Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdAugusty anno 1660Ga naar margenoot+ Sondagh, den eersten dito, graeuwe lucht en de wint variabel. Waren van Oedasoä's volcq omtrent 40 man aen 't fort gecomen met 9 beesten ende 16 schapen, welcke ingereuylt wierden, als te weten:
mitsGa naar voetnoot1. deselve met brandewijn, aracq ende broot, etc. na gewoonte moeten getracteert worden, dat de coopmanschappen soo vrij wat beswaert. Relateerende de gemelte Cochoquas dat Oedasoä's vrouw, de suster van de tolckinne Eva, overleden was, welcke in des Commandeurs huys woonende, daerover groote droeffheyt thoonden. 2, 3 ende 4 dito, fray, liefflijck weder, als wanneer tegen den avont eenigh volcq van de Chainouquas waren aen 't fort gecomen, daer sedert eenighen tijd herwaerts, ende voornaementlijcq op den 23 passado, door de Caepmans off Goringhaiquas ende andre soo van geroepenGa naar voetnoot2. is, al off se met sulcke menichte bestiael souden affcomen, dat wij geen coopmanschappen genoegh souden hebben daertegen te verhandelen, maer laet sigh 't beginselGa naar voetnoot3. soo groot niet aensien, vermits maer elff beesten hadden medegebracht, van welcke
luyden wat met eeten ende drincken getracteerd wierden, om te meer aen te locken, alsoo hope gaven dagelijcx met meer aff te comen, hebbende dit tot een proeffGa naar margenoot+ affgebracht ende, soo ons meenighmael gebleecken is, mager goet sijnde van de Caepmans, apparent tegen haer beter slagh verreuylt, alsoo sijluyden weten te | ||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||
maecken dat het volcq uyt landt eerst aen hun leger comen ende dan voorts hier, waerdoor sij seer schoon vee opsamelen ende maecken dat ons alsoo maer hun eygen out, affgeslooft refuysGa naar voetnoot1. toecompt, 'twelcq om verscheyde insichten voornamentlijck in dese tere tijden noch al soo ongemerckt met goede oogen aengesien wort. Nieuwe maen, den 5en dito, idem liefflijcq weer als vooren. 6 ende 7 dito, insgelijcx, ende is op dato het Schape-jachtjen affgevaerdicht na 't Robben-eylandt met navolgend brieffken, geschreven
‘Aen Otto Jansz. Hiernevens wort U gesonden 27 jonge rammen om gesneden ende vetgeweyt te worden, neffens wat oude booter. Tot den inct moet ghij U kannetjen oversenden. Soo gaet oock noch een halve legger ende 2 halff amen draffGa naar voetnoot2., een vat zemelen ende een vat gruysGa naar voetnoot3. van broot voor 't vercken dat opgeleytGa naar voetnoot4. <wordt> ende voor de zeugen die suygende jongen hebben. Ul. moet het wel suynigen, alsoo men altijt sooveel niet sal cunnen bijeencrijgen. Ende laet ons nu weten, hoeveel jongh ende oude zeugen, beeren, burgen, hamels, rammen ende oyen datter voor d' E. Compagnie sijn. De halff amen ende alle vaten met ijsere hoepen moeten ten eersten altijt wederom comen. Wij senden U oock thien gewortelde wijngaerdenGa naar voetnoot5. om aen 't Noort-W.-eynde van de stal ende 't huys te setten ende eenige in de thuyn tegen de muyr, alsoocq wat rancken om steeckenGa naar voetnoot6. van te snijden, en de steeckenGa naar voetnoot6., die 5 leedenGa naar voetnoot7. langh wesen ende alsoo drie leden onder ende 2 leden boven de aerde moeten gesteeckenGa naar voetnoot8. worden, de aerd met mestGa naar margenoot+ toegemaeckt ende fray vermengt sijnde, sullen se wel wassen; ende laet tegen 't stal ende 't huys, tusschen de gewortelde wijngaert, oocq eenige steckenGa naar voetnoot6. alsoo stellen, alsoo de gewortelde blaeuwGa naar voetnoot9. ende d' ongewortelde witte druyff is. De sloep gaet mede om daer de mest in te draegen ende dan deselve door de brandingh met een lijn in 't vlotGa naar voetnoot10. aen 't Schape-jachtjen te trecken, maer moet de sloep geduyrigh vlot gehouden worden, al souden se de mest tot den hals door 't water daer indragen; dit verstaen wij dat soo wesen can ende daerom oocq alsoo geschieden can. Als de Perkit wat vertimmert is, sal ick U licht eens bijcomen ende sien hoe gij 't daer al stelt. Past wel op 't vuyren voor Compagnies aencomende schepen bij avondt, ende blijft gegroet van Ul. vrunt, etc. In 't fort de Goede Hoope, den 7en Augusty anno 1660.
(Geteyckent:) Jan van Riebeeck.’ | ||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||
Heden gesteldenGa naar voetnoot1. rechtdagh wesende, sijn oocq eenige questien (onder de borgers ontstaen) ten overstaen van de vrije borgerraden ter neder geleytGa naar voetnoot2. ende sommige over begaene faulten wat sivile correctie gedaen. Item oocq wegen sommige dienaers van d' E. Compagnie bij des forts Raedt, etcGa naar eind(a). Sondagh, den 8en, doncker, graeuw weer ende Noortweste-coelte. 's Avonts omtrent tusschen 9 ende thien uyren is den corporael Elias Giers met sijn paert in de Verse-revier, geen twee musquetschootGa naar voetnoot3. van 't wachthuys Keert de Koe, verdroncken, sijnde vrij beschoncken, aen wie een stout soldaet verlooren ende aen 't paert mede wel 200 realen schade geleden wierd, ten aensien het de alderbeste Caepse merry ende oocq met veulen was, vermits de paerden, hier tot ruyterijeGa naar margenoot+ toe geschicktGa naar voetnoot4., bysonder ontsagh onder dese natie baren, door de miraculen in haer oogen rede daermede gedaen, etc. 9 dito, idem, swaren stortregen die tot den 10en dito, soo dicht ende fel aenhield als 't noch oyt van dit saysoen gedaen heeft. 11 dito, was het wederom heel schoon, liefflijcq, helder sonneschijn-weer, maer den 12en <dito>, stijve Noortwestewinden met regenvlaegen, gelijck de dagen voor gister. Ende is op heden bij den Raedt 't navolgende geresolveert, als te weten:
‘Donderdagh, den 12en Augusty anno 1660Ga naar eind(b) Den schipper ende stuyrluyden van 't galjot de Perkyt, versocht hebbende om de premie bij d' E. Compagnie in den generaelen articulbrieffGa naar eind(c) gestelt op de spoedige vojagies naer India, ende gemerckt voorss. galjot bij Mijn Heeren de 17e gemaeckt ende gedestineert, mitsgaders daeromme oocq expres gesonden, tot dienst van dese residentie, etc., volgens dien niet in staet na Batavia te gaen; item oocq dat geen reden cunnen gevonden worden waeromme de gemelte opperhooffden, meer als andre, van de premie tot dese plaetse toe, sijnde ⅔ van de reys, soude versteecken sijn, te min dewijle deselve hier op een seer slecht ende crapGa naar voetnoot5. vaerwater ('twelcq al de werelt tegen de borst staet) hun sullen moeten getroosten te vaeren - Soo is, om haer daerinne te meer aen te moedigen, goetgevonden hun de gemelte premie, op ⅔ van de reys gereeckent, te laten genieten, sijnde die met de ses maendenGa naar voetnoot6. op Batavia comen, 600 guldens, ende volgens dien tot hier 400 guldens, vermitsGa naar margenoot+ vorder gevaren hebbende bij de seven weecken noch overigh hadden, binnen welcken tijt het veeltijts wel overgeseylt wort, boven dat het scheepjen oock wel eerder soude hier geweest hebben, indien 't soo laegh niet verbondenGa naar voetnoot7. had geweest, dat, om geen water over te crijgen, selden sijn marseyls bij eenige de minste topseyls- | ||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||
coelte heeft cunnen voeren off wierd telckens vol water gesmeten, soodanigh dat conform haer eenparige verclaringe al verscheyde maelen ('t waeter niet haestich genoegh cunnende losen) hebben gemeent van die overstolpinge te sincken, sulcx sijluyden oock dieswegen hebben moeten voor de wint lensen, tot verachteringe der vojagie, gelijck laest noch gebleecken hier onder 't landt door de groove zee om voorss. oorsaecken niet hebbende cunnen bijhoudenGa naar voetnoot1., veeltijts voor de wint wegh ende eyndelijck noch op dese wal beset sijnde, moetende Hout-bay om haer te salveeren inlopen, soudendeGa naar voetnoot2. het anders niet cunnen bolwercken maer tegen de wal aengeraeckt hebben. Om welcq dangereus gebreck te beteren, dan verscheyde conferentien gehouden sijnde, niet alleen met de opperhoofden bovengemelt, maer oocq met die van de Musquaetboom, hier bij 't gemelte galjot gelegen, ende in presentie van den Commandeur en de Raedt, neffens beyder scheeps-oppertimmerluyden, etc., gevisiteert ende alsoo eenparigh g'oordeelt sijnde dat het niet beter te helpen soude sijn als met een overloop, wat hooger als den jegenwoordigen, daer in te brengen, mitsGa naar voetnoot3. sloopende de plancken, behalven de lijfhoutenGa naar voetnoot4. van den jegenwoordigen overloop, om boven off elders weder te gebruycken, ende 't oude verbandt der balcken, etc., in sijn geheel ende als lastbalcken te laten leggen onder den voorss. nieuw te leggen overloop, om 't scheepjen daerdoor emmers 't alderminste niet te krenckenGa naar voetnoot5., maer eenlijcq te maecken dat het door gemelte middel te min overnemen ende oocqGa naar margenoot+ te meer ende beter losinge hebben, alsmede het behoorlijcke seyl sal mogen voeren, 'twelcq het nu, om de voorss. cuylachticheyt dcs overloops, moet spaeren ende daerom, t' eeniger tijt op de wal benart sijnde, niet soude cunnen affleggen maer daerdoor wel ellendigh t' eeniger tijt comen te verongelucken - Soo is na gehouden conferentien ende deliberatien eyndelijck eenstemmigh geresolveert 'tselve in forma als vooren (aengaende 't verhoogen van den overloop) alsoo te laten vertimmeren ende volgens dien ordre te stellen om de ribben, plancken, lijffhouten ende andre houtwercken daertoe nodigh in 't bos bij den vrij-houtsager, Leendert Corneliss. van Zevenhuysen, ten eersten te laten prepareren, om hoe eer hoe liever aen dat wercq te vallen ende den vereysschenden dienst van 't scheepjen te spoediger te mogen trecken. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten daege ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Isbrant van Bancke Abraham Gabbema Pieter Danielsz. Coocker Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’ | ||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||
13 dito, 's morgens noch al even onstuymigh weer ende vrij stijve Noortwestecoelte. 14 dito, idem, sonder ophouden tot Sondagh, den 15en, 's morgens, als wanneer 't wat begond te bedaren ende liefflijcq te worden, hebben die van 't Robben-eylandt 's avonts gevuyrt, waeromme den Ga naar margenoot+ 16en <dito>, idem liefflijcq weer sijnde, een roeysloep derwaerts is gesonden, om te vernemen de oorsaecken van dien; welcke tegen den avondt retournerende, tijdingh bracht dat Compagnies Schape-jachtjen met de jongste West- ende Noortlijcke stormwinden op den 13 ende 14en des nachts aldaer over veel clippen heen is comen te stranden ende d' eene sijde glad aen stucq gesmeten, doch nademael het heel hoogh op strand sit, isser noch eenighsints hoop om weder te sullen cunnen worden gerepareert, daer nader sal na gesien worden. 17, 18, 19 ende 20 dito, al fray, liefflijck, helder weer ende niet sonders gepasseert als dat dagelijcx aen 't weder opmaecken des forts wallen (van den swaren regen deses saysoens nedergestort ende noch out werck sijnde) ijverigh g'arbeyt wierd; item oocq aen 't verwijden ende diepen van de gracht, mitsgaders 't leggen van een dam onder de ReygerspuntGa naar voetnoot1. in de revier, om 't water daer tegen te stutten ende rontsom 't fort te leyden, na d' eerste ordre onser Heeren Meesters bij instructie den Commandeur Riebeeck anno 1651 op sijn vertrecq uyt 't Vaderlandt medegegevenGa naar eind(d), ende oocq om dito water, alsdan heel diep staende, suyver door craenen ende coockersGa naar voetnoot2. uyt gemelte damGa naar voetnoot3. (dicht tegen 't hooftGa naar voetnoot4. staende) in de vaten te tappen tot groote accommodatie ende gemacq van 't volcq der passerende schepen, conform 't project bij gemelte Commandeur in Maert passado aen d' E. Heer Commissaris Sterthemius verthoont ende d' ordre bij denselven daerop (als gansch dienstich sijnde) positive gegeven. Ga naar margenoot+ 's Namiddags begond al vrij wat te roesmoesenGa naar voetnoot5. uytten Noortwesten, daer 's nachts oock swaren reegen op volghden. Volle maan, den 21 dito, 's morgens stormigh weer als vooren. Sondagh, den 22 dito, idem, aenhoudende met vrij felle regen ende hagelbuyen, tot den 23en, tegen den avond, als wanneer 't wat begond te bedaren ende eenige Chainouquas ende Cochoquas, geleyt van sommige van de principaelste Goringhaiquas ofte Caepmans aen 't fort verschenen, met redelijck partije bestiael ende schaepen, welcke des anderdaegs den 24 dito, fray weer sijnde, van haer gehandelt wierden als te weten,
van de Chainouquas: 36 stucx koebeesten ende | ||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||
van de Cochoquas: 14 dito's, beneffens 43 schapen, naementlijckGa naar voetnoot1.:
voor- ende nae-tractement van broot, rijs ende brandewijn, boven eenige vereeringtjens aen de principaelste gedaen. 't Begond uytten Noortwesten des nachts al weder hard te wayen, met regen ende hagelvlagen, blijvende den 25 ende 26 dito, aenhouden. Ende is op dato in vergaderinge 't navolgende beslooten, te weten:
‘Donderdagh, den 26 Augusty 1660Ga naar eind(e). Naedemael door den extraordinaren regen dit saysoen meer als oyt te voorenGa naar margenoot+ staende Compagnies residentie alhier gevallen, het eerste oude werck van des forts wallen (noch sonder hout- ende thuynwercq gevlochten, gelijcq nu geschiet) besetGa naar voetnoot2. sijnde, meest altemaelen is comen neder te storten, invougen daeraen al een lange wijle groot ende veel wercx voor 't volcq is geweest ende noch blijft aenhouden, behalven oock het nodigh verwijden der grachten ende besettinge des waters met 2 stijve, stercke dammen onder de Reygers-pundt onder handen genomen, omme conform de gelaten ordre van Mijn Heere SterthemiusGa naar eind(f) (op ons verthoonde project) aldaer met beter gemacq ende minder spillinge offteGa naar voetnoot3. breecken der vaten door 't volcq der aencomende schepen heel suyver, schoon ende gesonckenGa naar voetnoot4. waeter te cunnen laten haelen ende alsoo met eenen tot voldoeninge der medegegeven instructie onser Heeren Majores uyt 't Vaderlandt aen den Commandeur RiebeecqGa naar eind(g) t water rontsom in des forts grachten te leyden ende op te stuttenGa naar voetnoot5. bij 't leggen deser voorss. dammen ende verlaetenGa naar voetnoot6., daerdoor den minsten arbeyt en de costen best doenlijcq, etc., - Soo is bij den Raedt, overwogen de veele swaere moeyelijcheden van al dat werck ende 't waernemen der posten ende wachten bij nacht al met eenen mede, na overlegh van saecken goetgevonden, om het gemelte werck te eerder te spoedigen ende 't volcq daerinne wat meer aen te moedigen, te stellen verscheyde perken om, tot daer g'arbeyt sijnde, haer alsdan telckens (verstaende die aen voorss. extraordinaris wercq der wallen ende grachten arbeyden) te laten trackteren met een vat van 't beste gebrouwen bier ende een vette maeltijt ofte croeghGa naar voetnoot7., soo 't den | ||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||
gemeenen man noemt, ende wanneer 't alles sal wesen g'absolveertGa naar voetnoot1., yder vanGa naar margenoot+ deselve alsdan, boven d' ordinaris leeninge, te verstrecken een maendtgelt in contant op reecqueninge, boven noch een generaele vereeringe van tweehondert guldens voor deselve extraordinaire arbeyders, beneffens 2 mael daegs warme cost ende 's middags vleys, vis, off wes anders te crijgen sij, ende een halff pondt rijs, yder boven hun ordinair ransoen brooden ende costgelt, etc., te laten schaffen, soo langh tot voorss. wercq sal g'absolveert wesen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, datum ut supra. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everarts Hendrick Lacus, secretaris.’
Jegen den avont, onaengesien 't vuyle weer, quaemen eenige van de Chainouquas volcq weder met 21 beesten aen 't fort, te weten 12 koeyen, 2 oude ende 7 jonge ossen ende bulletjes, die alle tegen coraelen ende tabacq soo civil wierden ingereuylt dat yder beest niet boven een schellingh quam te staen, schijnende dit volcq seer begerigh na de coraeltjes (d' E. Compagnie heel weynigh gelt costende) te wesen ende gansch geen werck van 't coper te maecken, gelijck wel de Cochoquas (onse naebuyren) doen, welcke haer schaepen voor coper handelende, yder wel omtrent een halff reael somtijts meer comen te costen, mitsgaders hun beesten al omtrent 2 realen, ontstaende uyt de duyrte des copers, doch worden daerom al even graeghGa naar margenoot+ aengenomen, als sij der maer mede willen aencomen, 'twelcke wel apparent mochte wesen, soo de tolckinne Eva maer niet al te veel op de mouw speltGa naar voetnoot2. ende dat het waer is 'tgene sij weet te seggen, naementlijcq, dat dese twee volckeren, de Cochoquas ende Chainouquas, seer jalours op den andren soude wesen ende daeromme haer swager Oedasöa, overste ofte coningh der Cochoquas, omme emmers niet te min van vermogen ende middelen bij ons te schijnen, soude soecken alsoo veel bestiael aen te brengen als de Chainouquas, die nochtans veel meer van volcq ende extraordinaire rijck van bestiael sijn, de Cochoquas daerinne verre overtreffende, hoewel gemeendt wort deselve wel 17 à 18 duizend zielen stercq sijn, in verscheyden troppen ende twee hooftleggersGa naar voetnoot3. altijt verdeelt onder Oedasöa voorss. ende sijn 2e, genaemt Ngonnomöa. 't Succes van de voorss. handel, daer door de Goringhaiquas ofte Caepmans, ende Gorachouquas ofte de Tabacqdieven, soo van geroepen wordt, staet ons mettertijt te ondervinden, met hope Godt de Heere daertoe geluck ende zegen gelieve te verleenen. | ||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||
27 dito, noch al even nat, vuyl ende onstuymigh weer, waerdoor de Zuytsijde van de punt Walvis mede t' eenemael nederstorten ende affcalffden, doch is noch van 't oude onbethuyndeGa naar voetnoot1. werck in den eersten opgehaelt, vermits men doen geen beesten offte paerden had om hout ende rijsbossen bij te haelen, gelijck men nu door Compagnies ende vrije luyden wagens fray doen can, ende 't wercq daermede soo stercq maken dat na geen affcalven meer sal omgesien behoeven te worden, doch wort echter niets onder handen genomen om alsoo te vermaeckenGa naar voetnoot2. als 'tgeneGa naar margenoot+ eerst comt te vallen, om niet al te veel overhoop te hebben, 'twelcq dan nu ter degen gemaect ende boven met wackere, dicke, gebrande stormpaelen van durabel, hard iserhoutGa naar voetnoot3. ingeleght wort, voor 't overloopen der wallen, die van eerde sijn, wat schuyn moeten leggen, ende daerom oock rontsom den barm met een goede staketsel beset wordt van onder uyt de grondt van de gracht, dat een bysonder sterckte is gevende, ende te meer gevordert wordt om van geen Europianen, die somtijts, doch nu meest uyt Vranckrijck hier aencomen, eenige schielijcke overrompelinge te lijden, alsoock van Genuesen off andere geveynsde vrunden ende openbaere vijanden, dewijle d' E. Compagnie om 't missen van St. Helena aen dese plaetse nu meer als te vooren sal gelegen sijn. Doch sal 't principaelste ende 't eerste werck in soodanigh cas hier wesen, dat men vijanden de voet ende haer canon van 't landt siet te houden, ende tot dien eynde in 't landen soo veel affbreuck te doen als mogelijcq wesen mochte, alsoo (gelijcq gemelte fort versterckt sijnde) sonder gewelt van canon ende mortiers, ofte verraet, 't fort dan qualijcq te dwingen ofte te incorporeren sal sijn, doch mogen met den tamboerGa naar voetnoot4. hopen, dat het daer niet toe comen magh, etc. 28 dito, 's morgens was het weer fray bedaert. Sondagh, den 29en, al wederom nat, stormigh weer van den Noortwesten, tot tegen midnacht begond 't te bedaeren. 30 ende 31 dito, redelijcq, doch echter noch al nat, vuyl, regenachtigh weer enGa naar margenoot+ de wint als boven. |
|