Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdDecember anno 1660Ga naar margenoot+ Adij, primo dito, noch al donckere lucht, met stijve Noortwestewinden, tot belet als vooren. Nieuwe maen, den 2 dito, stil weer, sijn de gemelte schepen wat buyten de rhee gecort. 3 dito, idem stilte, is haer (met hun boots water halende) noch wat schapen ende vruchten uyt de thuynen tot ververssinge medegegeven, idem ¾ beest voor den Oliphant ende ¼ voor Loosduynen. Ende gingh des namiddags tusschen 2 ende 3 uyren den Commandeur Riebeecq per de Perkyt mede onder seyl na de Saldanha-bay, omme de gelegentheyt van dien eens selffs in persoon pertinent te besichtigen, etc., achterlatende navolgende
Memorie voor den ondercoopman Roeloff de Man ende den fiscael Abraham Gabbema, beyde gader te samen, staende sijn absentie, gestelt in desselffs plaetse, om de saecken van Compagnies omslagh alhier waar te nemen ende letten op 't navolgende, namentlijck:
‘dat 't werck allomme na de in train sijnde ordres wel worden gevordert ende in gangh gehouden; ende vooreerst dat somerlant onder de corenschuyr met alle macht suyver ende claer gemaeckt wort, tot op de reviercant incluys, totdat de sluys op de drinckwaterrevierGa naar voetnoot2. gereet is, om den dam door dat volcq dan op te cruyen ende in der ijl gereet te hebben; dat door GijsbertGa naar eind(a) ende drie man van de corenschuyr 't hout van 't nieuwe landt altemaelen ten eersten tot branthout gehackt, geclooft ende van 't geploegde lant affgedragen, mitsgaders de dicke wortels met cruyt van den anderen gesprongen worden, om bij gelegentheyt thuys te haelen tot calckoven, etc. ende 't landt daervan schoon te hebben om het eerste wintercoren des aenstaende saysoens daerin te cunnen sayen; | |||||
[pagina 301]
| |||||
dat AmmonGa naar eind(b) met de sijne in 't bos geduyrigh beddinghplanckenGa naar voetnoot1. voor 't canonGa naar margenoot+ saeght ende die alle, ofte om de tweede, Saterdagen door 't volcq van de schuyr uytgehaelt worden; dat de timmerluyden de staketsel rontsom 't fort voorts dicht maecken, mitsgaders den barm aldaer dan g'egualeertGa naar voetnoot2., ende de Noordwestsijde gedaen sijnde, dat dan dito werck voor aen 't fort sal begonnen worden, mits ondertusschen 't cat boven met pannen gedeckt ende 't wercq aen 't vernieuwt wordende cleyn magasijn niet stilstaet, noch oocq 't nieuwe vaertuygh voor 't Robben-eylandt, etc., dat den hovenier, de thuynen van 't oncruyt suyver hebbende, met alle sijn macht boven in de nieuwe thuynen sal vallen om die te effenen ende dan de ploegh eens daerdeur te haelen ende laten eggen, etc., dat op alle buyten- ende binnenwachten bovenal wel scherp reguard gehouden worden, sonder dies ergens in te versuymen, ende voorts gelet worde op de onderhoudinge van alle politieGa naar voetnoot3., justitie ende wes meer dienaengaende na d' ordre op alles gestelt ende na gelegentheyt ende voorval met den anderen te beramen, ten welcken eynde den ondercoopman en de fiscael voorsz. nietGa naar voetnoot4. sullen ondernemen te doen, als met malcanders beyder weten ende communicatie. Alsoo den Commandeur om nootsaeckelijcheden per 't Parkytjen na de Saldanhabay is vertreckende, staende desselffs absentie voorsz. ondercoopman en de fiscael in sijn plaetse is stellende ende het commandement bij desen bevelende, soo lange hij uyt wesen sal, met authoriteyt om gelijck off hij selffs in persoon present ware, alles in goede ordre te houden ende des Compagnies fort ende verderen omslaghGa naar margenoot+ waer te nemen, soo dat behoort, bevelende derhalven soowel officieren, als mindere Compagnies dienaren ende oocq vrije luyden ende wie het oocq soude mogen wesen, deselve tot des Commandeurs retour daervoor te erkennen, gehoorsaemen ende onderdanigh te sijn als vooren, ten eynde alles in behoorlijcke ordre ende dissipline gehouden blijven; dat oocq voornamentlijcq op den oegst wel naeuw geleth ende Compagnies slaven ende slavinnen, daer 't nodigh is, gebruyckt worden tot oplesingh van de airen, voor de helft, gelijck tot TielmanGa naar eind(c) is gedaen, om te meer graenen op te gaderen, dat het wel waerdighGa naar voetnoot5. bevonden is; ende wijders dat geleth worde des Compagnies soldije- ende negotieboecken effenGa naar voetnoot6. ende wel correct geslooten worden om op sijn compste de magasijnen, packhuysen, etc. daertegen na te sien ende confronteren, schrijvende elcq op sijn reecqueninge ende plaetse wel op ende aff ten eynde alles liquide sij ende blijcke hoe ende waeraen de materialen, etc. overal toe verbesicht sijn; dat hier oocq 't minste in versuympt ende elcq op 't comptoir ten dien eynde stipGa naar voetnoot7. aen sijn debvoir gehouden worde; | |||||
[pagina 302]
| |||||
item PotterGa naar eind(d) heel cort aen 't caertemaecken. Ende alsoo dit het principaelste wel is te recommanderen, vermits door de lange bijwooninge de voorss. in commando gestelde persoonen kennisse genoech van saecken behooren te hebben, soo sal 't hierbij genoegh sijn, ende vorders dienen deselve te recommanderen de goede eenichheyt ende dissipline ende betrachtinge van des Compagnies meesten dienst in alle 'tgene staende des Commandeurs absentie sal comen voor te vallen. In 't fort de Goede Hope, den 3en December anno 1660, geteyckent:
Jan van Riebeeck.’
Ga naar margenoot+ 4 dito, moy weer ende 't luchjen variabel. Sondagh, den 5 dito, idem schoon, helder sonneschijn-weer ende 't luchjen als vooren; tegen den middagh de wint hardt uyt den Zuyt-Zuyt-Oosten met valbuyen over den Taeffelbergh, die tot laet toe in den nacht aenhielden. 6 dito, 's morgens schoon, helder weer als boven, de Zuyt-Zuyt-Oostewinden die noch seer stercq aenhieldenGa naar voetnoot1., sijn de vrije luyden met haer vaertuygen nae 't Dasseneylant ende Saldanha-bay vertrocken. Na de middagh de harde Zuyt-Zuyt-Oostewinden seer fel aennemendeGa naar voetnoot2. met seer stercke valbuyen over den Taeffelbergh vallende, die noch den 7 dito, tot laet in den nacht aenhielden. 8 dito, 's morgens schoon, helder, sonneschijn-weer, de wint noch Suyt-Suyt-Oost. aen d' oversijde van de bay noch heel stercq deurwaeyende. Op den middagh stil, soel weer, 't luchjen uyt den Noort-Oosten. 9 dito, 's morgens doncker betogen lucht met reegen, 't luchjen noordelijcq, waermede op den namiddagh tusschen een ende twee uyren retourneerden d' Heer Commandeur Riebeeck met 't galjot de Perkyt, uyt de Saldanha-bay alhier in de Taeffelbay weder ter rheede, sijnde staende sijn absentie niet anders sonderlingh voorgevallenGa naar voetnoot3., als dat door eenige Hottentoos soo wat aengebracht is ende de lantluyden aen den oegst besigh sijn geweest. Vindende Sijn E. de saecken alhier wijders in deselve goede ordre als die gelaten hadden. Ende heeft de Saldanha-bay bevonden een seer voortreffelijcke haven met suyvere sant- ende stecqgrondenGa naar voetnoot4. voor schepen, bysonder wel in te comen ende beschut voor alle winden te leggen, mitsgaders oocq soo visrijcq van diverse delicate soortGa naar voetnoot5. (wel te vangen met hoeck ende zeegens) als men soude cunnen offte mogen wenschen.
Ga naar margenoot+ Maer goet vers water isser gansch niet, noch oock geen 't alderminste bequaem landt om yets in te sayen ofte planten, vermits al de bergen, heuvels ende valeyen
| |||||
[pagina 303]
| |||||
niet anders als witte craelGa naar voetnoot1.- ofte gelijcq bicksteenGa naar voetnoot2. (defftighGa naar voetnoot3. bequaem om te houwen tot metselwercq) sijn ende waeruyt de salpetericheyt van 't water ontstaet, volgens preuve daervan genomen met eenige van die steenen in Caeps water een etmael geleght ende daerdoor soo siltigh ende salpeterigh van smaecq bevonden, evenals 'tgene in de rechte water-Ga naar voetnoot4. ende ander plaetsen is. Sijnde in Lacus-bay geen waterGa naar voetnoot5., altoos in de drooge tijt, ende die bay met de letter JGa naar voetnoot6. in de caert aengewesen gansch ondienstigh ende al te periculeus voor de Zuyt-Zuyt-Oostewinden om te leggen. Maer Potters-bay (mede sonder water doch vol vis) goet voor 2, 3 à 4 retourschepen ten alderhoogsten voor de gemelte winden, om dan met een Noortlucht eensclaps uyt te lopen na de Taeffel-bay, doch is in allen gevalle best Salmandersbay, dewijl men met de eb (stercq uytlopende) door een ganghGa naar voetnoot7. off twee over ende weer doch alsoo wel can buyten comen. Cunnende derhalven dese Saldanha-bay d' E. Compagnie nergens anders tot nut sijn offte te pas comen als voor retourschepen, die door de Zuyt-Zuyt-Oostewinden soo laegh verdrijvenGa naar voetnoot8., dat se de rheeden van 't Robben- ende Dassen-eylant mis-'raeckenGa naar voetnoot9., 'twelcq selden hoeft te gebeuren, om reden in de instructie largo aengewesen, sijnde oock de rhee van die eylanden soo gereet dat men altijt can t' zee raecken ende tot de Taeffelbay weder opcomen eer men eens uyt de Saldanha-bay (na wint ende getije moetende wachten) can buyten in zee raecken, daer de Zuyt-Zuyt-OostewindenGa naar margenoot+ dan weder ontmoetende, heelGa naar voetnoot10. de schepen wegh souden cunnen comen te drijven ende alsoo in seer desolaten staet vervallen, verstaende in 't Suytooste-mousson, als bij de nader memorie daervan bij den Commandeur met overlegh van den schipper en de stuyrluyden van de Parkyt, na ondersoeck van alles te ontwerpen, verder gedeclareert sal worden, etc., volgende hier voorts het aengeteyckende van 't voorgevallene op gemelte Saldanhase reyse.
(Kyk Bylae II, bls. 464)
't Bleeff heden fray regenachtigh, groeysaem weer. 10 dito, idem, met westelijcke lucht, als wanneer den Commandeur met den fiscael eens uytgingh inspectie nemen over den bouw ende ander saecken overal, mitsgaders, daer 't nodigh was, wat ordre stelden, etc. 11 dito, idem goet weer, lucht als vooren, is niet sonders voorgevallen. Sondagh, den 12en dito, helder sonneschijn-weer ende 't windeken N.Westelijck. 13 dito, insgelijcx met fraye, groysame, deurdringende stoffregen ende stijve Noortwesten-coelte. | |||||
[pagina 304]
| |||||
‘Maendagh, den 13en December anno 1660Ga naar eind(f). Bij den Commandeur in de reyse jongst gedaen met het Perkytjen na de Saldanhabay, etc., ondervonden hebbende de bysondere ongelegentheyt van deselve bay om vandaer voor verbijdrijvende retourschepen (jaerlijcx veel gebeurende) tijdelijckGa naar voetnoot1. genoegh weder herwaerts op te comen, boven datter oocq gansch geen goet waterGa naar margenoot+ te crijgen noch geen 't minste lant beqaem is om vruchten tot eenige ververssinge aen te planten, etc., ende daertegen gesien de beeter ende seer gereede, schoone gelegentheden van de rheeden des Robben- ende Dassen-eylandts, om vandaer vrij haestigh tot hier te cunnen opcomen - Soo is bij den Raedt, nae overlegh van saecken, hoogh nodigh, ja t' eenemael dienstigh geacht, mitsgaders in gevolge oock goetgevonden, ten aldereersten 't Parkytjen na de voorss. eylanden weder aff te senden, expres met die ordre omme nochmael de gronden rontsom deselve pertinent te ondersoecken ende noteren hoe ende waer de verbijdrijvende retourschepen (alle jaeren meest gebeurende) voor de felle Zuyde- ende Zuytoostelijcke winden best ende bequaemst op 't zegourst sullen cunnen beschut leggen, om na 't overgaen van dito felle winden met west-, suytweste- ende westelijcke, noordelijcke ende noortwestelijcke luchjens veeltijts onverdacht aencomende, op 't gereetste weder t' seyl te gaen ende spoedigh in dese Taeffel-bay te cunnen opcomen. Den gesurrogeerden schipper Pieter Danielss. Koocker, in de plaetse van den na Batavia vertrocken schipper, Isbrant van Bancken, alsoocq den onderstuyrman, Cristoffel Handelman, in plaetse van den opperstuyrman op voorss. galjot gesuccedeert, bij requeste aen den Commandeur en de Raedt versocht hebbende de verbeteringe in gagie tot gemelte qualiteyten - Soo is, gemerckt derselver suffichantie ende goede comportementen, etc., goetgevonden hun navolgende actens daervan te verleenen, te weten: Pieter Danielss. Koocker van Bommel, hier te lande gecomen den 27 Juny passado met 't galjot de Perkyt, voor opperstuyrman à 48 guldens maendelijcx, jegenwoordigh door 't vertrecq van den schipper, Isbrant van Bancken, provisioneel schipper op 'tselve galjot, welcke plaetse sedert 28 October verleden tot genoegen waergenomen hebbende, wort bij desen op sijn versoecq ende vereyschteGa naar voetnoot2. bequaemheytGa naar margenoot+ in de voorss. schippers qualité absolutelijcq geconfirmeert, ende conform den generaelen articulbrieff na d' ordre onser Heeren Meesters bij halveringh van gagie, toegevoucht een belooningh van 60 guldens maendelijcx, primo January toecomende ingaende, ende verbonden blijvende sijn tijt daervoor uyt te dienen. Cristoffel Handelman, van YburghGa naar eind(g), hier te lande gecomen den 27 July passado met 't galjot de Perkyt, voor onderstuyrman à 32 guldens 's maents, welcke aldaer sedert de zurrogatie van den opperstuyrman Pieter Danielss. Koocker tot de schippers plaetse, dito opperstuyrmans plaetse tot genoegen heeft waergenomen, wort der- | |||||
[pagina t.o. 304]
| |||||
KAART VAN SUIDELIKE AFRIKA
(Saamgestel op grond van Linschotense kaarte van Suidoos- en Suidwes- Afrika. Vgl. Jan Huygen van Linschoten: Itinerario, Deel III. Linschoten-Vereniging, No. XXXIX). | |||||
[pagina 305]
| |||||
halven op sijn versoecq ende bequaemheyt in de gemelte qualité van opperstuyrman geconfirmeert, ende volgens den generaelen articulbrieff bij halveringh van gagie toegevought een beloninge van 40 guldens maendelijcx, Nieuwjaer aenstaende ingangh nemende, ende gehouden blijvende sijn tijt daervoor uyt te dienen. Maerten Janss. van Hooghcaspel uytte StreecqGa naar eind(h), hier te lande gecomen den 27 July passado met het galjot de Perkyt, voor quartiermeester à 14 guldens, welcke meest de gansche reyse door d' opperhooffden aldaer tot cock ende bottelier gebruyckt sijnde in de plaetse van den persoon Jacob Albertss. Camp van Amsterdam (bij haerluyden daertoe onbequaem bevonden ende daeromme van die plaetse gedechargeert), soo is 't dat den voorss. Marten Jansen op de getuygenisse van de gemelte opperhooffden in de voorsz. bedieninge van cocq ende bottelier bij desen wort geconfirmeert ende toegevoucht een beloninge van 20 guldens per maent, sijnde een gulden meer als halveringh van gagie, ingaende 28 October passado ende verbonden blijvende sijn tijt daervoor uyt te dienen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut supra. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roelof de Man Abraham Gabbema, Pieter Everaerts H. Lacus, secretaris.’
14 dito, 's morgens seer aengenaem, stil, sonneschijn-weer. 's Avonts quamen 2Ga naar margenoot+ persoonen van de lantreysers aen 't fort, door sieckte overGa naar voetnoot1. 10 dagen van de trop affscheyt genomen, blijckende bij onderstaende medegebracht brieffken van getuygenisse, luydende als te weten: ‘Alsoo Gregorius Fredricus ende Pieter Harthove opGa naar voetnoot2. mij versocht hebben om weder naer 't fort te mogen keeren, seggende hun selven niet cloecq genoech te wesen om de voyagie te volbrengen, soo is 't dat na goede beradingh met meester Pieter Meerhoff, Jan Dorhagen, Jan Babtist van Francfort ende Theunis KaghGa naar voetnoot3., wij goetgevonden hebben vanGa naar voetnoot4. hun versoecq toe te staen ende hun te geven voor elff dagen broot, waermede sij wel weder aen 't fort konnen keeren, gaende van ons op den 6en Decembris 1660. 't OircondeGa naar voetnoot5. ons aller hantteyckeninge. (Ende was geteyckent:) ‘Jan Danckaert ‘Pieter Meerhoff ‘Johannis Dorhagen ‘T.K.Ga naar voetnoot6. ‘Jean Baptista | |||||
[pagina 306]
| |||||
Volght het brieffken door 't opperhooft van de lantreysers, Jan Dankaert, geschreven aen den Commandeur, luydende als te weten: ‘Mijn Heere van Riebeeck, Alsoo Gregorius FredricusGa naar voetnoot1. ende Pieter Harthove wederkeeren na 't fort, soo hebbe ick niet willen de occasie laten verbij gaen van Uwe Ed. onse aller gesontheyt te laten weten, behalven dat Theunis KaghGa naar voetnoot2. een weynigh flaeuw is van den loop, die ick verhope dat corts gedaenGa naar voetnoot3. sal wesen. Wij sijn alle noch gemoet om onse voyagie te volbrengen, niettegenstaende dat wij acht ofte thien dagen te vergeeffs g'arbeyt hebben om de geberghten te passeren, 'tgene ons tot noch toe onmogelijckGa naar margenoot+ geweest is; doch onse hoope is dat, soo wij niet en cunnen comen aen CortadoGa naar voetnoot4.-Ga naar eind(i), soo sullen wij comen aen Mosata, waertoe wij soo veele Noort-Noort-ten-Oosten ende Noort-Noort-Oost loopen als ons mogelijcq is, hopen mette gratie Godts, soo ons de reyse niet geluckt naer wensch, weder thuys te wesen in Februario, ende soo alles na wensch gaet in Novembris, in 't jaer 1661, waermede blijvende, naer onser aller groetenisse aen U Ed. ende alle vrunden. (Was geteyckent:) Jan Danckaert.’
Onder stont in margine: ‘Bij een fonteyne, 6 December 1660.’ Bij welck brieffken, merckende hare resolutie om bij onstentenisseGa naar voetnoot5. van de plaets Cortado haer te willen begeven na Mossata (volgens Linschotens caerteGa naar eind(j) leggende op de reviere aen de zeecant bij Cabo das Vacas, genaemt Du Baya ende boven C. Talhado R. de Pescaria) ende alsoo die reviere Noortwaerts langs na Samot ende Cumissa, sullen apparent soo soecken<de> alle geberghten langs ende om, voorts trachten te comen op Jouros ende van daer op Monomotapa, DavagulGa naar eind(k), etc., 'twelcke Godt geve succederen magh, alsoo, na 't seggen van de wedergecomen persoonen, deselve noch vol moet ende genereusheytGa naar voetnoot6. waren om haer voyagie te volbrengen, sijnde dese moeyelijck genoegh op haer selffs, dat se wegen hun debiliteyt versteecken waren van de eereGa naar voetnoot7. van soo een notable rare voyagie, vermits de groote hoope die se hadden van een goet succes, etc. Gelijck aen boven g'insereert brieffken te mercken, hadden deselve veele vergeeffse moeyten gedaen om over 't steyle geberghte van Africa (wel eens soo hooghGa naar margenoot+ als de Taeffelbergh), ende na 't seggen van de gekeerde persoonen omtrent 48 mijlen van hier, te geraecken ende daerom heel Noortwaerts aff moeten keeren, van welck geberghte hun oocq een van de draeghossen was van boven nedergestort dat hij gestorven ware, schoon sij 't goet, van deselve affgeladen, selffs boven moeten dragen | |||||
[pagina 307]
| |||||
hadden ende d' ossen ledigh boven over 't geberghten leyden, sulcx sij der nu noch maer twee hadden. Voor rantsoen namen se elcq alle dagen een biscuyt. Item de twee Hottentoos, den tolcq Doman ende Bisenté, die se op 't wederkeeren der gemelte twee swacke persoonen oock hadden gepresenteert wederom te mogen gaen indien se wilden, maer waren geresolveert gebleven bij de lantreysers te blijven ten uyttersten, toeseggende sulcx den Commandeur belooft te hebben. 't Schijnt Doman sijn saecken weder soeckt goet te maecken ende sijn begaene faulten van den gestoockten oorloge des vergangen saysoens (tegen sijn opinie ende 't haerder disreputatieGa naar voetnoot1. uytgevallen) met extraordinaire diensten te repareren, dat seer wel voor de gemelte lantreyssers t' haeren dienste te passe comt, die tot streckingh hunner provisie oock al hadden geschooten drie groote elanden, ende in de reviere hier ende daer gevangen veel schoone barm ende andre vissen. Item mede ontmoet seecker cleyn, arm volcqGa naar voetnoot2., die haer op de passagie ende over 't eerste geberghte geholpen ende goede vruntschap bewesen hadden, haer vereert hebbende met wat gedrooghde vis ende hoonigh, sijnde deselve cleyne luyden, die vóór dato bij onse lantreyssers (naderbij) meer opgedaenGa naar voetnoot3. sijn geweest, heel arm van conditie, woonende in sleghte, lege huttjens van tacken gemaect, die d' onse hier ende daer soo vonden ledigh staen, ende daer hun dese gassjensGa naar voetnoot4. schijnen in teGa naar margenoot+ vernachten, wel versien wesende van pijl ende boogh ende daermede seer wel wetende te schieten alle wilt tot haer spijse, gelijcq sij oocq den hoonigh daertoe gebruycken, gecleedt even, dogh met gansch sleghten vellekens van wilt gediert, als de Hottentoos, ende volgensdien niet soo smerigh, want de smerigheyt is een teycken van rijckdom van bestiael ende staet, etc., hebbende mede gecrult caffershair ende wesende oocq van deselve coleur ende spraecq, wat bescheyden, echter mede al clockende gelijck calkoense haenenGa naar voetnoot5., hoe dieper in 't landt hoe meer, sijnde onder 't Hottentoos geslacht oock een tael daer de groote malcander mede cunnen verstaen ende den gemeenen man niet, hoewel men nergens noch eenige gevonden heeft die van lesen off schrijven weten. Een van d' onse, genaempt Pieter Meerhoff (hem op de chirurgye verstaende) hadt een wilt paert boven in de manen geschooten, daerdoor onder de voet gevallen sijnde, voorsz. Meerhoff opgesprongen was met meninge om hem een hackzeenuwGa naar voetnoot6. aff te snijden, maer sijn mes daertoe niet tijts genoegh hebbende cunnen vaerdigh crijgen, was 't paert met hem op ende drijvende over een revier gesprongen, dat hij der weder affviel ende al een slaghGa naar voetnoot7. in 't aengesicht gecregen had. | |||||
[pagina 308]
| |||||
Dit paert was over 't gantsche lijff extraordinaire schoon g'appelt graeuw, behalven achter van 't cruys over de billen ende langs de beenen gevlampt met witte, hemelsblaeuwe ende bruynroode streepen, wonderlijck schoon ende raer, hebbende recht als een paert mede cleyne ooren, een fray hooft ende dunnen beenen als het besteGa naar margenoot+ paert dat men wenschen mochteGa naar voetnoot1.. Sijnde 't ander slaghGa naar voetnoot2., daer ons de Hottentoos de gevulde hooffden ende stucken vellen somtijts van gebracht hebben, met heel lange ooren, dogh extraordinary raer ende schoon wit ende castany-bruyn gevlampt, bij d' onse mede seer veel in 't landt vernomen, bijtende na 't volcq als honden, recht als muylpaerden dat se oocq best gelijcken te wesen, want oocq van de Hottentoos verscheyden genaempt worden, te weten:
eenige jonge levendigh hier brengen, wat ende hoeveel daer oocq voor belooft wort, apparent omdat se langs soo meer wel sien wij haer daermedeGa naar voetnoot3. te veel onder devotie weten te houden, etc. Oliphanten hadden noch maer een vernomen, dogh renosters veel, ende herte, reebocken ende elanden bij de waterplaetsen overal in groote menichten, als oock phasanten, pardrijsen, duyven, etc., maer seer schouw overal. Root coper meenden sij dat den berghwercker in seecker gebergte vernomen had, maer noch geen schijn van ander waerdigh minerael. Wesende dese gekeerde lantreysers een beter padt achter 't overgeclommen geberchte heen wederom gecomen ende maer met haere debile lichaemen 10 dagen gereyst, over 'tgene sijluyden in 't uytgaen over de 20 dagen doende waren geweest, ende van de Hottentoos die haer tusschenwegen hier ende daer ontmoet hadden, wel bejegent, gelijcq oock van 't gemelte cleyne volcq, etc., sulcx dies aengaendeGa naar margenoot+ het veyligh genoegh is, maer de passagiers vallen, vermits het overal vrij ruygh bewassen is, als oock ten aensien van heel steyl geberghte, vrij moeyelijck, vermits sij niet gaerne veel omwegen na der Hottentoos paden soecken te gaen, maer hun reyse soo cort te maecken als mogelijcq is. Soude de gekeerde wegh met een wagen wel cunnen gebruycken, dat bij occasie seer wel sal comen. 15 dito, moy weer ende den Commandeur daermede eens weder op de bouwlanden, bossen, etc., uytgeweest ende tegen den avont thuyscomende, quam Sousöa, den coningh ofte oppersten van de Chainouquas, met een grooten sleep volcq, ende Herry als tolcq, aen 't fort, medebrengende een wackeren trop van 83 oud ende jonge koebeesten ende 71 schapen, welcke derhalven nobelGa naar voetnoot4. onthaelt ende vrij wel | |||||
[pagina 309]
| |||||
gecoustertGa naar voetnoot1. wierd, als oock Herry, omdat sigh hierdoor mede soeckt aengenaem te maken, etc. Volle maen, den 16en, 's morgens clare lucht met stijve, drooge Z.Zuyt-Oostewinden dat den haver, taruw ende rogh lustigh doet rijpen ende de mayers overal wacker reppen om aff te slaenGa naar voetnoot2., etc. Sijnde op dato oock affgevaerdicht d' opperhooffden van de Perkyt ende gelast ten eersten t' seyl te gaen, na ende ten eynde als dicteert navolgende
‘Memorie voor d' opperhooffden van 't galjot de Perkyt. Alsoo der den dienst van d' E. Compagnie op 't hooghste aen gelegen is, tot secouriteyt van derselver uyt- ende voornamentlijck de thuysvaerende schepen, die jaerlijcx door de harde Zuyt-Zuyt-Oostewinden dese bay veeltijts misraecken ende affdrijven, dat de gelegentheyt van de rheeden onder het Robben-eylandt ende Dassen-eylandt terdegen worden ontdeckt, soo sullen Ul. jegenwoordigh met 'tGa naar margenoot+ eerste bequaem weer nochmael eens eerst na 't Robben-, ende daer wel gedaen hebbende, dan na 't Dassen-eylant affsacken ende pleynGa naar voetnoot3. uw wercq daervan alleenGa naar voetnoot1. maecken, om de gronden onder deselve principaelijck voor 't beschut van alle zuydelijcke ende Suytooste-winden wel ter degen wederomme te diepen ende ondersoecken, met aenwijsinge waer die sandigh, stecqGa naar voetnoot4. ende anders alderbest tot segoure ende gereetsteGa naar voetnoot5. rheeden voor de gemelte CompagnieGa naar voetnoot6. groote ende cleyne schepen sijn, sonder te keeren voordat sulcx alles ter degen wel gedaen is, gelijck wij Ul. breeder bij monde oock hebben verclaert, conform onse resolutie den 13 passado daerover expres genomen ende derhalven Ul., om het emmers wel ende te beter te mogen doen, geen ander als de last van dese seer hoog nodige saecke alleen opleggende, waermede wij Ul. dan, met gesontheyt te sijner tijt wederom verwachtende, sullen wij tot besluyt den dienst van d' E. Compagnie in desen voorts op Ul. goeden ijver laeten aencomen ende toewenschen een geluckige heen- ende weerreyse, medebrengende empassant de schapen die Ul., van Compagnies wegen in de Saldanha-bay gereuylt, daerop geset hebt. In 't fort de Goede Hope, adij 16en December anno 1660. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
Gaende de Perkyt noch desen voormiddagh onder seyl, ende wierden de Chainouquas het op gister medegebrachte bestiael affgehandelt, te weten: 83 stucx koebeesten voor coraelen, tabacq ende pijpen, 71 stucx schapen
soodat door de trecq in coraelen (seer geringh in prijs sijnde, echter g'estimeert bijGa naar margenoot+ | |||||
[pagina 310]
| |||||
haer ver boven 't coper dat se daerom voor schapen aennemen) drie beesten qualijck meer comen te costen als een schaep, dat al tusschen de 20 ende dertigh stuyvers ordinairGa naar voetnoot1. compt te staen, doch echter mede noch al goetcoop genoech valt, ende dies oocq aengenomen wordende soo veele men maer crijgen can, schijnende bij dese Chainouquas (oostwaerts uyt woonende ende haer traffiquenGa naar voetnoot2. aldaer hebbende) de rode coraelen ende de kabarijsGa naar voetnoot3. (sijnde de rode copere kettinghs) bij de Cochoquas ofte Saldanhars Noortwestwaerts aff woonende meest getrockenGa naar voetnoot4. te sullen wesen, dogh van dese laeste becompt men de minste beesten maer weder de meeste schapen, ende van de Chainouquas de meeste beesten en de minste schapen, welcke ten respecte van de nobele handelingeGa naar voetnoot5. wel met hun honderden stercq (doch daeronder veele Caepmans ende Tabacqdieven) met eeten ende brandewijn, dat de coopmanschap wel 't meeste beswaert, lustigh getracteert wierden, maer haeren oversten Sousöa, gecleet met schoone lupaertsvellen, ende Choro, den oversten van de Tabacqdieven, met Herry in des Commandeurs eetcamer apart gesuyckert kaes ende vers broot in een tinne schotel ende Spaense wijn, sijnde quansuys een conincklijck tractement, affgescheyden van 't gemeene volcq, etc., welcq tractement hun te meer aengedaen wierd omdat se oocq seeckeren trecqos van den lantbouwer Harman Remajenne, eenige dagen geleden hem ontlopen, gevonden, jegenwoordigh mede wederomGa naar margenoot+ gebracht hadden ende voor een cleyne vereeringh van een span tabacq ende 2 bossjens coraelen overgaven, een teycken dat se oocq vruntschap ende trouwicheyt willen schijnen te
bewijsen. Na 'twelcke voorsz. Sousöa tegen den avont, noch halff van den wijn verheught wesende, met al sijn volcq is vertrocken, sonder te wachten na de vereeringh die Herry seyde dat den Commandeur voor hem tegen morgen liet gereet maecken, maer had g'antwoort dat binnen weynigh dagen met een ander goeden trop bestiael meenden weder hier te wesen, neffens noch een ander groot heer van sijn g'allieerde, die noyt uytgeweest, doch nu genegen was sigh op een draeghos aen 't fort te laten brengen om den Commandeur te sien ende oock kennisse met hem te maecken, sijnde genaempt Hamkeysoöa, met onderhorige van de Hamcumquas, die noyt haer huysen opbreecken ende met dacha te planten hun oock generen, ende werwaerts oock Sousöa sijn coopmanschappen vertiertGa naar voetnoot6. tegen bestiael, dat deselve in extraordinaire menichte hebben, als oocq de natien die noch verder Noortoostwaerts aff woonen, die 't van de Hamcumquas weder trecken ende denselven oocq onderdanigh sijn, genaempt de
| |||||
[pagina 311]
| |||||
nende, ende oocq soo gecleedt ende gesmeert, ná 't welcke de Choboquas, ofte 't volcq van Monomatapa, soude volgen, die Herry bij de Chainouquas wel gesien maer noyt aen haer plaetsen geweest is, sijnde swarte caffersGa naar voetnoot1., evenals de Gunese endeGa naar margenoot+ Angoolse slaven gecleet met calffs- ende schapevellen, die se veel hebben, maer van gout off gesteenten, etc., wiste hij niet als dat nu van Sousöa hoorden, ende woonen alle dese voornoemde Hottentoos volckeren meest tusschen 't midden van dit Africase landt ende de zee beoosten de Caep, daer se in verscheyde bayen, na Herry's seggen, te vinden souden wesen ende vruntschap van te ontmoeten, als sij maer seyden dat se van SourysGa naar voetnoot2. volcq waren, alsoo den Commandeur met dese naem overal onder 't Hottentoos geslacht bekent is, sijnde soo veel te seggen als Heer van 't landt, die met alle volckeren soeckt vruntschap te maecken ende deselve alle oock onder den anderen tot vruntschap ende vreede te raden, etc., ende volgensdien yder (van de Duytse natie horende) seer genegen wesende om deselve te sien. Die nu Noortwestwaerts van 't midden van 't Africase lant na de Saldanha-bay ende 't Angoolse lant aff woonen, sijn vooreerst de Cochoquas, daer Oedasöa ende Gonnomöa heeren van sijn; de groote ende cleyne Chariguriquas, sonder gecoren oversten, maer rebellen vanGa naar voetnoot3. de Cochoquas, alle Hottentoos, gelijck dit Caepvolcq, ende daernae: de Namaquas, met bereyde vellen gecleedt, die manden maecken ende vaten, groot ende cleyn, oock karnen, evenals in Hollandt, in welcke vaten sij haer melcq bewaren, ende eeten met lepels van de schilden van schiltpadden gemaect, hebbende oocq wel vaste huysen, daer se niet van d' een plaets na d' ander mede reysen, maer geen steene huysen. 't Schijnt Herry jegenwoordigh wat beter begint op te clappenGa naar voetnoot4., als wel siende dat wij niet langer cunnen geblinthocktGa naar voetnoot5. blijven, vermits door deGa naar margenoot+ Chainouquas nu dus veel openinghGa naar voetnoot6. crijgen ende Eva haer mont diesaengaende oock al te veel na sijn sin mis gepraetGa naar voetnoot7. heeft, daer nu veel van begint openbaer te worden, hoewel der hier ende daer, nu ende dan, oocq wel een cleyn flitsjenGa naar voetnoot8. onder bevonden is, als wetende al vrij een weynigh te flatteren ende te praten soo sij meent dat men 't gaerne hoort. Onthoudende haer jegenwoordigh in Hottentoos cleedingh weder voor een wijl bij haer swager Oedasöa voorss., ende Herry sigh bij de Choragouquas op de passagie van de Chainouquas, die hij met bestiael siende affcomen, waerneempt ende met haer dan hier compt om als tolcq te dienen, vermits Doman met de lantreysers uyt is, ende waervoor hem dese mael soo goeden vereeringe is gedaen, omdat soo goeden kneght weder begint te worden dat hij den 17en, 's morgens fray, betrocken, stil weer sijnde, oocq seer wel tevreeden is naer huys gekeert, nadat hem de monsters van de France cralen waren verthoont, die hij | |||||
[pagina 312]
| |||||
altemaelen voor goet keurden ende daerom heden, door den fiscael en de sargeant, van de priestersGa naar voetnoot1. op haer lange voorgaende aenbiedinge voor d' E. Compagnie sijn ontfangen, nadat alvooren de prijs met den Commandeur was gemaeckt, neffens over de 6000 vuyrsteenen. Heden namiddagh quam 't Parkytjen, vermitsGa naar voetnoot2. de Noortwestelijcke wint, weder van 't Robben-eylandt expres om te adverteeren datter cost voor de soogende verkens op 't eylandt manqueerden ende de jonge biggetjes daerdoor seer quaemen uyt te sterven. Ga naar margenoot+ Item oocq dat de stal ende het dacq van dien door de laeste Suytoostestorm seer ontramponeert was. Hebbende d' opperhooffden van dito galjot wegen 't afdiepen van de gronden haer saecken mede verricht ende bevonden deselve ende de rheede voor de schepen te wesen even soo als de daervan geformeerde instructie ende caertjes sijn uytwijsende; sulcx deselve dienaengaende aldaer geen veranderingh vereysschen. Gaende voor den avont met een Suytwest-luchjen weder t' seyl na 't Dassen-eylandt om sijn saecken dienaengaende daer oock uyt te richten, conform de memorie hier vooren onder dato 16 deser g'insereert. Op dato waren noch negen schaepen van de Chainouquas (wat achtergebleven sijnde geweest) aengebracht ende ingereuylt, te weten:
netGa naar voetnoot3. 80 schapen, ende staen (na haer seggen) binnen 8 à 10 dagen weder met een goeden trop te comen. 18 dito, 's morgens fray, liefflijck, sonneschijn-weer ende 't luchjen Noortwestelijcq. Sondagh, den 19en dito, idem weer ende wint als gister. Wiste ons den Hottento, Claes Das, te seggen dat eenige van de Cochoquas (Oedasöa's volcq) haer hadden laten verluydenGa naar voetnoot4. dat noch drie van onse lantreysers vrij verre hiervandaen met seer quade beenen ende voeten (door de ruyghte, etc., gecregen) lagen bij de Söaquas,Ga naar margenoot+ sijnde bergvolcq, die principael haer erneren op 't wilt dat se schieten, ende dat gemelte drie persoonen hun aldaer onthielden ende van deselve gespijst wierden met herte- ende renostersvleys, mitsgaders na wat rustens over eenige weynige dagen van deselve souden herwaerts geleyt worden. 20 dito, 's morgens fray weer ende 't luchjen van den Zuyt-Suytoosten, is Compagnies nieuwe seylsloep, genaempt 't Vliegertjen, d' eerste mael affgesonden na 't Robben-eylandt, met navolgend brieffken geschreven
‘Aen Otto Jansz.
Wij hebben U brieffken den 17 verleden met de Perkyt ontfangen, verwondert sijnde dat Ul. 't getal van de oyen niet en schrijft. Bij desen worden weder noch | |||||
[pagina 313]
| |||||
een goeden Hollantsen ram gestuyrt, hoewel de laeste twee jonge Hollantse rammen na ons oordeel cloecq ende oudt genoech sijn om te springen. Soo sijn wij oock verwondert dat daer verckenscost manqueert, dewijl Rijck Overhagen de verleden jaeren soo schoone cool ende waterlemoenen in de bemuyrde thuyn gehadt ende van die coolsbladen gecapt in de backen aldaer seer goede slobberingh voor de sooghverckens heeft weten te maecken, daer se gewent waren alle avonden opGa naar voetnoot1. thuys te comen, gelijcq oocq de vrije luyden hier aen 't fort sulcx seer fray doen, ende weten wij niet wat gij het volcq ende de twee slaven den ganschen tijd hebt laeten doen, anders als beneffens den oppas der schapen ('t welcq geringh is) den thuyn bequaem te maecken ende onderhouden, ten minsten vol crulcool, met de mest daer soo overvloedigh hebbende, soo treffelijcq te doen als men soude willen wenschen ende waeromme d' oncosten van de muyragie voor 't gedierte om de thuynen oocq gemaect is. Ende aengaende de gansen, sijn der oocq licht uytGa naar voetnoot2. te houden met een roer bijGa naar voetnoot3. die in de thuyn wercken; sullen danGa naar margenoot+ door 't schieten wel schouw daervan worden. Want hoe can men se hier van soo groote thuynen ende soo veele morgen landts houden, boven dat UGa naar voetnoot4., de gansen schietende, deselve tot seer goede delicate cost compt te strecken, maer 't schijnt dat men U die selffs wel mede diende in de mont te stoppen. Ende soo gijGa naar voetnoot4. geen raedt weet daer voortaen beter op te passen ende 't volcq in ordre ende op haer debvoir te houden, daer gij oocq soo gemainteneert wort - hier sijn wel luyden die op dat goede baentjen vlammenGa naar voetnoot5. ende door ons in U plaets cunnen gesonden worden, comende het d' E. Compagnie niet gelegen, om wat crackeels van 't volcq, deselve telckens soo te veranderen. Daervoor sijn d' opperhooffden om haer tot hun debvoir ende in rust te houden, etc. Aen deGa naar voetnoot6. U versoecq om op 't eylandt vrij te worden, sal niet van vallen, alsoo 't d' E. Compagnie daer ongelegen compt vrije luyden te stellen; daerom mooght sulcx wel uyt U sin laten. Maer soo gij U bequaem tot den lantbouw bevindt, daer sout gij toe cunnen geraecken hier aen de Caep. Hierneffens gaet wat gecorven tabacq voor de slaven ende vier tonnenGa naar voetnoot7. semelen ende meel tot voetsel van de suygende jongen. Indien gij wel op den thuyn had laten passen, soude dit met die vruchten te samen dapper mogen strecken, doch moet gij in de plaets nu laten haelen van de wilde groente ende porceleyn die de verckens op 't eylandt eeten ende dat, onder water gecaptGa naar voetnoot8., met weynigh van de voorss. semelen ende meel, in plaets van coolsbladen, daeronder gemengt soo wat strecken; want soo met de cost te werck te gaen als gij tot noch gedaen hebt, souden dat al te costelijcke verckens worden. Beeter ordre moet gij op 't een ende 't ander houden, ende dat oock al in 't cort ende ten eersten, off souden een ander moeten | |||||
[pagina 314]
| |||||
Ga naar margenoot+ in U plaets stellen, alsoo het langh wachten d' E. Compagnie te schadelijcq vallen soude. Op 't vuyren moet oock prompt gelet, ende alle avonden na schepen wel uytgesien ende opgepast worden, sonder oyt daerin te versuymen. De negroscleden en de hoet, die gij ontbietGa naar voetnoot1., moet gij laten weten voor wie het is, om op sijn reecqueninge te cunnen stellen. Den fiscael sal eerstdaegs eens mede overcomen om eens de visite te doen ende U vorders te seggen watter gedaen moet worden, daer gij U dan sult hebben wijders na te reguleren. Sal oock met den timmerman sien na de rampen van de stallingh, om die na vereysch dan te laten repareren. In 't fort de Goede Hoope, den 20 December 1660. (Geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
Alsoo door 't menichte groot bestiael, dat d' E. Compagnie jegenwoordigh door den opulenten handel soo gewenst is becomende, deselve met ruyter- ende andere wachten vrij verder van de hant moeten geweyt worden als den cirkel, wel begrepen ende rede met wilde amandelboomen tot een lantweer al beplant is, die oock met redelijcq succes beginnen te wassen, soo is den Commandeur op dato expres uytgeweest om te sien hoeveel wijder uyt men deselve, om weyde genoech voor 't bestiael daer binnen te trecken, gansch nootsaeckelijcq op 't bequaemste noch wel sal dienen uyt te breyden, etc. Doch sulcx alles heden niet hebbende cunnen affsien,Ga naar margenoot+ sal de rest met den naesten (als om de meerder weyden gansch nootsaeckelijck sijnde) affgespeculeert worden. Ondertusschen sijn van de Cochoquas aengebracht 1 bul ende twee jonge ossjens, gereuylt voor coraelen, tabacq ende pijpen, ende 5 schapen voor coper ende ditoGa naar voetnoot2., doch wisten deselve van onse lantreysers gansch niet te seggen; sulcx te hopen is de sleghte tijdingh van gister onwaer mach wesen. De Suyt-Zuytoostewinden begonden tegen den nacht vrij hard te stormen. Ende is van avond oocq ordre gestelt de ruyters met een corporael van 't fort noch te verstercken, ende om den anderen dagh door den fiscael off sargeant oocq visite te laten doen off d' ordres over deselve gestelt wel onderhouden worden, alsoo aen 't bewaren van soo schoonen trop beesten als d' E. Compagnie jegenwoordigh is hebbende, ende door handel noch al meer aengroeyende, sooveel gelegen is dat men niet middelGa naar voetnoot3. genoech tot wel bewaringe can bedencken, vermits de Gorinchaiquas ofte Caepmans, ende Gorachouquas ofte Tabacqdieven, ende oocq de Söaquas, het berghvolcq (die bij 't vangen van 't wilt ende roven van tamme beesten maer leven) ende oocq niet min de Watermans, bij 't fort ende in de Houtbay haer onthoudende, | |||||
[pagina 315]
| |||||
doch de minste cans siende, niet laten sullen cunnen d' E. Compagnie 't bestiael na vermogen doorgaens aff te roven, waerdoor dan weder niet alleen 't verlies geleden, maer oorlogh ontstaen ende door deselve dan d' andre natien in 't landt affgeschrickt blijven souden, als de oorsaecq niet sullende weten waerom het landt hier weder in oorlogh was, tot groot achterdeel van den jegen woordigh soo schoon vloeyendenGa naar margenoot+ handel en de vruntschap gemaect wordende met al het Hottentoos geslacht diep in 't lant, nu soo fray ende gerustigh affcomende, etc. Ende waeromme bij meerder opulentieGa naar voetnoot1. de voorsz. Caepmens wel heel van de Caepse weylanden souden mogen ende moeten versteecken blijven, als sullende soodoende d' E. Compagnie 'tselve voor haer bestiael selffs wel haest van doen hebben, vermits de weyden binnen de gemaeckte schuttingh en de reviere Liesbeecq alleen voor der vrije luyden groot bestiael (al omtrent de 200, behalven haer schapen, in aental) qualijck genoech sij, ende in de Taeffelvaley, mitsgaders de vlacte achter den Leeuwenbergh, etc., voor de moerpaerdenGa naar voetnoot2. ende veulens, als des Compagnies ende vrije borgers schapen aen 't fort mede al niet te veel weyden is, sulcx de groote trop verde buyten aff met ruyters ende ander wacht van voetvolcq, etc. seer naeuw ende scherp (staende de drooge tijt) hier ende daer moeten geweyt ende bewaert worden om redenen voorss. 21 dito, noch al harde stormwinden uytten Zuyt-Zuytoosten. 22 ende 23 dito, idem, ende wierd des namiddags een scheepjen voor in de mondt van de bay gesien, met schoverseyls over ende weder laverende. 24 dito, 's morgens de wint aen d' oversijde noch al stijff Zuyt-Suytoost, doch aen dese sijde 't luchjen Noortwestelijck, was dito schip aldaer noch doende met laveren ende bekent aen sijn vlagh voor een Engelsman, welcke in voorss. Noortlijck coeltjen geraeckende, daermede voor de middagh noch op de rhee ten ancker quam, sijnde genaempt de Despasche, groot 40 à 50 last, den capiteyn ofte schipper Benjuin VisserGa naar margenoot+ en de coopman Tomas NieumanGa naar eind(l), ophebbende 26 coppen, ende van sieckte op de Westcust van Sumatra verlooren maer een man, doch sedert 14/24 December anno passado, dat van 's Gravesand uyt Engelant vertrocken waren, onderwegen noch 4, hebbende nu acht weecken van SillebaerGa naar eind(m) geweest, daer ende op Indrapoura haer ladingh van peper hadden genegotieert voor stucken van achtenGa naar voetnoot3., met welcke peper sij tendeerden na Livorn, ende waeromme oock niet voornemens waren St. Helena aen te doen, om van d' Engelse Compagnies ministers in haer voornemen aldaer niet belet te worden, etc., gelijck het met den Engelschen Dolphijn (mede geweest sijnde een particulier schip als dit) anno passado gegaen was. Kersdagh, den 25en dito, 's morgens fray, liefflijcq weer ende 't luchjen als vooren, was Oedasöa met 16 schapen aen 't fort gecomen, expres om te seggen, dat 't volcq hem wijs gemaeckt had dat ons geseyt was door sijn volcq d' onse in 't landtGa naar voetnoot4. eenigh leedt souden wesen aengedaen, versoeckende wij sulcx niet wilde geloven maer | |||||
[pagina 316]
| |||||
verseeckert te sijn bij ontmoetinge deselve niet als alle vruntschap souden bewesen worden, etc. Waerop na vereysch g'antwoort ende hem geseyt wierd ons sulcke praet noch noyt was ter ooren gecomen, ende dat hij dies vrij gelieffden gerust te wesen, alsoo hem (na sijn seggen) oocq wijs gemaeckt was dat wij hem daerom in 't landt overal souden comen overvallen ende vervolgen met veele ruyters, daer seGa naar margenoot+ bysonder voor bevreest sijn. 's Namiddags begond al weder heel stijff uytten Zuyt-Zuyt-oosten te wayen, Sondagh, 2e Kersdagh, 26 dito, 's morgens vrij stijff aenhoudende, ende wanneer Oedasöa na genoten tractementen, beschoncken met broot, tabacq ende rijs, etc., weder is vertrocken, om 'twelcke looseGa naar voetnoot1. bootschap apparent maer aengeleyt heeft; des hem oocq (doch al lachende ende in 't vrundelijck) te verstaen is gegeven als hij met soo groote troppen vee aencompt als Sousöa, den coningh der Chainouquas, datter dan wel brave capitaele vereeringe op staen magh, doch dat echter sijn geselschap ons aengenaem was ende hoe meer bestiael daerbij hoe liever, etc. Ende bleeff de tolckinne Eva weder bij den Commandeur in huys, haer vellen uyt- en de Indische manier van cleedingh weder aendoende, om haer tolcxdienst hier weder waer te nemen, schijnende het bij de hare nu weder wat moede te wesen; in welcke veranderlijcheden men haer naer eygen sin al laet begaen, om te beeter deegh van te hebben, doch schijnt al soo wel aen 't Hollants leven ende cost gewent te sijn, dat sij het noyt t' eenemael sal cunnen verlaten. 27 dito, 's morgens liefflijck weer, maer op den namiddagh al weder seer stijve Z.Z.Oostewinden, na de gewoonte van 't saysoen om dees tijts des jaers. 28, 29, 30 ende ultimo dito, idem. |
|