Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJuny anno 1660Adij, primo dito, noch al vuyl, regenachtigh weer ende stijff, windrigh weer vanGa naar margenoot+ den Noordwesten. 2 ende 3 dito, al eveneens. 4 dito, 's morgens begond 't weer te bedaren ende de lucht (hoewel westelijck) te claeren. Saterdagh, den 5en Juny anno 1660Ga naar eind(a) ‘Heden door den capiteyn van 't verongeluckte Frans schip, La Marischal, Monsieur Veron ende den geprojecteerdenGa naar voetnoot3. gouverneur van het te maecken fort in de bay Augustijn op Madagascar, genaemt Monsieur Gilton, alsoock den bisschop Monsieur | |
[pagina 234]
| |
Estienne, aen den Commandeur ende Raedt versoght sijnde dat men soude willen eenige persoonen van haer in Compagnies dienst aennemen die sij te veel hebben, ende volgensdien soeckende deselve te ontslaen van haren eedt, om hun alsoo daervan te ontlasten, vermits haer schip rede gebersten ende 't water met de vloet daerinne wies ende viel, al haer broot nat geworden was ende sijluyden daeromme niet hadden om sooveele volcx langer de cost te geven, boven dat se hun oocq te veel waren in 't werck te doen tot berginge harer vordere goederen, etc. - Hetwelcke verstaen ende daerop ingenomenGa naar voetnoot1. sijnde de goede genegentheyt die Onse Heeren Majores hebben omme onse nabuyrige g'allieerde vrunden in alle noden (ende voornamentlijck aen de voorss. opperhooffden haren heer Monsieur Lameljery de behulpende handt te bieden, gelijck ten dien insichte bij ons van den beginne van 't stranden des voorss. schips met alle mogelijcke vlijt ende middelenGa naar margenoot+ oocq is gedaen - Soo is bij den gemelten Raedt eenstemmigh verstaen voorss. opperhooffden haer versoeck te accorderen, ende alle die se per notitie opgeven ende haer willigh tot den dienst van d' E. Compagnie presenteren, onder den eedt ende articul van deselveGa naar voetnoot2. aen te nemen voor soodanige tractementen als met haer sal billicq geaccordeert worden, mits dat se voor hare te bedingen gagies, soo langh sij hier sijn, haer sullen laten tot arbeyt gebruycken ende met d' eerste schepen uyt 't Patria verdeeltGa naar voetnoot3. na India versonden worden, om aldaer gebruyckt te worden als bij onse Hoge Overicheyt te dier plaetse ende elders verstaen sal worden te behooren, etc. Ende dewijle vooraengetogen Capiteyn Veron ende Monsieur Gelton ons oock hebben voorgedragen dat se dan haer matrosen pleynGa naar voetnoot4. meenen te gebruycken om haer goet te bergen, doch dat se mercken hare stuyrluyden, bootsmans, schiemansGa naar voetnoot5. ende andere scheepsofficianten wat traegh vallen om tot 't een ende 't ander haer debvoir na behooren te contribueren ende hij, Capiteyn, nochtans seer gaerne ten alderuyttersten genegen is voor sijn meester, Monsieur Lameljeray, eerst al 't goet ende canonGa naar voetnoot6. te bergen ende dan te sien off 't ledige schip, sijn bersten geholpenGa naar voetnoot7., noch weder van de strant soude cunnen gebracht worden; sulcx deselve, benevens 't bovenstaende, oock vrundelijck versoecken wij haer met onse authoriteytGa naar margenoot+ daerinne mede wat gelieven te adsisteren ende volgensdien de gemelte hare onderofficieren tot hun debvoir wat ernstigh te vermaenen - Soo is, om consideratie als vooren, deselve sulcx mede toegestaen ende ingevolge daerop voorss. scheepsofficianten oock doen ontbieden ende 't onderstaende aengesegt, te weten: Hoe dat wij van wegen onse Heeren Meesters, uyt genegentheyt die wij weten deselve hebben omme alle nabuyrige g'allieerde vrunden, ende bysonderlijck haerluyder Heer ende Meester, Monsieur MarchialGa naar voetnoot8. de la Melleray, alle mogelijcke | |
[pagina 235]
| |
vruntschap ende courtoisye te doen, van den beginne dat haer schip alhier is comen te stranden, deselve datelijck ende ten aldereersten met alle vermogen ende bij de handt hebbende middelen hebben getracht te helpen, eerst met een vaertuygh over landt op een wagen tot voor haer schip getrocken, omme hunne persoonen te salveren, dewijl het te water door 't harde weer innavigabel ende oock, vermits de brandingh, niet bij 't schip te comen was, ende 'tsedert oock met een seyl- ende roeyboot van de vrije luyden te huyr, expres den overloopGa naar voetnoot1. van dien oock uytgenomen om haer goederen bij mooy weer te mogen bergen, daer anders, tot Compagnies gerieff, bijGa naar voetnoot2. de gemelte vrije luyden d' eylanden, etc., hieromtrent mede bevaren ende vele nodige saecken daermede aengebracht wierden. Alle welcke saecken wij (pleyn ende alleen om haer te helpen) voor onse Heeren Meesters lieten stil staen ende achterblijven; Ende nademael ons voorcomt, mitsgaders wij oock langs soo meer mercken dat sijluyden, namentlijck de gemelte scheepsonderofficieren, ter contrarie haer seerGa naar margenoot+ weynigh beijveren in 't bergen van hunne Meesters goederen ende oock al te luttel haren capiteyn in sijn debvoir helpen bijstaen ende mainteneren, boven dat oock de vrije luyden van 't gemelte vaertuygh seer clagen over haerluyden onordentieGa naar voetnoot3., die derhalven niet derven met haer vaertuygh meer aen boort varen omdat de vaten, cassen, etc., niet met ordre door touwen ende taeckels affgelaten, maer alles slegs van boven nedergeworpen, ende alsoo niet alleen de goederen, maer oocq hun vaertuygh aen stuck geholpen ende gansch ontramponeert wordt; dat sij dierhalven sulcx alles dienen te verbeteren ende hun onder haer gebiedent opperhooft neerstigh ende ordentlijckGa naar voetnoot4. te comporteren ende, ingevolge, deselve ten alderuyttersten te helpen, om te sien off het ledige schip weder sal cunnen vlot gecregen worden, etc. Ende des onmogelijck bevonden wordende, als alles ondersocht is, dat men haer dan vorder sal sien te accommoderen met dienst na India off passagie na 't Vaderlandt, soo als sijluyden opGa naar voetnoot5. ons alsdan sullen comen te versoecken ende buyten nadeel van d' E. Compagnie cunnen g'accordeert worden, maer niet eer voordat se ons thoonen ende leveren een oprecht handtschriftGa naar voetnoot6. (van haer alle geteyckent) dat alle mogelijcke middelen ende bijstandt van ons ende debvoiren van haer gebruyckt sijnde, bevonden is geen cans altoos meer te wesen om het schip van de grondt weder in 't vlot te crijgen, ende volgensdien 'tselve als een onnut vrack t' eenemael abandonneeren, etc., alsoo wij sulcx verstaen in dierGa naar margenoot+ vougen alsoo te behooren, ten eynde onse Heeren Majores t' allen tijden ten vollen souden cunnen ende mogen bethoonen onse debvoiren ende gecontribueerde behulpsaemheyt tot ende in alles gedaen, ten welcken eynde, ende om ons debvoir | |
[pagina 236]
| |
noch meer te bethoonen, oock wel opgepast sal worden dat niemant anders in Compagnies dienst genomen, noch met de aencomende scheepen na Batavia sal gelargeert worden, als die haren capiteyn ende wettige opperhooffden ons goetwilligh daertoe comen aenbrengen; Gelijck oock, dat sigh niemandt bij eenige particuliere haerGa naar voetnoot1. begeven; Noch oock, dat sigh niemandt sal comen in de gemelte Compagnies schepen te versteecken; Item, dat se haer dieshalven hoe eer hoe liever haesten, want dat men voor haer (door hun lanterfantenGa naar voetnoot2.) hier langh blijvende ende hun cost opraeckende) uyt Compagnies schepen geen cost sal cunnen lichten, tot verlegentheyt van Compagnies veele volck ende schepen in India, etc., sullende d' E. Compagnie rede ongerieffs genoegh lijden door de consumptie van 't volck die den capiteyn, t' sijner ontlastinge, rede aff- ende in Compagnies dienst aengenomen sijn, gelijck oock met de rest als 't schip niet sal cunnen gesalveert worden, want wij alhier, noch oock Compagnies schepen, daerop versien en sijn, als brengende deselve soo veel volcx uyt als voor de schepen ende India in overvloet ten vollen nodigh is ende costGa naar margenoot+ l'advenantGa naar voetnoot3., sulcx sij uyt dese reden dan wel verstaen conde dat alles pleyn tot haerder accommodatie alleen geschieden, ende wij dies ten vollen sullen trachten te bethoonen dat wij genegen blijven alle behulpmiddelen te contribueren ende dat oock met naersticheyt ende debvoiren; des sijluyden haer dan oock niet min gelieven te benaerstigen, ende 'twelcq wij daeromme willen doen opdat haren Heere Monsieur la Meljeray niet ergens over soude te clagen hebben, ende voornamentlijck dat men de sijne belet had het goet te bergen, maer ter contrarie dat denselven sal cunnen sien, soo claer als de son, dat men haer in consideratie van de g'allieerde vruntschap, etc., heeft getracht met alle mogelijcke middelen, als voor eygen broeder, te adsisteren ende accommoderen ten uyttersten toe, etc. ProtesterendeGa naar voetnoot4. derhalven van alle hinder ende schade niet door ons, maer (eenige vallendeGa naar voetnoot5.) door haer onderofficieren indiligentie, etc. te resulteren, alsoo den Capiteyn Veron's naersticheyt oock ten vollen in alles is blijckende, ende sijluyden derhalven hebben op te passen alle debvoiren met hem aen te wenden, ten eynde alles mogelijck voor haren Heere geberght worde, gelijck dat behoort. Welcke reden geeyndicht sijnde, hebben de voorsz. onderofficieren geseght het aen haer debvoir, etc., voortaen niet te laten mancqueren ende daermede affscheyt genomen, mitsgaders <is> den Raedt voorts besigh geweest met het aennemen van de afgedanckte France soldaten, die tot 35 stucx in qualité van soldaten inGa naar margenoot+ Compagnies dienst sijn aengenomen tot 7, 8 ende 9 gulden per maent de meeste, ende altemaelen een maendtgelt op de handt gegeven, neffens elcq ½ lb. tabacq, | |
[pagina 237]
| |
als oocq voor de naeckte die der onder sijn, wat cledinge ende hembden, etc. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut ante. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’
Sondagh, den 6en dito, idem, 't bleeff mede heel fray, liefflijck weer. ‘Nota. De bovenstaende resolutie is expres alsoo g'extendeert ende d' accommodatien daerbij oock wat g'addeert, opdat 'tselve soude cunnen ende mogen dienen tot wederleggingh van contrarie praterijen ende pretensien, die Monsieur la Melleray t' avondt off morgen op d' E. Compagnie soude mogen willen ofte meenen te maecken, volgens welcke alles oock pertinent wort genoteert, om voor onse Heeren Meesters te dienen daer het soude mogen te pas comen. Ende opdat het schip te min door 't volcq mochte geschendt worden, is den capiteyn ende voorss. onderofficieren oock vermaent dat sij wilden sorgh dragen datter niets van ontslooptGa naar voetnoot1. wierde, off Monsieur la Meilleray misschien t' avond off morgen noch wilde versoeckenGa naar voetnoot2. 'tselve weder aff te crijgen, om welcke redenGa naar margenoot+ sij het dan belooffden. Doch wierd dese vermaningh onder voorss. pretext ende de bijgevoeghde reden expres maer gedaen, opdat sij het daerom mochten laten, daer se anders licht alles wel te schande hackenGa naar voetnoot3. souden, 'twelcq tot verscheyde saecken (heel blijvende) noch souden cunnen tot 't een ende 't ander te passe comen ende gebruyckt mogen worden, etc. Nieuwe maen, den 7 dito, ende 8 dito, goet weer. Hadden de vrije wiltschutten een leeuwin geschoten ende die van Compagnies schuyr 2 wolven, waervoor hun de gestelde premien van Mijn Heere van Goens is betaeltGa naar eind(b), om hun te grager te houden tot vernielinge ende te meerder uytroeyinge van sulck schadelijck wilt gediert, onder 't tamme, groot bestiael veel schade doende. 9 dito, wederom wat onstuymigh weer en de wint van den Noordwesten, quam echter daermede des avondts met sonnenondergangh hier wel ter rheede 't schip de Vogel Phenix, daerop schipper Jan Lucas Meeuw ende ondercoopman Albertus Oosterwijck, met oocq een predicant, Gerardus van HolckenburghGa naar eind(c), 13 Maert verleden uyt Goeree geseylt, met 273 coppen, daervan 2 verdroncken ende 1 overleden, hebbende nergens aengeweest, maer tusschen de Canary- en de SouteeylandenGa naar eind(d) ontmoet ende versproockenGa naar voetnoot4. 'tschip de Provintie, dat mede den 13en MaertGa naar margenoot+ uytgelopen was ende acht dagen bijeen geseylt hebbende, weder van malcander | |
[pagina 238]
| |
gescheyden, wesende het daermede als doen noch wel gelegen, gelijck oock met het schip de Nagelboom, die se eergisteravondt hier onder 't landt oock gesproocken ende verstaen hadden, dat die den 10en Maert uyt 't Vlie gelopen was, sijnde fray cort aengeseylt ende dit schip onderwege geweest niet meer als 2 maenden ende 26 dagen. Willen hopen de rest oock haest opdonderen ende behouden aencomen sullen. 10 ende 11 dito, los, nat ende 12 dito, fray, liefflijck, bedaert weer en de wint als vooren. Sondagh, den 13 dito, liefflijck weer. Is vandage door den predicant, Gerardus Olckenburgh, des Heeren H. Avontmael gehouden ende veele gereformeerde Francen in de kerck geweest, mitsgaders den capiteyn Veron ende andre van sijn volck mede gecommuniceertGa naar voetnoot1., nadat alvooren, na 't eyndigen der predicatie, door gemelte predicant oock 2 kinderen gedoopt waren, namentlijck: 1 van den vrij kleermaecker Hendricq van Surwurden, met den naeme van Katrine, ende 't ander van den vrij cleermaecker Elbert Dircksz., met den naeme van Dirck. 14 dito, 's morgens met den dagh wierd aen d' oversijd een schip in de bay gesien, seylende ende sijn best doende om met het zuyelijck luchjen datter woey op de rechte rheede te comen, dat hij voor de middagh fray met gemack claerdenGa naar voetnoot2., sijndeGa naar margenoot+ den Nagelboom van de Camer Hoorn, daerop schipper Dirck Corneliss. de Beer ende ondercoopman Samuel Loth, 10en Maert passado uyt Texel in zee gegaen met 299 gegagieerde coppen, waervan gister den 3en persoon noch maer overleden was ende voorts de rest wel te pas, behalven datter 't scheurbuyck door outheytGa naar voetnoot3. wat onder de leden scheen te comen, tot 'twelcke ten eersten ververssingh genoegh wierd aen boort bestelt, hebbende oock nergens aengeweest. 't Schip de Muscaetboom was 2 dagen tevooren, namentlijck den 8en Maert, uyt 't Vlie gelopen, sulx die ende de Provintie mede alle uyren tegemoet gesien worden. 15 dito, drooge Suyt-Suytoostewinden. Ende quaemen tegen den avondt 2 van de vrije Saldanha-vaerders uyt dito bay over landt hier rapporteren dat haer vaertuygh, de Zeeleeuw, aldaer op Marcus-eylandt op de clippen gestrandt ende vrij ontramponeert was, versoeckende twee domme krachtenGa naar voetnoot4., omme die met haer ander vaertuygh de Peguyn (dat de Francen in huyr hebben) derwaerts te brengen ende te sien daermede 't vorige van de clippen te crijgen, neffens eenige andere materialenGa naar voetnoot5. meer haer daertoe dienstigh, 'twelcq hun toegestaen is. 16 dito, idem weer ende wint als gister, is den Commandeur met de schippers van de schepen Phenicx ende Nagelboom, neffens 2 timmerluyden van elcq, op 't versoeck van den bisschop ende d' opperhooffden van 't gestrande France schip,Ga naar margenoot+ La Marischal, daer aen boort gevaren, om te sien off hetselve noch weder soude cunnen in 't vlot gecregen worden, 'twelck na genomen visite bevonden is soodanigh | |
[pagina 239]
| |
al ontsetGa naar voetnoot1. ende geborsten te wesen, dat sulcx bij de gemelte schippers ende timmerluyden gansch onmogelijck g'oordeelt wordt; ende alsoo deselve versochten daervan een verclaringe te mogen hebben, is haer die verleent, van inhoude als 't onderstaende dicteert, te weten:
‘Huyden den XVIen Juny, anno XVIC t'sestichGa naar voetnoot2.
Wij ondergeschreven schippers van de schepen Phenicx ende Nagelboom, elcq met twee timmerluyden, op 't versoeck van de France geestelijcheytGa naar voetnoot3. ende opperhooffden van 't gestrande schip La Marischal, ende het toestaenGa naar voetnoot4. van den Commandeur Riebeeck, aen dito Frans schip gevaren sijnde ende 'tselve met voorss. onse timmerluyden ten overstaen van den gemelten Commandeur in 't bijwesen der voorss. geestelijcheyt ende opperhooffden gevisiteert hebbende, verclaeren op onse manne-waerheytGa naar voetnoot5., in plaetse van eede (desnoots oock gereet sijnde daerop te doen), dat het voorgeroerde Frans schip soodanigh onder aen sijn backboortssijde geborsten ende overal ontset is, dat wij, volgens oock het raport van voorss. onse timmerluyden, oordeelen t' eenemael onmogelijck te wesen hetselve met eenige middelen off moeyten ter werelt oyt sal cunnen weder in 't vlot gecregen, off hoger op strandt geholpen worden, om het op sij te crijgen ende van onder te helpen, gelijck den Capiteyn Veron is voorstellende, want het gladt gebroocken is, ende volgens dien alGa naar voetnoot6. in 't diep gebracht wordende, oock niet boven water soude cunnen gehoudenGa naar margenoot+ worden, bovenGa naar voetnoot7. dat wij oordelen 'tselve oock al soo vast in 't sandt gewelt te sijn, dat het niet te verreppenGa naar voetnoot8. nochte een haer breedt van sijn plaets te crijgen soude wesen, wat cracht ende moeyten dat men daer oock toe aenwende. Actum in 't fort de Goede Hoope, desen 16en Juny anno 1660.’ 17 ende 18 dito, fray liefflijck weer ende sijn op dato de opperhooffden van 't schip de Phenicx affscheyt gegeven om met den eersten goeden wint die Godt sal verleenen hun vordere reyse na Batavia te vervolgen, met 58 Francen van het meergeroerde verongeluckte France schip, die wel altemaelen souden aen boort gecomen hebben, indien men 't had begeert. 18 dito, 't luchjen N.Westelijck, waerdoor de Phenix noch belet bleeff t'seyl te gaen; des den Commandeur met eenige uyt den Raedt is aen boort van de Nagelboom gevaren ende aldaer ontboden hebbende den schipper ende ondercoopman van de gemelte Phenix, is met adsistentie van deselve, om de querellen, etc., op dito Nagelboom ter neder te leggen, navolgende resolutie genomen, als te weten: | |
[pagina 240]
| |
‘Saterdagh, den 19en Juny 1660Ga naar eind(e). Den Commandeur en de Raedt van 't fort de Goede Hoope met d' opperhooffdenGa naar margenoot+ van 't schip de Phenix, aen den Nagelboom aldaer aen boort, eens gehoort hebbende sommige querellen tusschen den ondercoopman en de sargeant van de soldaten voornaementlijcq; item oocq eenige weynige mede tusschen den schipper van voorss. Nagelboom ende gemelten ondercoopman Loth, welcke ingesien niet wel cunnen tot ruste gebracht worden, als met verplaetsinge van voorss. sargeant, genaemt Thomas Smith, ende twee adelborsten, genaemt Adriaen Decker ende Joannes Heemskerck - Soo is, om meerder geschillen ende daeruyt te resulteren onheylen voor te comen, eenstemmig bij ons ondergeschreven goetgevonden den meergemelten sargeant, onvermindert sijn qualiteyt, over te laten gaen op 't schip de Vogel Phenix, ende die van dat schip weder op de Nagelboom, mitsgaders de voorsz. 2 adelborsten aen landt, om met de naeste schepen na Batavia te vaeren, ende de gemelte schipper en de coopman te versoecken ende te vermaenen haer aen weercanten daerinne gecontenteertGa naar voetnoot1., mitsgaders geduyrende de voyagie tot Batavia toe, hun vorders stil, sonder questie ende elcq in 't sijne te houden, waervan de articulen ende ordre onser Heeren MeestersGa naar eind(f), bij hun hebbende, tot reglement cunnen dienen, mitsgaders ten overvloede van sommige poinctjes de interpretatien oock gedaen wierden. Aldus gedaen ende geresolveert in 't schip de Nagelboom, op de rheede voorGa naar margenoot+ 't fort de Goede Hoope aen Cabo de Boä Esperance, den 19en Juny anno 1660. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Jan Lucasz. Meeuwen Roeloff de Man A.v. Oosterwijck Pieter Everaerts Hendrick Lacus, secretaris.’
't Heeft tegen den nacht een wackere couwGa naar voetnoot2. gewayt van den Suyt-Suyt-Oosten, waermede de Phenix 's avonts t'seyl ende fray de bay uytgeraeckt is. D'Almogende geleyde hem salvo tot Batavia. Sondagh, den 20 <dito>, 's morgens hielden voorsz. Z.Z.Oostewinden noch aen. 21 ende 22 dito, moy, liefflijck weer ende 't luchjen variabel, sijn d' opperhooffden van 't schip de Nagelboom afscheyt gegeven ende g'intregeert de brieven ende pampieren gedirigeert aen Mijn Heeren den Gouverneur-Generael en de Raden van India, tot BataviaGa naar eind(g). Volle maen, den 23en dito, betrocken, westelijcke lucht. Ende is op dato navolgend biljet gelast omme allomme te publiceren ende affigeren, g'intituleert: | |
[pagina 241]
| |
‘WaerschouwingeGa naar eind(h).
Alsoo nietjegenstaende den gemaeckten pais met dese lants natie, yedereen genoegh kennelijcq is dat sijluyden, cans siende, daerom niet naelaeten sullen d'onse het bestiael, waer se maer cunnen, echter noch al te ontroven, etc., - Soo wortGa naar margenoot+ een yegelijck, soowel Compagnies dienaren als vrije luyden, niemandt uytgesondert, wel expresselijck bij desen gewaerschout dat, soo haest sijluyden de seynen van onraedt vernemen (sijnde het geduyrigh op- ende nederhaelen der vlaggensGa naar voetnoot1. op de wachthuysen) datelijck hun bestiael sullen sien binnen 't naeste crael in te drijven ende elck met sijn geweer sigh na den onraedt tot adsistentie van d' onse ende affbreuck van de rovende vijanden te begeven. Actum in 't fort de Goede Hoope, den 23 dito, mitsgaders gepubliceert ende g'affigeert den 24 daeraenvolgende. (Geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
Tegen den middagh is den Nagelboom met een westelijck labber luchjen onder seyl gegaen, ende laverende 's avonts de bay uyt, fray in zee geraeckt, met 58 Francen, een vrouw ende kint van 't meergeroerde verongeluckte Frans schip, La Marischal. D'Almogende verlene deselve een spoedige, behouden reyse na Batavia. 24 dito, goet weer en de wint als gister, is bovengeschreven waerschouwinge (daer 't behoort) gepronunchieert ende g'affigeert, mitsgaders d' ordres op de wachthuysen ende uytleggende ruyters gestelt, allomme weder gerenoveertGa naar voetnoot2., alsoo men dese natie (schoonGa naar voetnoot3. den gemaeckten pais) niet verder derff vertrouwen als men se sien can, mitsgaders aen d' onse groote sloffheyt gemerckt wordt als men se altemetGa naar margenoot+ niet op enGa naar voetnoot4. weckt ende elck in 't sijne tot hun debvoir vermaendt. 's Middags den Commandeur uyt sijnde, om oocq den bouw van d' E. Compagnie, etc., eens te gaen besichtigen, begond het lustigh te regenen, sulcx onverrichter saecken, nat ende vuyl, omtrent ten halvenGa naar voetnoot5. wederkeeren moste. 25 ende 26 dito, fray weer ende wint als vooren, heeft denselven de visite voorsz. hervat, ende bevonden dat elck sijn oudt landt haest sal in 't saet hebben, brekende sommige weder al voort nieuw landt, om tegen 't aenstaende bequaem te hebben tot taruw ende rogh, etc. Sondagh, den 27 dito, 's morgens heldere lucht met coude Suyt-Suytoostewinden. 28 dito, betrocken lucht en de wint N.westelijck, quam daermede 's morgens tusschen 7 ende 8 uyren hier wel ter rheede te retourneren 't fluytjen Loenen, den 15en May passado affgesonden tot opsoeck van 't eylandt St. Helena Nova, 'twelcq sij niet hadden cunnen vinden; sulcx diesaengaende onverrichter saecken weder | |
[pagina 242]
| |
herwaerts gekeert ende den derden deser van de breete van Out-St. Helena gescheyden is, ende alsoo in 25 dagen vandaer tot hier overgeseylt heeft. Ende alsoo de rheede door de drie verlooren anckers van 't verongeluckte Frans schip, La Marischal, soodanigh ontsuyvertGa naar voetnoot1. is, dat Compagnies schepen, hier terGa naar margenoot+ rheede comende, groot pryckel staen te lopen daerop hare touwen te breecken, etc., soo is d' opperhooffden van voorss. fluytjen ten eersten ordre gegeven met sijn schuyt ende boot alle debvoiren aen te wenden om deselve voor d' E. Compagnie op te vissen, op de premien daertoe gestelt, sijnde volgens de gelaten ordre van d' E. Heer Sterthemius ¼ van de waerde van 't ijser, gerekendt na den taxt onser Heeren Meesters tot thien gulden 't hondert pondt. 's Nachts isser seer swaren regen gevallen. 29 ende 30 dito, idem, regen ende N.Westecoelte, quaemen tegen den avondt 10 man van Oedasöa's volcq met maer een beest ende 8 schapen aen 't fort, die haer, namentlijcq 't beest, tegen craelen ende taback ende de schapen tegen tabacq ende pijpen afgehandelt wierden, begeerende daervoor geen coper, maer wel een goet tractement van eeten ende drincken, etc., 'twelck, om haer te meer te gewennen, oock aengedaen wierd, hoewel al van over eenige daegen, mits het schielijck weghgaen van Herry, Doman ende al de Hottentoos, geducht wordt datter eenige beraetslaginge onder deselve moet wesen, alsoo de Caepmans, genaempt Goringhaiqua (dichtbij gecomen geweest) na 't vertreck der schepen Phenicx ende Nagelboom, weder weghgeweecken ende nu dicht bij Oedasöa leggende sijn, mitsgaders de Tabacqdieven, genaempt Gorachouqua, vergeselschapt met Gonnomoa, Oedasöa's ander,Ga naar margenoot+ ofte 2e, heyr der Cochoquas. Oock insisteert de tolckinne Eva seer om met dese bovengenoemde weynige van Oedasöa's volcq eens haer suster te gaen besoecken. Off dit susterbesoeckenGa naar voetnoot2. is om wegh te comen, ende datter wat in til is, valt quaelijcq te raden ende daerom bij ons maer gauwGa naar voetnoot3. op te passen, gelijck dan te meer aen alle canten ordre gestelt is te doen. 'T waeckende oogh, schijntGa naar voetnoot4., sal hier doorgaens op die natie moeten gehouden worden. |
|