Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| ||||||||
November anno 1660Ga naar margenoot+ Primo dito, hard, windrigh weer van den Zuyt-Zuytoosten als gister, tot groote schade van de rijp wordende graenen. 2 dito, sachter, warm weer. Nieuwe maen, 3 dito, idem. Ende quam des namiddags den sargeant uyt het landt aen 't fort, met den coningh van de Saldanhars, Oedasöa, ende sijn tweeden van sijn leger, Koukosöa, neffens een goede sleep volcq, met maer 19 schapen, 2 koeyen, een bulletje ende een kalff, bovenGa naar voetnoot1. een draeghos, daer sijn matten ende dingen op lagen omme mede wederom te reysen. Denselven op de voorzael gecomen sijnde, wierd Oedasöa ende Koukosöa door den Commandeur binnen in sijn camer geleyt, ende aldaer op een matjen nedergeseth sijnde, met een glas wijn ende handtreyckingh vooreerst welcom geheeten ende wijders vers taruwenbroot, keesGa naar voetnoot2. ende suycker in een tinne schotel opgedist, ende door Eva gesegt dat de grooten van Hollandt altijt sulcq broot ende uyt sulcke schootels aten, maer geen gemeen volcq, etc. Comende sigh Herry (aen 't fort sijnde) daer mede bijvougen, maer dorste sigh niet op de mat setten, noch oock Doman; ende nadat met Oedasöa soo eenige vrundelijcke discoursen van geen emporte waren gehouden ende oock tusschen hem ende Herry, soo nam hij een sne broot ende gaff het met sijn handen aen Herry, doch Doman bleeff wat achteraff sitten, ende creegh op 't laest oock een stucq van Koukosöa, welcke maer in de schotel toetasten, ende Oedasöa gaff 't sijn dochter met de handt (Nota: de vrouwen eeten niet anders als dat haer de mans of vaders (bijeensittende) geven), die hij medegebracht had, een fraye, wel besneden deern sijnde, niet bruynder als een redelijcke blancke mesticeGa naar voetnoot3., sijnde hij oocq niet leelijck, dogh al 't volcq die uyt 't landt comen, fray ende flucxe geschapen mannen, jammer sijnde dat se haer soo leelijcq maecken met smeeren, etc. Ga naar margenoot+ 4 dito, fray, betrocken lucht met stilte, ende is na de Donderdaegse voormiddagh-predicatieGa naar voetnoot4. ter behoorlijcke plaetse gepronunchieert ende g'affigeert navolgende
WaerschouwingeGa naar eind(a)
‘Alsoo gemerckt wort, dat bij veele, jae selffs eenige Compagnies gagie ende costgelt treckende dienaers (daerover oocq gecorrigeertGa naar voetnoot5., item sommige vrije luyden, doch noch maer met halve preuve gecalangeertGa naar voetnoot6.) haer niet ontsien 't pont vers gebacken broot, vermits de civile prijs der graenen op een braspenninghGa naar voetnoot7. gestelt, hoger als tegen drie stuyvers onder den gemeenen man te vercoopen, 'twelcq | ||||||||
[pagina 285]
| ||||||||
een schandelijcke woecker ende gansch schadelijcke uytsuyperije is, die in een wel gestelde regieringe niet magh geleden, maer ten eersten moet geweert ende g'extirpeert worden - Soo is 't dat sigh ydereen, niemant uytgesondert, soowel vrije luyden als Compagnies dienaren, sigh van voornoemde schadelijcke uytsuyperije sullen hebben te onthouden ende geen broot hoger als tegen een braspenningh 't pont te vercopen, noch oock de booter, 'tsij schape- ofte koeyebooter, 't pond hooger als 15 stuyvers, soowel aen 't volcq van de schepen als hier aen lant, omdatGa naar voetnoot5 de booter om de hoop van meerder prijs daer niet na opgehouden wort ende 't volcq hier ongerieft blijft, op verbeurte van de boete daerop anno passado gesteltGa naar eind(b), alsoo daerinne geene de minste conniventie sal gedult worden, maer met d' executie paratelijck, sonder aensien, voortgevaren, mitsgaders oocq vrij scharpGa naar voetnoot6 regard op 't een ende 't ander genomen worden, om de overtreders sonder omsien daerover te corrigeren; des hem yeder maecke te wachten voor schade ende voornamentlijck Compagnies dienaers, welcke 't brootvercopen wel expresselijcq verboden wort, ende betrapt wordende, dubbelde boete, ofte wel swaerder correctie sal te verwachten hebben, nae vereysch van saecken ende persoonen, alsoo sulcx ten besten van den gemeenen man ende goede ingesetenen alhier aldus bevonden wort te behooren. In 't fort de Goede Hoope, den 4en November 1660.Ga naar margenoot+ (Geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
's Namiddaghs, Oedasöa ende Koukosöa met Eva sonder eenigh ander Hottentoos in des Commandeurs comptoir bij denselven en de raetspersoonen alleen bij malcander sijnde, omme na Eva's seggen yts bysonder ende secreets te handelen, scheen der uyt te comen dat, als wij hem met volcq wilden adsisteeren wanneer hij van sijn vijanden wierde geattaqueert, dat hij dan hier dicht bij wilde comen woonen, ende sijn huysen, bestiael ende vrouwen onder de Steenbergen, Hout-bay ende Berghvaleyen laten comen onder ons bescherminge, dewijl hij (met d' onse g'adsisteert) sijne vijanden soude tegenstaen. Waerop hem geantwoort is, dat hij ons gelieffden te seggen wat volcq sulcx was, want alsoo wij met de Chainouquas, soowel als met hem, nu nieulijcx alliantie, ende met de Ghoringhaiquas ende Gorachouquas oocq weder pais gemaeckt hadden, dat het tegen reden soude strijden deselve, onse geallieerde vrunden, te beoorlogen, gelijcq wij oock geenige van bovengenoemde volcq tegen hem souden cunnen goetvinden te leenen. Eva vertaelden dat het vreempt volcq van de groote Chariguriquas, Namanas ende ChobonasGa naar voetnoot3. adherenten waren. Waerop Oedasöa geseght wierd, dat wij principaelijck sochten met 't volcq van | ||||||||
[pagina 286]
| ||||||||
't landt vruntschap te maecken ende handel te drijven. Dogh indien hij raedt wiste ons te beschicken voor coopmanschappen sooveel bestiael als wij geduyrigh nodigh hebben, alsmede 't gout ende gesteenten datter bij de Chobonas ende Namanas, etc.,Ga naar margenoot+ schuylden, men soude ons tot alles redelijcx laten vinden, ende cunnen maken dat hij een van de grootste potentaten deser Hottentoos erkent ende gesocht soude worden, om de coopmanschappen die 't gemelte volcq dan door sijn toedoen souden soecken van ons te becomen. Maer dat sulcx beter met minne ende vrundelijcke alliantie, als door oorloge te bejagen ware. Op 'twelcke weynigh ander bescheyt quam als dat hij meenden wij nu emmers van bestiael genoegh versien waren; maer hem g'antwoort sijnde dat wij jaerlijcx, soo voor de schepen ende ons volcq alhier, etc. wel 1000 goede beesten van doen hadden, quam daerop gansch weynigh bescheyt, sulcx hij, sigh vaeckerigh veynsende, nae de voorsael gingh wat leggen slapen. Ondertusschen wierden van sijn volcq de 5 oud ende jonge beesten ende 19 schapen buytenGa naar voetnoot1. gehandelt ende altemaelen wel treffelijcq met eeten, tabacq ende brandewijn drie mael daegs lustigh getracteert. Ende hij voornamentlijck met een parade ende chargie van musquettiers (gelijcq Sousöa geschiet was) vereert, mitsgaders bij ende van des Commandeurs taeffelcost met Koukosöa ende sijn dochter onder een clavresingelspel fray ende lustigh onthaelt. Na 'twelcke Eva quam spreecken van een groote vereeringe voor hem claer te maecken tegen morgen ofte overmorgen, dat hij vertrecken soude. 5 dito, is denselven ende de sijne met 't navolgende beschoncken, naementlijck:
Oedasöa
Ga naar margenoot+ 6 bossjens rode coraelen, wegende ½ lb., 1 kettingh om den hals van ijsereGa naar voetnoot3. gemaeckte cralen, 10 stocken dick, geel coperdraet, wegende 9 lb., 1 bijl, 6 lb. tabacq, 1 dosijn tabacxpijpen, 6 stucx messen, 3 enden offte worsten uytGa naar voetnoot4. touw.
Koukosöa, sijn tweede
1 stucq 4-cant ijser, wegende 20 lb., 6 bossjens rode coraelen, wegende ½ lb., 2 messen, 4 lb. tabacq, 6 stocken dicq draetcoper, wegende 5½ lb., ½ dosijn tabacxpijpen, 2 enden ofte worsten out touw.
Oedasöa's dochter, genaemt Namies
6 bossjens rode coraelen, wegende ½ lb., 2 messen, 4 lb. tabacq, ½ dosijn tabacx- | ||||||||
[pagina 287]
| ||||||||
pijpen, 1 dosijn corale kettingkens, 4 stocken dicq draetcoper, wegende 4 lb., 5 dito dun draetcoper, wegende 2 lb.
Eva, de tolckinne, bij haerluyden genaempt Krotöa, voor tolcxdiensten, die nu eens weder met Oedasöa mede gaen sal:
12 plaetjens geel coper, wegende 18 lb., 12 bosjens root corael, wegende 1 lb., 5 stocken dun draetcoper, wegende 2 lb. en 10 dito dicq draetcoper, wegende 9 lb., samen 11 lb., 1 rolletjen tabacq, wegende 4 lb., ½ dosijn tabacqpijpen, 2 koehuyden, 1 bijl, 2 stucken 4-cant ijser, wegende 40 lb., 1 dosijn corale kettinghkens. Ende op reys wel 80 lb. rijs ende 100 lb. broot, 3 can brande- ende 2 can SpaenseGa naar margenoot+ wijn, 20 lb. meel, wat suycker ende specerijen. Boven 'tgene dat dagelijcx, voor hem en de sijne getracteert, geconsumeert is, 'twelcke opgenomen 't volgende bevonden sij: 153 lb. hart broot, 16 can brandewijn, 250 lb. rijs, 10 lb. taback. 6 dito, 's morgens goet weer als de vorige dagen sijnde, prepareerden sigh Oedasöa om te vertrecken, maer alsoo de gemelte vereeringe niet altemaelen op sijnen eenen medegenomen draegos coste geladen worden, resolveerden hij hier te blijven, tot hij der noch een off meer van huys soude hebben laten comen, waertoe hij ten eersten volcq uytsond, ende wij tusschenwijlen met hem ende een goed deel van de sijne noch belast bleven, welcke al weder getracteert ende in alles de maet lustigh vol uytgehouden wierden, om te sien wat vrucht het baren sal willen, maer van geen bysonder saecken wierd door hem meer gerept, anders als altijt goede vruntschap te onderhouden en de handel met sijn volcq vrij ende vrancq te laten drijven, etc., thonende ende wijsende hoe men de rode copere ende ijsere cralen maecken soude, ende belovende oock de sijne na vermogen te animeren om, beneffens de beesten, oock aen te brengen waschGa naar voetnoot1. ende witte gesteenten dat in 't geberghte gevonden wierd ende misschien cristal sal wesen, na de beduydinge dien hij ende Koukosöa ons dede in presentie van Herry ende Doman, op welckers aenspraecke, na 't scheen, hij oock versocht dat wij de Goringhaiquas, sijnde de Caepmans, weder op haerGa naar margenoot+ landt wilden comen laten woonen, achter den Bosheuvel onder de Steenbergen, buyten ons begrepen cirkel, alsoocq in de Hout- ende Berghvaleyen, etc., dat wij toestonden, onder conditie dat se geen ander als de toegelaten wegen souden gebruycken, deur de gemaeckte slaghboomen buyten de ruyterwacht om, die de uytterste is ende toesicht over alles heeft, ten eynde geen Hottentoos anders dan de gemelte wegen ende slaghboomen regelrecht aff ende na 't fort gaen, ofte wanneer se in de Houtvaley woonen, dan achter de zeecant langs de Gevelbergen deur de Leeuwenclooff herwaerts te comen, sijnde dit de wegh daer se ons anno 1653 't eerste bestiael ontjoegen, ende de slaghboomen daer se ons 't verleden jaer de meeste | ||||||||
[pagina 288]
| ||||||||
beesten hebben heen weghgedreven, deur welcke laeste wegh sij ende al 't bestiael ons weder moet toegebracht worden, sijnde haer geen andre plaetsen meer opengelaten, maer fray affgeschut, aen 'twelcke men al groote gerustheyt bevindt ende volgensdien niet alleen soodanigh in ordre mach gehouden worden, maer oocq gepractiseert om die affschuttinge van Compagnies begrepen cirkel langs soo vasterGa naar voetnoot1. te maecken met een dichte mantelinghGa naar voetnoot2. van bitteramandel- ende doornboomen, desen jaere al begonnen te planten, etc. Oedasöa, na weynige andre discoursen als van vrundelijcheyt, etc., met Koukosöa weder wat gegeten ende redelijcq met eenige glaessjes wijn getracteert sijnde in des Commandeurs comptoir, is wat naGa naar voetnoot3. de voorsael gaen leggen slapen, nadat volcq om meer draeghossen (om sijn becomen vereeringe te voeren) hadde uytgesonden, hebbende Herry (na 't scheen omdat de wijn in 't hooft quam) alsoocq Doman, wat meer acces als tevooren bij hem gehadt om te praten, doch scheen, vermits de vrolijcheyt des wijns, van weynigh emporte te wesen. Eenige diverse sorteringe coraelen hem ende de sijne verthoont hebbende, seydeGa naar margenoot+ dat meest alle wel getrockenGa naar voetnoot4. soude worden, was 't niet van sijn volcq, het ware dan andre uyt 't landt, die horende onse genegentheyt om met ydereen vruntschap te maecken, sonder te oorlogen, in tijt ende wijle al offcomen ende allerhande soorte trecken souden, meer als hij selffs wel bedencken conde, maer soo wij hem in saecke van oorloge wilden adsisteren, daer soude op die manier beesten ende oocq wel volck tot slaven genoech becomen cunnen worden, waerop hem g'antwoort wierd, dat wij liever deselve met vruntschap wilden handelen, alsoo 't met den oorloogh niet altijt seecker gaet, ende wij nootsaeckelijck veel bestiael hebben moeten ende voor een principael maxime houden om met alle volckeren, doenlijcq sijnde, vruntschap te maecken ende onderhouden, gelijcq hij nu selffs bevinden ende sijnenthalven sigh daer oocq wel vast op verlaten mochte, dat hem noch de sijne noyt van d' onse gehoontGa naar voetnoot5. ofte beschadicht soude worden, maer g'allieert blijven als bloetvrunden, etc. Tegen den avont quaemen van Gonnomöas volcq oock eenige met 19 schapen ende 6 beesten aen 't fort, die ten eersten gereuylt wierden. Desen Gonnomöa is den anderen oversten over de cleynste helft der Cochoquas off rechte Saldanhars, die in twee heerschappen sijn verdeelt: een opper, sijnde Oedasöa, die boven alles de hoogste gebooren schijnt, ende een ander ofte tweede, dat Gonnomöa is, elcq in verscheyde legers bestaende, welcke legers, elcq in 't particulier, mede noch haer minder overste hebben, dat des bovengeschreven Choequees ofte coningen geacht, nadat se van affcompste ofte geboorten sijn, etc. Sondagh, den 7en dito, 's morgens moy, doch tegen den avond seer fel, windrigh weer van den Suyt-Suytoosten, quamen Oedasöas ontboden twee andere draegossen. 8 dito, noch al even hard aenhoudende, is Oedasöa na een wel gedaenen ontbijt,Ga naar margenoot+ | ||||||||
[pagina 289]
| ||||||||
met de sijne ende de tolckinne Eva, 's morgens ten thien uyren, heel wel vernoeght met de voorgemelte vereeringe, op sijn drie ossen geladen, vertrocken, nadat even tevooren in des Commandeurs camer affscheyt genomen hebbende, geseght had, dat hij genegen bleeff al sijn leven nu met <de> Duytsen voortaen vruntschap te houden ende wanneer hem sijne vijanden quaemen overvallen, dat hij (als hebbende door de quetsuyre van de leeuw anno passado een lammen arm gehouden ende volgensdien soo wel als andere sigh in den oorlogh niet cunnende behelpen) sigh dan met sijn vrouwen ende vee onder ons bescherminge souden comen begeven ende sijn andere troupen in 't landt laten gaen oorlogh voeren, overal daer hij, om redenen voorsz., nu soo niet mede overwegh cost ende Koukosöa met sijn leger hem daerom tot geselschap hieromtrent altijt oock soude bijblijven, mitsgaders nu ende dan schapen ende beesten na vermogen laten affbrengen, etc., tot 'twelcke hij met alle industrieGa naar voetnoot1., etc., vrij geanimeert is, indien oocq goede tractementen ende affable onthalingen, etc., wat helpen sullen, deselve sijn specialijcq aen hem ende den coningh van de Chainouquas (Sousöa genaempt) genoech gedaen ende wel ter degen volop haer begeerten uytgehouden, willen hopen Godt de Heere 't wercq langs soo meer met segen ende voorspoet sal begenadigen. De Goringaiquas ofte Caepmans neygen seer om in de Houtbay ende onder de Steenbergen ende overal buyten onsen circkel in 't Caepse landt weder te comen woonen, hebbende tot noch niet nader als tegen ons overGa naar voetnoot2. achter 't Lupaertsgeberghte derven comen, beloven, vermits noyt van haer bestiael scheyden willen, seer dat ons uyt den honigh, in de bossen vallende ende bij haer gegeten wordende,Ga naar margenoot+ het was ('twelcq sij dogh, den honigh uytgesogen hebbende, weghsmijten) beschicken souden, ende de Söaquas (volcq sonder beesten in 't overgeberghte van Africa haer onthoudende ende meest struyckrovers sijnde) dat se ons jonge paerden vandaer soude beschicken, hebbende wel twee à drie opgevulde hooffden van dien hier gebracht, extraordinaire schoon gestreept, doch sulcke lange ooren hebbende, evenals eselsGa naar voetnoot3., voorts is de reste alles een paerts hooft ende mont, etc., heel gelijcq. Alsser eens een levendigh gebracht wort, sal men 't best sien cunnen, alsoo se ons volcq maer van verre altemets wel hebben sien in 't wilt loopen. Dese Söaquas eeten se veel, seggende dat het vleys lieffelijcker is als ossevleys. Ende omme emmers eenige te mogen crijgen, is haer voor elcq jongh paert dat se levendigh onbeseert brengen, sooveel belooft als men voor 4 cloecke beesten geeft. Met hasagayen weten sij se wel te schieten, soude derhalven jammer sijn dat men geen levendigh soude becomen cunnen; sijnde daeromme den vrije luyden ende particulieren oock belooft die der één levendigh met stricken weet te vangen ende aen 't fort te brengen, daervoor 150 guldens betaelen. Wat al dese beloften sullen uytwercken, sal den tijt leeren. 9 dito, noch al harde Zuyt-Zuytoostewinden tot den | ||||||||
[pagina 290]
| ||||||||
10en, 's morgens, wasset ghestilt ende 't luchjen uytten N.Westen. Is op dato 't eerste was, omtrent ½ pont, van de Watermans aengebracht. Ende alsoo op de geruchten van een lantreyse te laten doen na Monomotapa, onder capitale premien, etc., sigh eenige lieffhebbers uyt eygen drift ende genegentheyt niet alleen aenbieden, maer jegenwoordigh daeromme oock ernstige versoecken doen, soo is daerop genomen d' onder g'insereerde resolutie, namentlijck:
Ga naar margenoot+ Woonsdagh, den 10en November anno 1660Ga naar eind(c). ‘Jegenwoordigh Gode loff niet alleen weder in goede vreede staende met de Caepmans, ofte Choringaiquas, ende Gorachauquas, etc., welcke ons verleden jaer op haer maniere hebben beoorloght gehadt, maer oocq in goede vruntschap gecomen sijnde met meest al het Hottentoos geslacht, te landewaert in, als namentlijcq de Cochoquas, sijnde de rechte Saldanhars, ende de Chainouquas, noch veel grooter volcq ende onderhorige wesende van de Hamcumquas, welckers heer den oppersten van al 't gemelte Hottentoos geslacht soude wesen, aen wiens vruntschap door die met de voorss. Chainouquas gemaeckt, oocq niet te twijffelen sij, ende welcq volcq 't naeste aen de Chobonas (dat de Monomotapäars g'oordeelt wort te wesen) meest Noortwestwaerts van hier woonen, invougen door de gemaeckte vruntschap met alle dit volcq de passagies derwaerts voor ons vrij veyliger als wel voor desen gemaect sijn, ende waeromme de gemelte volckeren (hier aen 't fort om vruntschap te maecken geweest) te liberaelder oocq sijn onthaelt ende getracteert, opdat d' onse in 't landt reysende, te meer vruntschap overal mochten comen te ontmoeten; Ende alsoo op de geruchten latende uytgaen van een tocht na Monomotapa te doen (op de conditie hiernaer volgende) sigh dan geopenbaert heeft eenen Jan Danckaert van NijnovenGa naar eind(d), voor adelborst hier gecomen met 't schip de Gecroonde Leeuw, anno passado, een goet ingeneurGa naar voetnoot1. ende geometricus wesende, mitsgaders oocq aen te sien voor een persoon van wat meer als een gemeen soldaets capaciteyt, om soo een lantreyse als hooft van den trop der lieffhebbers te doen, welcke hijGa naar margenoot+ met ons toestaen tot noch twaelff, beneffens hem, heeft opgevonden, namentlijck:
| ||||||||
[pagina 291]
| ||||||||
Alle fraye, rappe couragieuse mannen, welcke uyt eygen lust ende genegentheyt haren dienst, beneffens bovengenoemde Jan Danckert, tot de voorss. lantreyse sijn aenbiedende op de volgende conditien, den gemelten Danckaert voorgehouden, namentlijck:
Dat de lantreysers halff sooveel langer uytblijvende als den tijt van haer medenemende provisien sal cunnen strecken, hun gagie dan van de uyr haers affscheyt uyt 't fort dubbelt sal lopen; Ende soo sij eenige vaste plaetsen opvinden, in de kaert hun mede te geven aengewesen, ende resolveren noch verder te reysen, haer gagie van die tijt aff (bij haer te noteren) noch een deel hoger sal lopen, namentlijck die een wint drieGa naar voetnoot2. tot hun retour aen die eerste plaetse wederom, ende voorts aen 't fort dubbelt als voorss; Dat de costelijcheyt van gout, gesteenten, paerlen, off wes het oocq mochte wesen, dese eerste reyse opdoende, haer de waerde, hier comende, royael ende t' eenemael sal vereert worden in contant, naGa naar voetnoot3. de prijs van 't Vaderlandt, al waerGa naar margenoot+ 't oocq noch soo costelijcq ende bij haer noch soo civil genegotieert ofte gevonden; Boven noch de vereeringe die elcq sal genieten na de importantie van saecken, die uitgevonden sullen worden; Ende voornamentlijcq, soo sij aen de vaste plaetsen van Monomotapa, Butua ende DavagulGa naar eind(j) op ende omtrent de revier Spiritu Sancto cunnen comen ende volcq vandaer off daeromtrent mede hier brengen, 'tsij sonder ofte onderGa naar voetnoot4. eenige hostagiers van d' onse daer te laten, die men altijt sal trachten met alle practicable middelen wederom te haelen, etc. Dat voorsz. Jan Danckertss. geduyrende dese tocht dubbelde gagie sal winnen ende erkent worden als hooft van den trop, ende sigh yder moeten resolveren te getroosten te gaen soo verde ende uyt te blijven so lange, mitsgaders te lijden sulcke weelde ende armoede als haer opperhooft voorss., welcke over dieGa naar voetnoot5. onwillige off tegenstrevige mochten worden, sal vermogen te gebruycken soodanige aucthoriteyt alsofft den Commandeur selffs in persoon ware. Ende om bij versterff, dat | ||||||||
[pagina 292]
| ||||||||
Godt nochtans wil verhoeden, altijt een ander bequaem man te hebben tot hooft, soo sijn daertoe verkosen den persoon Johannes Dorhagen, ende bij afflijvicheytGa naar voetnoot1. van die, Pieter Meerhoff, ende soo voorts op Jan Babtist, Theunis Kagh ende George Fredricus <Wrede> successive ofte navolgende. Ende 'tgene Jan Danckert met 't merendeel van dito persoonen sal comen te resolveren ende goet te vinden, sullen al d' ander t' eenemael hebben na te comen ende te gehoorsaemen, sonder op ymants tegenstreven (dat wij oocq niet dencken te duchten sal sijn) acht te slaen, maer met hunne resolutie voort te varen soo dat behoort. Ende gesien sigh yder van de bovengemelte persoonen hiertoe dan niet alleenGa naar margenoot+ lustigh ende rustigh thoonen, maer oocq veele daeronder selffs op 't gerucht tot dese lanttocht versoecq hebben gedaen ende volgensdien 't bovenstaende met beloften van behoorlijcke obedientie, etc., uyt eygen genegentheyt ende voorgaende aenbiedinge aennemen; Ende datGa naar voetnoot2. oocq Mijn Heere Rijckloff van Goens, als commissaris bij Sijn E. instructie ons onder anderen is ordonnerende tot soodanige lantreysenGa naar eind(k), etc. ende Mijn Heeren de 17e uyt 't Vaderlant bij Haer Ed. daerop gevolgde missiven sulcx niet alleen sijn advoyerende, maer ons oock wel expresselijcq authoriseren voor sulcke lantreysers na waerde van saecken premien te stellenGa naar eind(l) - Soo is na goede deliberatien ende uyt consideratien oocq van de gemaeckte vruntschappen met meest al het Hottentoos geslacht, goetgevonden dese notable lantreyse niet te vertragen, maer met den aldereersten sijn voortgangh te laten nemen, mitsgaders de gemelte lieffhebbers te accommodeeren met drie van de mackste draegossen, om sooveel te meer provisien te mogen medenemen, neffens eenige lichte coopmanschappen van diverse soorte in cleyne quantité uyt te maecken. Ten welcken eynde ende omdat veelderley coralen beginnen gewilt te worden onder de vreemde Hottentoos, nu sedert eenigen tijt aen 't fort verschenen geweest, waervan wij alhier niet sijn versien, soo is oock goetgevonden de FrancenGa naar voetnoot3., eenige monsters van hare coraelen ende andere cramerijen tot coopmanschappen voor Madagascar bij haer hebbende, sien voor d' E. Compagnie aff te copen, indien men met deselve sal cunnen accorderen. Is mede verstaen d' navolgende persoonen te benificeren met soodanige verbeteringen ende aennemingh als d' onderstaende actens (hun dienaengaende verleent) sijn dicterende, te weten: Pieter Raderotjes van UtsGa naar voetnoot4. in 't landt van Ceulen, hier te lande gecomen voor vrijman met 't schip Arnhem, den 16en Maert anno 1659 met sijn suster FijtjeGa naar margenoot+ Raderotjes, huysvrouwe van den vrijborger Jacob Cloeten, welcke opGa naar voetnoot5. ons versocht | ||||||||
[pagina 293]
| ||||||||
hebbende omme te mogen in Compagnies dienst te werden aengenomen, ende dies sedert primo April verleden daerop aen Compagnies schuyr tot preuve gestelt sijnde, wort, vermits de goede kennisse aen hem bevonden tot den lantbouw, bij desen voor bouwman aengenomen ende toegeleyt te winnen thien gulden 's maents, mits verbonden blijvende d' E. Compagnie daervoor alhier aen de Caep thien jaeren te dienen, verbandt ende gagie primo April voorsz. ingaende, dat aen Compagnies schuyr dienst gedaen ende preuve gegeven heeft. Pieter Mouw van Dansigh, hier te lande gecomen met 't schip Orangie, den 12en July anno 1659 voor adelborst à 10 gulden per maent, welcke hem sedert dien tijt in verscheyde voorvallen vigilandt heeft gedragen, ende alsoo door 't overlijden van den corporael Elias Giers die plaetse is comen te vacerenGa naar voetnoot1., wort dierhalven op sijn versoecq ende bequaemheyt bij desen in gemelte corporaelsplaetse geconfirmeert ende toegevoucht een beloninge van veerthien guldens per maent, ingaende 25 October laestleden, dat de voorss. corporaelsplaetse heeft beginnen waer te nemen, mits gehouden sijnde sijn loopendt verbandt daervoor uyt te dienen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut ante. (Ende geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’
In conformité van bovenstaende resolutie is dan mede geconcipieert navolgendeGa naar margenoot+
Memorie voor Jan Danckerts, als hooft over de lantreysers ende bijhebbende lieffhebbers, omme hun te dienen tot narichtinge ende opmerckinge in verscheyden ende oocq op navolgende saecken, principael ‘dewijle Ul. uyt eygen genegen lieffhebbentheyt geresolveert sijn ende aengenomen hebben, dese reyse aen te vangen sonder te keeren vóór drie à 4 maenden uytwesens, ofte dat vaste plaetse ende ander volcq als dese Hottentoos sult opgevonden hebben; dat Ul. ten dien eynde, om soo haest mogelijcq, conform de medegevende caerte, te comen aen de eerste plaetse genaempt Cortado op de Reviere de Infante, omtrent 40 mijlen van de zeecant ende omtrent 110 mijlen Noortoostwaerts te landt van hier leggende, ten eersten na de sijde van 't overlandt van de Caep Fals wijcken, daer Sousöa, den coninck van de Chainouquas, veeltijts sigh onthoudt ende wij laest seer goede alliantie ende vruntschap mede gemaeckt hebben, mitsgaders toesegginge van gecregen dat hij ons van des Chobonas, alias Choboquas, volcq ende gesteenten soude beschicken, off hij misschien Ul. daerom in 't weghwijsen derwaerts wat | ||||||||
[pagina 294]
| ||||||||
behulpsaem was, doch behoeft echter niet expres na hem gesoght, alsoo Ul. desen wegh wort aengewesen, omdat na sijn onderrichtinge ende des caerts aenwijsinge daerheen de cortste passagie sal gevonden worden, om te comen aen de gemelte eerste plaets genaempt Cortado, daer, na de beschrijvingen, santgout in de revier ende bij 't volcq soude wesen. Ga naar margenoot+ Vanwaer weder Noort ten Oosten 40 mijlen verder, behalven eenige besijdenplaetsenGa naar voetnoot1., een stadt leght genaempt Belugaris, op de revier St. Lucia die in de bay van Medäos do Ouïo in zee uytloopt, leggende die stadt ofte vlecq stijff 60 mijlen westwaerts van de zeecant. Ende 30 mijlen Noortoostwaerts verder leght de stadt Davagul op de revier Spiritu Sancto, 70 mijlen Westwaerts van de zeecant, daer den keyser van Monomotapa sijn woonplaets ende goutschatten meer houdt als in de stadt Monomatapa selffs, die op deselve revier noch 30 mijlen verder Westwaerts op leght. Over dese revier is 't rechte landt Butua, daer noch 25 à 30 mijlen Noort-Noortoostwaerts boven de stadt Davagul oock leggen de steeden ofte vlecken Mogar, ende Agrasalle, recht in 't landt daer geteyckent staet Bura Mina de Oro, met noch een plaetsjen dicht daeraen, ende vanwaer de Portugesen in Mosambique al haer gout crijgen, welcke Portugese plaetse vrij verder daeraff leyt als dese Caep, ende daerom gehoopt wort dat volcq alsoo wel tot ons als daeraffGa naar voetnoot2. gelockt sullen cunnen worden met minnelijcken ende vrundelijcken ommegangh ende bejegeninghe, daer nootsaeckelijck op gelet ende bij Ul. in achtinge ende voor een principael maxime moet gehouden worden. Ende mochte wel dat eenige inwoonders aldaer de Protugese spraecke eenighsints costen, dat Ul., doordien Jan Danckert in Italien gereyst heeft ende Dorhagen de Latijnse tale canGa naar voetnoot3., veele soude te passe comen om terechtGa naar margenoot+ te raecken, doch moet wel op hoede wesen, ten eynde Ul., vermits de Portugesen met onsen staet buyten alliantie sijn, sijluyden uyt genegentheyt tot die natie Ul. geen ongeval aendoen ofte verleyden, dogh mochte wellicht, ende is oocq 't gevoelen vastelijcq dat die natie, vermits der Portugese heerseGa naar voetnoot4. regeringe tot onsen vredigen ommegangh wel genegen gevonden sullen worden, volgens oocq 't onderricht ons voor dato gedaen van eenen Martinus MartinioGa naar eind(m), die de gansche werelt meest deurgereyst ende veel ondervonden ende beschreven heeft; ende om haer in sulcq goet gelooff van de Duytse natie te brengen, moeten Ul. haer dat met alle mogelijcke middelen sien in te prenten ende te maecken dat doch ymandt van de haere met Ul. hier compt, om sulcx noch verder ende effective aen deselve te bethoonen, al waer 't dat se ymandt van de Uwe daer wilde in hostagie houden, 't welcq wel sal mogen | ||||||||
[pagina 295]
| ||||||||
geschieden van die sigh daer gewilligh toe thoont, sullende van hier altijt debvoir gedaen worden om hem weder thuys te haelen. Ende nademael 't volcq omtrent Monomotapa ende Davagul, daer den keyser woont, als oock 't landt van Butua voornoemt, rijck van gout is, insgelijcx op de voorss. reviere Spiritu Sancto, soo willen Ul. gerecommandeert laten op al 't navolgende oock naeuw opmerckinge te nemen, met goede ende pertinente aenteyckeninge van alles, ende waernemende dan
Eerstelijck
Soo haest Ul. over de Bracke-revier deur de slaghboom sijt, dat vandaer ten eersten begint op een compas aff te peylen de cours ende te noteren, ofte op te teyckenen, hoeveel uyren, half uyren, langer ofte corter, telckens op de genomen cours gegaen sult hebben, in forme als de stuyrluyden ter zee doen, om sulcx in eenGa naar margenoot+ caert te doen stellen voor de Heeren Meesters in 't Vaderlandt. Die moet emmers vooreerst ende vooral wel waergenomen ende niet versuymt worden.
2.
Daer dan mede moet bijvougen, waer kley- ofte bouwgrondt, sandigh, steenigh, berghachtigh, ende water off lopende revieren sijn ende hoe se streckenGa naar voetnoot1.; oocq te stellen off ergens in 't gebergte off revieren eenigh minerael steeckt, daer silver off gout uyt te trecken sij, waertoe Jacob Pritsel, een mineur sijnde, te pas comt. Item acht te nemen off de wegen overal met wagens sullen te passeren sijn, gevende sommige remarquable plaetse oocq naemen ende vragende na de naeme van 't volcq ende haer oversten ende steden, om te kennen in toecomende.
3.
Bij al 't ontmoetende volcq moet oocq geleth worden waer se bij leven, wat overste dat se hebben, wat cledingh, wat erneringh, wat godtsdienst, wooningen ende vastichedenGa naar voetnoot2., waer sij meest begerigh nae sijn, ten welcken eynde Ul. diverse monsters van coraelen ende lapjens sijde, linne ende geschilderde cleden ende andere cramerije medegegeven worden om te verthoonen, wat haer aengenaempst is, ende te vernemen off se oocq hooningh, was, struysveeren, oliphantsthanden, silver, gout, paerlen, schiltpadshoorn, muscus, civet, amber, eenige fraye vellen ofte yts anders by haer hebben.
4.
Wat bequaeme boom- oft aertvruchten de landen dragen, ende ergens aen 't strant comende, te mercken wat bayen, revieren in zee uytlopen, hoe se strecken ende wat gelegentheyt van water, hout ofte ververssinge, etc. daer te becomen sij, | ||||||||
[pagina 296]
| ||||||||
offer oocq ergens oesters ofte mosselen met peerls ende schiltpadden bequaem tot cammen ende ander wercq te crijgen is.
5.
Ga naar margenoot+ Hoe stercq van volcq ende met wie sij in vruntschap off vijantschap leven ende waerom, hoe sijluyden generalijck genoemt worden ende specialijck de naemen van haere voornemeGa naar voetnoot1. oversten ofte coningen ende plaetsen, steden, dorpen, mitsgaders wat oorlogsgereetschap dat se hebben.
6.
Hoe sij onse natie genegen sijn, off se oocq wreet, vrundelijcq ende van eenige redelijcheyt ende politieGa naar voetnoot2. sijn. Ende opdat Ul. emmers ter degen sout mogen weten hoe Ul. alles sult cunnen aenteyckenen ende opschrijven, hebben wij Ul. bij desen tot meerder opmerckinge ende narichtinge noch medegegeven copie van de memorie bij d' E. Heeren Bewinthebbers ontworpen, om in 't stellen van de rapporten op te letten, waermede wij hopen Ul. boven ons mondelingh onderricht wel voorts sult weten wat Ul. in 't een ende 't ander te doen staet, tot betrachtinge van Ul. eygen eer en de verdieningh van de premie Ul. belooft na meriten van 'tgene bij Ul. opgevonden wort, dat Godt geve considerabel magh wesen. Ende waermede wij ten besluyte Ul. dan toewenschen een geluckige heen- ende wederom-reyse, onder 't beschut van den oppersten Bewaerder aller vroomen, die wij altijt voor Ul. in onse dagelijcxe gebeden sullen bidden dat Hij Ul. met sijn genade wil bijblijven. Amen. In 't fort de Goede Hope, den 10en November anno 1660. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
11 ende 12en dito, 's morgens stil, doncker, mottigh weer. Hebben de lantreysers hun voyagie na Monomotapa tusschen 11 ende 12 uyren in den naeme des Heeren aengevangen met de navolgende provisien, amunitie ende cramerijen, geladen opGa naar margenoot+ drie draegossen, te weten:
Tot monsters ende oocq op de wegh voor montcost wat te reuylen 100 bossjens root corael quispel-greynGa naar voetnoot3., wegende 8 lb., 3 lb. allerhande coraelen van de Francen gecocht, 1 bossje geel corael van bernsteen van glas, 10 strengen allerhande coleurde naysijGa naar voetnoot4., wegende 2 lootGa naar voetnoot5., 1 rol tabacq, wegende 26 lb., 6 dosijn | ||||||||
[pagina 297]
| ||||||||
tabacxpijpen, 1 St. Thomees cleetjen, 1 lapjen van een negrooscleet, 1 stucq roode ende witte dito, 2 dito mourusGa naar voetnoot1., 2 dito salmpourus, 2 dito chits, 2 dito taffachelas, 1 dito niquaniasGa naar voetnoot2., 2 dito roode bethilles, 2 dito blaeuwe ende 2 dito witte bethilles, Parthije lapjens, allerhande sijde stoffen ende witte gewerckte kanten, mitsgaders sijde linten ende passementenGa naar voetnoot3., 10 lb. geel dun draetcoper, 1 paar braseletten, 4 vergulde kettings, 1 dosijn coraele dito, 1 brieffken met oorhangers, 2 copere bellen, 2 copere schellen, 2 copere compassjens, 4 fauce hoetbandenGa naar voetnoot4., 1 brieffken met 100 stucx naynaelden, 2 spiegelkens, 2 boucq wit pampier, 6 potlootpennenGa naar voetnoot5. enGa naar margenoot+ 1 bos schafftenGa naar voetnoot6. (schrijffgereetschap).
Materialen. 2 picken, 4 hantbijlen, 1 spae, 1 aveger, 5 lijnen, te weten: 4 witte dito's en 1 geteerde dito.
Provisien. 520 lb. hart broot, 50 lb. specq, 2 mengelen brandewijn en 2 mengelen Spaense wijn in twee tinnen vlessen, 50 pondt sout.
Specerijen 1 sackje met peper, 4 loot foelje, 4 dito nagelen, 4 dito notenmuscaet, ¼ lb. caneel, 4 lb. suycker.
Amonitie van oorloge. 13 psGa naar voetnoot7. pistoolen, 13 snaphaenroers, 12 stucx houwers, 195 lb. loot, 65 lb. boscruyt, 4 bossenGa naar voetnoot8., 2½ dosijn vishoeckjes, vislijntjes ende 1 strengh seylgaren met 1 keteltjen. 's Namiddags gingh den Commandeur met Sr. de ManGa naar voetnoot9. de corenlanden eensGa naar margenoot+ besichtigen, ende bevond de garst overal meest fray aen 't rijpen, die in d' ander weeckGa naar voetnoot10. al veel sal affgemaeyt worden, sijnde de hoyers mede ijverigh doende ende de rest van 't coren redelijcq fray staende, etc. 13 dito, 's morgens mottigh weer. Is de tweede mael door een van de Caepmans volckjen een stucq van ongeveer 2 lb. was aengebracht, dat, alhoewel heel onsuyver, vrij rijckelijck betaelt wierd, om den aenvangh te doen wackeren ende haer metter tijt beter te leeren. Sondagh, den 14en, 's morgens doncker, westelijcke lucht die 's namiddags ophelderden ende alsdoen door de clooffwachters seyn gedaen wierd datter een schip onder de wal was, 'twelcq den | ||||||||
[pagina 298]
| ||||||||
15 <dito>, fray, liefflijck <weer> ende 't luchjen variabel sijnde, 's morgens met den dagh in de bay was ende omtrent elff uyren des voormiddags, Gode loff, wel ter rheede arriveerde, sijnde den Oliphant, daerop schipper Phillips de Backer, ende ondercoopman Jan Raphoen, 27 Juny passado uyt 't Vlie geseylt, met 364 coppen, waervan maer 6 verongeluckt ende overleden ende jegenwoordigh omtrent 40 persoonen aen 't scheurbuyck die, om te beter op te queecken, staende 't leggen hier in 't sieckenhuys aen landt te comen geordonneert sijn, ende voor 't volcq desen dagh wel drie schuyten vol versse vis, behalven groote abondantie van cropsalade ende allerhande andere moescruyden ende vers vleys tot ververssinge aen boort beschict is, hebbende sijluyden nergens aengeweest ende de fluyt Loosduynen denGa naar margenoot+ 23 passado omtrent d' eylanden van Tristan da Cunha noch bij geweest, die derhalven alle uyr van den dagh tegemoet gesien wort. 16 dito, idem goet weer. Volle maen, den 17en, 's morgens heel mistigh weer, 'twelcke met een N.westelijck luchjen haest opclaerde, sag men omtrent acht uyren de gemelte fluyt Loosduynen, Gode loff, mede binnencomen ende salvo ter rheede arriveren met 52 coppen, hebbende twee die weghliepen in Gunea aen Cabo Monte (daer, als oocq tevoren in Torrebay, om water aengeweest was) laten staen ende een overleden, voorts nergens anders aengeweest nadat in compagnie van de fluyt Vollenhoven 22en May met 55 coppen uyt Texel gelopen was, sijnde den schipper genaempt Carsten Crijnsz. Rechter ende den bouchouder Cornelis Valckenier. 18 dito, weer ende wint als vooren. 19 dito, stoffregen met stijve Zuyt-Zuyt-Oostewinden, die 's namiddags opdrogendeGa naar voetnoot1., harder ende harder deurbloesen ende den 20en dito, oock noch al aenhielden tot 's middags, als wanneer d' opperhooffden van de schepen aen lant ontboden sijnde, met deselve navolgende resolutie is genomen:
‘Saterdagh, den 20en November 1660Ga naar eind(n). Nademael volgens de clachten der opperhooffden ende 't opnemen van de consumptie-reecqueninge des fluytschips Loosduynen bevonden is deselve, mits hunne lange reyse, van potspijse t' eenemael ontbloot sijn ende volgens dien, om sijn vordere reyse na Batavia te doen, nootsaeckelijcq moet werden gesecondeert - Soo is bij den Raedt, verstercqt met d' opperhooffden van de schepen Oliphant endeGa naar margenoot+ Loosduynen, na gemaeckten overslaghGa naar voetnoot3. van des Oliphants provisien en de ratoGa naar voetnoot4. des volcx, uytgereeckent uyt dito grootste schips provisien aen de gemelte fluyt sal cunnen overgeset worden 't volgende, namentlijck:
1 halff aem oly, 2 dito brandewijn ende 4 vaten gort ende erten. Ga naar voetnoot2. | ||||||||
[pagina 299]
| ||||||||
Waertoe dan, volgens gemelte raedtsbesluyt, ordonnatie van des Commandeurs handt is gepasseert. Aldus gedaen ende geresolveert, in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Geteyckent:) Jan van Riebeeck Phillips de Backer Jean Raphoen Carsten Crijnsz. Rechter Roeloff de Man Abraham Gabbema Cornelis Valckenier Pieter Everarts Hendrik Lacus, secretaris.’
Sondagh, den 21 dito, 's morgens windrigh weer van den Zuyt-Zuyt-Oosten, doch tegen den avondt stil. 22, 23, 24 ende 25 <dito>, stijve, windrige dagen van den Zuyt-Suyt-Oosten, quam des avonts den Choeque, oversten ofte coningh der Cochoquas ofte Saldanhars, Oedasöa, weder aen 't fort met een groote sleep volcq, niet anders medebrengende als 16 schapen, welcke den 26en <dito>, 's morgens fray, liefflijcq weer sijnde, haer affgehandelt wierden ende Oedasöa op sijn versoecq eens aen boort gebracht om de schepen te sien, daer hem soo wat goet cier ende onthael is aengedaen. 27 dito, de winden wat variabel, meest van de westelijcker handt, is de fluytGa naar margenoot+ Loosduynen affscheyt gegeven ende d' opperhooffden g'intregeert de brieven ende pampieren aen Haer Ed. tot BataviaGa naar eind(o), daer hun d' Almogende salvo wil geleyden. Sondagh, den 28en, 's morgens stil, warm weer, is den Oliphant, claer sijnde, mede affscheyt gegeven ende d' opperhooffden insgelijcx ter handt gestelt de principale brieven ende pampieren aen opgemelte Haer EdGa naar eind(p). 29 dito, 's morgens heel mistigh weer ende 't luchjen Noordelijck, waerdoor de gemelte schepen noch belet bleven te vertrecken, doch quam daermede 't Parkytjen wel ter rheede uyt de Saldanha-bay, nadat den 23en October van hier gescheyden sijnde, door seer harde Zuyt-Zuyt-Oostewint sonder seyl dito bay verbij ende in de bay St. Helena geraeckt was, ende vandaer door langh aenhouden der gemelte winden niet hebbende cunnen opcomen, sigh halff, ende in de Saldanha-bay, met een Noortlijck luchjen naderhant opcomende, voorts heel schoon gemaeckt ende aldaer maer thien schapen gehandelt had, vorders inhebbende tusschen de 6 à 7000 droge harders ende branthout, waermede den 19en verleden al, tot op een gotelinghschoot na, onder 't Robben-eylant gecomen, maer door de felle opcomende Zuyt- | ||||||||
[pagina 300]
| ||||||||
Zuyt-Oostewinden 't ancker niet cunnende houden, weder na 't Dassen-eylandt was affgesackt, de schapen daer aen landt geset ende daer moeten blijven leggen hebbendeGa naar voetnoot1. tot gistervoormiddagh omtrent thien uyren vandaer eerst met een Zuytwesteluchjen gescheyden ende desen namiddagh hier gecomen is als voorss. Ga naar margenoot+ Ultimo dito, idem Noortweste-lucht, sijnde noch al contrary voor den Oliphant ende Loosduynen om uyt te lopen. |
|