1.. Ende heden wat regen gevallen. Sondagh, den 30en, 's morgens nieuwe maen, sijn tusschen 8 ende 9 uyren middags uyt 't fort weder te landt in vertrocken de nieuwe lantreysers, om de vorige tocht weder te hervatten ende, mogelijcq sijnde, die ten minsten soo verde te volbrengen tot bij de Namaquas, etc., conform de resolutie den 24en passado daerover specialijcq genomen, ende toegenomenGa naar voetnoot2. dese navolgende 13 persoonen, te weten: Pieter Cruythoff, corporael van d'adelborsten ende Compagnies boumeester, als hooft, Pieter Meerhoff, onder-chirurgijn, als tweede, Barent Waender, vrij-boumeester van des Commandeurs landerijen, Harman Ernst van Uytrecht, Compagnies bogardier, Johannes Dorhagen van Gronou, adelborst, Pelagius Weckerlyn van Cosnits, adelborst, Jan Babtist van Franckfoort, dito, Jan van Asse van Brussel, dito, Mathijs Huybrechtsz. van OverkerckGa naar eind(h), adelborst, Frans Martensz. van St. AntheunisGa naar eind(i), soldaet,Ga naar margenoot+ Jan Jansz. van WitmondtGa naar eind(j), soldaet, Cornelis Jansz. van RoyenGa naar eind(k), bosschieter, Cristiaen van Kerckhoven, soldaet, | |
[pagina 322]
| |
Welcke, om voorss. reyse te doen, selffs versocht hebben ende versien sijn met navolgende
‘Memorie voor den corporael van d' adelborsten, Pieter Cruythoff, als opperhooft gestelt over den trop der nieuwe lantreysers.
Alsoo de jongste lantreyse door eenige trage ende onwillige gasten weder genouchsaem vruchteloos is uytgevallen, daer deselve van soo schoone apparentie was dat de Namaquas in een à 2 dagen verder, na allen schijn ende 't raport van de wedergekeerde opperhooffden, souden te bereysen sijn geweest, na welcq volck (wat ander slagh als dese Hottentoos sijnde ende Noortwaerts van hier woonende) soowel als na de Chobonas ofte Monopotapars, lange ende veele moeyten is gedaen geworden ende de reyse telckens expres oocq op sijn aengeleyt, die gehoopt worden nu in 25 dagen van hier souden cunnen aengetroffen worden, soo is goetgevonden, onder 't gesagh van Ul.Ga naar voetnoot1., als sijn dienst daertoe hebbende gepresenteert, de reyse met noch 12 persoonen, beneffens UGa naar voetnoot1., te laten hervatten, te meer sigh deselve persoonen haer bysonder ijverigh ende genegen hunnen dienst oock aenbieden om dese hervatte tocht onder UGa naar voetnoot1. gesagh te willen doen. Soo sal Ul.Ga naar voetnoot1. dan ten principaelenGa naar voetnoot2. al sijnGa naar voetnoot3. naersticheyt aenwenden langs de beste ende bequaemste wegen, na d' instructie van Pieter Meerhoff, doch oock op Ul.Ga naar voetnoot1. eygen overlegh oft opmerckingh sigh directelijck te begeven naer de plaetse daer de jongste lantreysers de vuyren van de Namaquas, door de Soaquas gewesen, hebben gesien, welcke SöaquasGa naar margenoot+ Meester Pieter Meerhoff meent dat correspondentieGa naar voetnoot4. met dese Namaquas souden hebben ende volgens dien Ul. derwaerts cunnen geleyden ofte wijsen, ende off sij, off de medegaende Hottentoos van hier, Douckeman ende Hans van NeurenburgGa naar eind(l), als tolcken Ul. wilden yetswes wijsmaecken, om U van deselve te doen affhouden, soo moeten Ul. dat soo licht niet aennemen, maer selffs maecken te sien ende hooren wat van dat volcq is, alsoo dese Hottentoos altijts daerop uyt sijn geweest om ons van d' andere volckeren, diep te lantwaert in, te diverteren ende oncundigh te houden. Per gouvernoGa naar voetnoot5.. Door Godes genadigh convoy bij deselve dan comende, moet Ul. haerGa naar voetnoot6. met alle vrundelijcheyt bij hunGa naar voetnoot7. sien aengenaem te maecken ende wel scherp acht slaen op alle hare hantteringeGa naar voetnoot8. ende waermede sijluyden haer al erneren, wordende ons van de Hottentoos wijs gemaeckt, dat in gecuypte carnen op deselve manier als in Hollant hare botter carnen ende de melcq in vaetjes bewaren, etc., mitsgaders hun met craelen te maecken ende vellen te bereyden, neffens andre hantwercken meer, erneren, bovenGa naar voetnoot9. 't bestiael dat in ongeloofflijck getal bij haer soude te becomen wesen, als oock oliphantstanden, struysveeren ende meer andere dingen; oock dat | |
[pagina 323]
| |
se van onse residentie alhier gehoort hebbende, al in aentocht ofte ten minsten voornemens souden sijn herwaerts aff te comen, om hier met ons in alliantie te treden ende kennisse te maecken, dat ons te meer hope doet geven Ul. bij deselve aengenaem sult ontfangen worden. Ende om haer te thoonen wat bij ons al te crijgen sal sijn, is Ul. eenige monsters van verscheyde dingen medegegeven, om aen haer te laten sien, ende in te prenten dat hier aen 't fort van allen 'tselve abondantieGa naar margenoot+ is te becomen, etc., neffens soodanige vordere inductieGa naar voetnoot1. meer als practicabel sullen mogen bedacht worden om haer herwaerts aff te locken, off ten minsten eenige gecommitteerdens van haer met U, om die de waerheyt van alles hier te verthoonen ende fray onthael te mogen aendoen, etc. Lettende wijders op de ginsende wederreyse oocq voornamentlijck op 't volgende:
Eerstelijck.
Soo haest Ul. over de Bracke-revier door de slaghboom sijt, dat vandaer ten eersten begint op een compas aff te peylen de cours ende te noteren ofte op te teyckenen hoeveel uyren, halve uyren, langer off corter, telckens op de genomen cours gegaen sult hebben, in forma als de stuyrluyden ter zee doen, om sulcx in een caert te cunnen stellen voor de Heeren Meesters in 't Vaderlant. Dit moet vooreerst ende vooral wel mede waergenomen ende niet versuympt worden.
2.
Daer dan mede moet bij volgen waer kley- ofte bouwgront, sandigh, steenigh, berghachtigh, ende water, affloopende revieren sijn ende hoe se strecken; oock te stellen off ergens in 't gebergte off revieren eenigh minerael steeckt daer silver off gout uyt te trecken sij. Item acht te nemen off de wegen overal met wagens off hoedanigh anders te passeeren sijn, gevende sommige remarquable plaetsen ende revieren namen. Item oocq vragende na de namen van 't volcq ende haer oversten ende steden, om te kennen in toecomende.
3.
Bij al 't ontmoetende volcq moet oock geleth worden waer se bij leven, wat oversten dat se hebben, wat cledingh, wat erneringh, wat Godtdienst, wooningen,Ga naar margenoot+ vastichedenGa naar voetnoot2., waer sij meest begerigh na sijn, ten welcken eynde Ul. diverse monsters van cralen ende lapjens sijde, linnen ende geschilderde cleden ende ander cramerijen medegegeven worden om te verthoonen, wat haer aengenaemst is, ende te vernemen off se oock honingh, was, struysveeren, oliphantstanden, silver, gout, paerlen, schiltpadshoorn, muscus, civet, amber, eenige fraye vellen ofte yets anders bij haer hebben. | |
[pagina 324]
| |
4.
Wat bequaeme boom- off aertvruchten de landen dragen, ende ergens aen strandt comende, te mercken wat bayen, revieren in zee uytloopen, hoe se strecken ende wat gelegentheyt van water, hout, off ververssinge, etc., daer te becomen sij; off er oock ergens oesters ofte mosselen met peerls ende schiltpadden bequaem tot cammen ende ander werckGa naar voetnoot1. te crijgen is.
5.
Hoe sterck van volcq ende met wie sij in vruntschap off oorlogh leven ende waerom; hoe sijluyden generalijck genaempt worden ende specialijck de namen van haere voornemeGa naar voetnoot1a. oversten ofte coningen ende plaetsen, steden, dorpen, mitsgaders wat oorlogsgereetschap dat se hebben.
6.
Hoe sij onse natie genegen sijn, off se oocq wreet, vrundelijck ende van eenige redelijcheyt ende politie sijn; ende opdat Ul. emmers ter degen sout mogen weeten hoe Ul. alles sult cunnen aenteyckenen, offte opschrijven, hebben wij Ul. bij desen tot meerder opmerckinge ende narichtinge noch medegegeven copie van deGa naar margenoot+ memorie bij d' E.Heeren Bewinthebberen ontworpen om in 't stellen van rapporten op te letten, waermede wij hoopen Ul., boven ons mondelingh onderricht, wel voorts sult weten wat Ul. in 't een ende 't ander te doen staet, tot betrachtinge van Ul. eygen eer ende verdieningh van de premie Ul. belooft, na meriten van 'tgeene bij Ul. opgevonden wort, dat Godt geve considerabel mach wesen, bestaende de beloften in 't navolgende, te weten: Dat de lantreysers halff soo veel langer uytblijvende als den tijt van haer medenemende provisien sal cunnen strecken, hun gagie dan van die tijt dubbelt sal lopen. Dogh Ul.Ga naar voetnoot2., namentlijck Cruythoff's, gagie van eersten aff aen, ende dat soo langh als de reyse sal duyren. Dat de costelijcheyt van gout, gesteenten, peerlen off wes het oock mochte wesen, dese eerste reyse opdoendeGa naar voetnoot3., haer de waerde, hier comende, royael ende t' eenemael sal vereert worden in contant, na de prijs van 't Vaderlant, al waer 't oock noch soo costelijcq ende bij haerGa naar voetnoot4. noch soo civil genegotieert ofte gevonden. Boven noch de vereeringe, die elck sal genieten na de importantie van saecken die uytgevonden sullen worden. Dat voorsz. Cruythoff geduyrende dese tocht sal erkent worden als hooft van den trop, ende sigh yder moeten resolveren te getroosten te gaen soo verde ende uyt te blijven soo lange, mitsgaders te lijden sulcke weelden ende armoede, oock op soodanigh ruym ende schaers ransoen, na gelegentheyt des tijts, etc., als haer | |
[pagina 325]
| |
opperhooft voorss. sal goetvinden, welcke over die onwilligh off tegenstrevigh mochten worden, sal vermogen te gebruycken soodanige authoriteyt alsoff den Commandeur selffs in persoon waere. Ende om bij versterff (dat Godt nochtans wil verhoeden) altijt een ander bequaem persoon te hebben tot hooft, soo is daertoe verkosen den persoon Meester Pieter Meerhoff in even groot gesagh, dogh soo lange Godt de Heere Cruythoff gelieftGa naar margenoot+ in 't leven te spaeren, sal 't oppergesagh aen hem alleen bevolen blijven, uytgenomen eenige saecken daer hij 't advys van voorss. Meerhoff mochte goetvinden in te gebruycken, ten aensien hijGa naar voetnoot1. de wegen ende sommige andre saecken des lants ten deelen bekent sij, 'twelcke alles wij de rest van den trop bij desen bevelen prompt te gehoorsaemen, als niet twijfelende aen 't goet beleyt van den voorss. Cruythoff, etc., ende oock emmers soo weynigh aen de jegenwoordigh medegaende eerlijcke borsten haere goetwillige genegentheyt, etc., op 'twelcke dan gerust sijnde, sullen wij in hope blijven van een beter succes als te vooren, waertoe d' Almogende sijn genadigen zegen gelieve te verleenen, met toewenschinge van een geluckige heenende wederomreyse onder het beschut van den oppersten bewaerder aller vroomen, die wij altijt voor Ul. in onse dagelijcxe gebeden sullen bidden, dat hij Ul. met sijn genade wil bijblijven. Amen. Aen Cabo de Bonne Esperance, in 't fort de Goede Hoope, den 29en January 1661. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
De provisien, amunitie ende coopmanschappen, etc. voor dese tocht, geladen op 5 draeghossen, sijn als te weten: 700 lb. broot, 50 lb. speck, 2 mingelen brande- ende 2 dito Spaense wijn in twee tinne vlessen, 2 mingelen asijn, 100 lb. sout, 13 stucx pistoolen, 13 snaphaenroers, 12 houwers, 80 lb. loot, 50 lb. buscruyt, 4 bossen londt, 80 stucx vuyrsteenen,Ga naar margenoot+ 100 bossjens root corael, wegende 8 lb., 3 lb. allerhande France coraelen, tot monsters, 1 bosjen geel corael van glas, 10 strengen allerhande coleur nay- ende sticqsij, wegende 2 loot, 1 rol tabacq, wegende 25 lb., ½ gros tabacxpijpen, 1 lapken van 1 St. Thomas cleetjeGa naar eind(m), 1 ps negrooscleetmetroodestreepen, 2@Ga naar voetnoot2. mouris, 2 @ salmpouris, 2 @ chits, 2 dito taffachelas, 1 @ niquanias, 2 @ roode, 2 @ witte en 2 @ blaeuwe bethilles, partije lapjens, allerhande sijde-stoffen, witte gewerckte canten, mitsgaders sijdelinten ende passementen, 10 lb. geel dun draetcoper, 12 stucx kabary, wegende 5 lb, namentlijck: 8 dito dicke en 4 dito dunne kettingen, 1 paer braseletten, 4 vergulde kettings, 1 dosijn corale kettings, 1 brieffken met oorhangers, 2 copere bellen, 1 dito schel, 4 fauce hoetbanden, 1 brieffken met 100 stucx naynaelden, 2 spiegeltjens, 2 boucq wit pampier, 3 potlootpennen, ½ bos schachten, 1 picq, 2 handtbijlen, 1 spade,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 326]
| |
8 lijnen, 1 sackjen met peper, 4 loot fouljeGa naar voetnoot1., 4 loot nagelen, 4 loot notemuscaten, 8 loot caneel, 2½ dosijn vishaeckjes, vislijntjes, 1 strengh seylgaren, 1 keteltjen. Ultimo dito, fray, lieffelijck, stil weer, wel te pas comende voor de lantreysers, etc., die d' Almogende overal met sijn H. geleyde op haere wegen wil bijwoonen ende met zegen geluckigh laten wederkeeren. Gister een van de vrije luyden vaertuygen uyt de Saldanha-bay aengecomen wesende met vis, vogels ende eyeren, brachten tijdingh dat geen inwoonders altoos daer vernomen hadden, mitsgaders haer ander vaertuygh haest van 't Dassen-eylandt stont te volgen met traen, 'twelck evenwel voor den avond noch quam, mede met eyeren ende andere versnaperingh, uyt meninge dat hier souden gevonden hebben een schip, 'twelcq sij den negenthienden verleden onder 't Dassen-eylandt hadden gesien, stevenende met een westelijck luchjen na dese bay ende wesende een spiegelschipGa naar voetnoot2.,Ga naar margenoot+ vrij groot van aensien, 'twelcq derhalven haest sal moeten opdonderen. |
|