Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJanuary anno 1660Nieuwjaersdagh, den eersten dito, fraey, helder, warm, stil, sonneschijn-weer endeGa naar margenoot+ is vandage overleden eenen Philips van Roon, vrij lantbouwerGa naar eind(a). 2 dito, idem weer, ende was de Gecroonde Leeuw verleden nacht buyten gaets in zee geraeckt, blasende het 's namiddags heel stijff van den Z.Z.Oosten, geduerende tot den 3 dito, voormiddags, dattet weer stil was, tot 's namiddags dattet weder als voren stijff aenblies. Sondagh, den 4en, idem, voormiddags stil ende 's namiddags harde Z.Z.Oostewinden. Is overleden de knegt van den lantbouwer Casper Brinckman, sijnde genaempt Gerrit Sandersz. van BlixemGa naar eind(b). 5 dito, weer ende wint als de voorige dagen. Is nogh een knecht van voorsz. Brinckman overleden, genaempt Jan Willebrandt van EynckelrooGa naar eind(c), waermede dito Brinckman soo verlegen is geweest dat van andre en oock van d'E. Compagnie is moeten geholpen worden om sijn coren aff te maeyen, dat in redelijcke abondantie op zijn landt rijp stont. 6 ende 7 dito, idem weer ende wint als de vorige dagen. Is desen namiddagh met de Z.Z.Oostewinden 't Schape-jachjen gestuert na 't Robben-eylant met wat stroo om 't dack van 't schapestal aldaer te verstellen ende partije houtwercken tot de verckenshocken, etc., te maecken. Heden is oock overleden eenen Cornelis Arensz. Riet van CorteraerGa naar eind(d), timmerman van 't schip Orangie, hier gebleven geweest, ende dat van de loop die jegenwoordigh soodanigh onder Compagnies dienaren ende vrije luyden graseertGa naar voetnoot3., dat seer weynigh daervan vrij sijn, ende die van 't schip Erasmus oock al beginnen te gevoelen, ende waervan heden mede een van Compagnies beste slaven is gestorven, die sigh 't ploegen, dorssen ende ander lantbouw-werck alsoo wel verstont ende hier geleert had als de beste boer aen de Caep. | |||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||
Soo is oock desen avont (mede van de loop) overleden seeckere bruyt van den vrijmetselaer Gijsbert Arensz. van Bommel, genaempt Anna Rodolphus, van Grietziel in Emderlant, gesont hier gecomen met 't schip de Gecroonde Leeuw voor soldaat in mansclederenGa naar voetnoot1., welcke haer 2e gebot voorleden Sondagh al gehad hadden ende volgens dien aenstaende Sondagh voorts wettelijck souden getrout hebben.
Woonsdagh, den 7en January anno 1660Ga naar eind(e).
Ga naar margenoot+ 'Gesien dat het decken met de nieu g'inventeerde gebacken tighelsGa naar voetnoot2. op de watercorenmeulen seer wel is succederende ende een goet brantvrij dack voor buytenvuerGa naar voetnoot3. is maeckende, daer ter contrarie het rietdackGa naar voetnoot4. (waermede alle des Compagnies huysingen binnen ende buyten 't fort nogh maer gedeckt sijn) groot pryckel van buytenvuer ende vliegende voncken uyt schoorsteenen ende andersints sijn lopende, soo laest gebleken is bij het verbranden van den vrijborger Hendrick Boom'sGa naar voetnoot5. huys, als wanneer men de handen vol werck had de gemelte Compagnies rietdacken met watergieten voor de vliegende voncken te bewaren, etc., soo is na rijpe deliberatien ten dienste van d' E. Compagnie ende om de meeste verseeckertheyt der gemelte huysing ende ingebergdeGa naar voetnoot6. waren op 't hoogste noodigh geacht ende volgens dien oock geresolveert alle des Compagnies huysingen met gebacken tichels te laten decken ende 't riet doen afnemen, mitsgaders sien 'tselve aen de vrije luyden te vercoopen, om daermede die nieuwe oncosten nogh sooveel mogelijck tegemoet te comen, sijnde dan met den vrij steen-en tichelbacker, Wouter Cornelisz Mostert (die oock vrij meulenaer is) g'accordeert ten aldereersten voor d' E. Compagnie gereet te maecken soo veel tighels als ten fine voorsz. sullen vereyschen, namentlijck na de vorm van 6 duym breet ende 12 duym Rijnlants langh, voor 40 guldens 't duysent, heelGa naar voetnoot7. op 't dack gedeckt te tellen, mits d' E. Compagnie op haer costen daertegen hem deselve van den oven met carrenGa naar voetnoot8. ofte wagens weder sal laten bijhalen. Ende nademael tot dito tigheldack oock seer rechte latten moeten wesen gesaegt, soo is met den vrij-houtsager, Leendert Cornelisz. van Sevenhuysen, mede g'accordeert d' E. Compagnie daertoe de vereyschende latten te leveren, de saegsnee min alsGa naar voetnoot9. een duym in 't viercant, voor 13 guldens de hondert voet planx, daer se van sullen gesaegt wordenGa naar eind(f). | |||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||
Aldus geresolveert ende g'arresteert in 't fort de Goede Hope, ten dage ende jare als boven. (Geteykent:) Jan van Riebeecq Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Evrards ende Gijsbert van Campen, secretaris’.
8 ende 9 dito, fraey weer ende 't luchjen westelijck, deden die van de clooffwacht seyn, dat se een schip onder de wal sagen, 'twelck met dese westelijcke wint 's middags fraey ter rheede quam, sijnde genaempt 's-Gravelandt, daerop schipper AndriesGa naar margenoot+ Pietersz. ende bouchouder Robbert de Smeth voor d' Camer Amsterdam in compagnie van 't schip N. Enchuysen, uytgevaren den 9en September anno verleden met 207 gegagieerde coppen, waervan door sieckte ende ongeluck overleden sijn 9 personen, hebbende nergens aengeweest, ende van de 8 gr. benoorden tot deur de liny stijff een maent gesuckelt, wesende van voorsz. schip Enckhuysen door harde westelijcke winden in de Noordzee al afgeraeckt. 10 dito, idem weer. Sondagh, den 11en dito, doncker, betogen lucht. Nieuwe maen, den 12 dito, claer, warm somerschijn-weer, waren desen verleden ende oock gisternacht vueren omtrent 't Lupersgeberchte vernomen, sulcx tot versterckinge des Raets d' opperhoofden van de schepen Erasmus ende 's-Gravelande aen 't fort ontboden sijnde, navolgende resolutie is genomen te weten:
Maendagh, den 12en January 1660Ga naar eind(g). ‘Bij den Commandeur in Rade (versterckt met d' opperhoofden van de schepen Erasmus ende 't jacht 's-Gravelandt) voorgedragen wesende dat verleden nacht ende des nachts te voren schuyns over de Tafelbaey tussen ende achter 't Lupartsgeberchte eenige vueren waren vernomen, sulx daer volcq sal sijn, sondernochtans te cunnen raden wie ofte welcke, anders als dat de tolckinne Eva ende oock de hier bij 't fort wonende Hottentoos, ofte Watermans, weten te seggen dat het geen andere cunnen sijn als de Caepmans met haren aenhangh (onse openbare vianden) doordien (soo hijGa naar voetnoot1. seyde) de Saldanhars te verde te lande waren ingetrocken, etc., - Soo is, om daervan te degen contschap te becomen, bij den Raet voorsz. met eenparige stemmen verstaen ende goetgevonden nogh desen avont bij nacht eenige spions uyt te senden om te sien of men deselve sal cunnen opvinden, ende waertoe dan sijn gecommandeertGa naar voetnoot2. dese navolgende personen, te weten: | |||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||
Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage ende jare als boven. (Geteyckent:) Jan van Riebeecq Pieter Gerritsz. Andries Pietersz. Roeloff de Man Abraham Gabbema Vincent Vette Cornelis Lodewijcksz. Robbert de Smeth Pieter Evrards ende Gijsbert van Campen, secretaris.’
Heden voormiddagh, dewijl den Commandeur uyt was ende overal de ronde ende visite dede, hadden die van de cloofwacht (in de Leeuwen-clooff, sijnde tusschen de Tafelberg ende 't hooft van de Leeuwenbergh) een schip gesien <dat> tegen den avont voor de mont van de baey door opstekendeGa naar voetnoot1. Z.Z.Oostewint moste ten ancker blijven, maer quam den 13en, 's morgens met een fraey westelijck luchjen gemackelijck ter rechter rheede, sijnde 't schip Enchuysen, uytgevaren in compagnie van 't jacht 's-Gravelant uyt 't Vlie den 9 September passado met 283 gegagieerde coppen, daeronder voorGa naar voetnoot2. | |||||||||||||||
[pagina t.o. 176]
| |||||||||||||||
Volgens Godée Molsbergen: De Stichter van Hollands Zuid-Afrika, bls. 282, is hierdie portret van Elisabeth, dogter van Jan en Maria van Riebeeck (gebore aan die Kaap 25 September 1659, oorlede in Batavia, 9 Oktober 1704).
Foto uit bogenoemde werk. | |||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||
schipper Hendrick Sieuwertsz. ende ondercoopman Justus d' Edel, hebbende onderwegen verloren door sieckte 18 personen ende jegenwoordigh nogh wel soo sieck ende gebreckigh van scheurbuyck, nergens aengeweest, ende van de 14 gr. benoorden tot 3 graden bezuyden de liny 1 m<aent> langh wat suckelingh van contrarie winden ende stilte gehad.
14 ende 15 dito, droogh weer met somerse, variable Z.Z.Ooste- ende westelijcke winden, waermede 't Schape-jachjen ende een schuyt van 't schip Enchuysen achter de steert van den Leeuwenbergh buyten om is gesonden naer een santbaytjen, genaempt het Leeuwen-zantbaeyken om wat branthout, daer staende, voor dito Enchuysen (hoog nodig hebbende) vandaen te halen, om dees tijt 's jaers best te doen,Ga naar margenoot+ dogh sal qualijck voor hem genoegh te crijgen wesen. Hedenmorgen quamen onse uytgesonden spions wederom met raport dat niets ter werelt hadden cunnen vernemen, hoewel wij alle avonden de vueren op een ende deselve plaetsen nogh al hebben blijven sien.
16 ende 17 dito, betrocken ende Z.westelijcke lucht.
Sondagh, den 18 dito, 's morgens groote slaghregen ende westelijcke coelten, waermede de vrije Saldanha-vaerders met hunne 2 vaertuygen, Peguyn ende Zeeleeuw, uyt de Saldanha-baey aenquamen met drooge vis ende 20 schapen, van Oedasoa's volcq gehandelt, die daer nogh omtrent lagen en de Caepmans (onse vianden) bij haer, welck Caepmansvolcq altemalen meest bij hun in de vaertuygen geweest waren. Item oock Doman ende Herry, die geseyt hadden dat sijluyden, ende oock den dicken capiteyn, genegen waren weder met haer leger bij ons te comen wonen, indien se, wedercomende met hunne vaertuygen, een briefken geteyckent van den Commandeur, een ondercoopman Roelof de Man en de fiscael Abram Gabbema, neffens wat tabacq ende 4 stucken draetcoper voor haren capiteyn medebrachten, etc., dat se voor een teycken van vreden souden aennemen ende dan eenige van haer selfs medecomen; soo hadden de Caepmans oock gesegt: den Commandeur hout Eva soo aen, maer die laet Oedasoa maer daer blijven ende over ende weder gaen als agente, om te weten watter bij ons omgaet ende voorgenomen wort, dat se van haer swager telckens weder oversegt.
Hebbende oock niet willen aennemen dat wij de vissers ofte strantloopers weder aen 't fort dulden, ende wanneer se dat seecker wisten, ofte een met haer brachten, souden alsdan te meer gelooven dat des Commandeurs quaetheyt nu t' eenemael over was; ende dat se ons het oorlogh hadden aengedaen, was omdat wij het beste lant overal met de ploegh braken, ende dachten sij sulcx met 't nemen van de ossen (daer wij 't mede deden) te beletten. Oock hadden hun eenige vrije lantbouwers veel quaet gedaen, insonderheyt Jan Reyniersz. ende Hendrick Boom, die een van haer lieden eens met een strop in huys hadden opgehangen, dogh was door Jacob Rosendael weder afgesneden ende soo nogh levendigh gebleven. | |||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Ende nu siende dat wij ons tegen hare overlastenGa naar voetnoot1. stercker maeckten ende volgens dien onmogelijck bevonden om de Duytsen van de Caep te verdrijven, wilden se weder in vrede met ons treden ende leven als te voren. Soo had Herry oock versocht bij sijn volcq omtrent 't fort weder te mogen met sijn vrouwen comen wonen, willende maecken dat ons van de Chainouquas doorgaens beesten toegebracht wierden, etc. Seyden oock, indien Symon in 't Velt op haer niet geschoten had doen se sijn beesten quamen nemen, souden hem niet dootgestoken hebben met hasegayen, nogh oock de knecht van Hendrick Boom, alsoo het hun maer om de beesten te doen was ende sijluyden haer daertegen wilden stellen, dat de oorsaeck was van haer eygen doot, anders souden haer niet misdaen maer alleen de beesten weghgenomen hebben. Haer gevraegt hebbende waerom dat se nu weder aen de Caep wilden comen ende vrede maken, hadden g'antwoort, dat het haer geboortplaets ende eygen lant, vol schoon water was, daer hun 't hert doorgaens na haeckten ende dat het in de Saldanha-baey overal dor ende brack was. Oock dat haer Oedasoa niet heel naGa naar voetnoot2. op de beste plaetsen ende revieren bij hem hebben wilde ende gesegt had te mogen maken dat se met ons in haer eygen lant in vrede ende rust leefden, etc., 'twelck de tolckinne Eva, gecommuniceert sijnde, altemalen confirmeerden, dogh seyde sij Oedasoa mochte wel lijden dat men met de Caepmans pais maeckten, maer niet met rechte liefde nogh in de ziel, dat namentlijck de ziel enGa naar voetnoot3. het hart moste voor hem als broeder alleen blijven ende voor de Caepmans geveynsde pais, gelijck sijluyden dogh anders niet met ons voor hadden, ende daerom evenwel oppassen souden moeten dat se ons geen overlast meer en deden. Dit seyde sij had haer Oedasoa belast ons doorgaens wel in de memorie te doen houden, ende dat den Commandeur hem dogh als den grootsten heer (gelijck hij, Oedasoa, was) van dit lant en als eygen broeder wilde blijven erkennen ende sijn hert niet van hem vervremden, ende vooral niet te vast met de Caepmans maken, nogh haer verder vertrouwen als hij se sagh, want sij dogh niet laten sullen cunnen ons, d' een of d' ander tijt haer slagh waernemende, weder quaet te doen, hoe schoone vrede dat men met haer maeckt; waerop Eva verseeckeringeGa naar margenoot+ gedaen wierd dat haer swager Oedasoa in des Commandeurs hart soo vast geprent was, datter niemant soude cunnen uyttrecken, etc. 19 dito, 's morgens droge, stijve Z.Z.Oostewinden tot 20 dito, 's morgens, was 't fraey, stil, bequaem weder. 21 dito, weer als voren wesende, sijn de vrije Saldanha-vaerders met hun 2 vaertuygen weder na dito baey vertrocken, neffensGa naar voetnoot4. den Hottento, Claes Das, een van de vissers ofte Watermans die weder op hun versoeck bij 't fort gedult zijn, neffens. navolgende briefkens, van inhoude als te weten: | |||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||
Brieffken voor den dicken capiteyn van de Caepmans, Gogosoa, ende Doman, met een rolletjen tabacq, een kan brandewijn ende 4 stocken draetcoper, neffens consent dat hij met Doman en al sijn Caepvolck vrij sal mogen aen 't fort comen om met den Commandeur te spreecken van vrede. Ende was op voorsz. Caepmans versoeck geteyckent bij Jan van Riebeecq, Roelof de Man ende Abraham Gabbema. Briefken voor Herry met een rolletjen tabacq ende consent dat hij met zijn huys ende vrouwen wel magh bij 't fort comen wonen, als hij maer maecken wil dat ons veel beesten toegebracht worden. Geteyckent als boven. Op dato zijn die van 't jacht 's-Graveland afscheyt gegeven om met den eersten goeden wint die Godt verleenen zal, hun reyse na Batavia te vervorderen met de brieven en pampieren aen Haer E. aldaerGa naar eind(h). 22 dito, de wint tegen de middagh met betoge lucht van den Z.Z.Oosten redelijck stijff beginnende deur te coelen, is voorsz. jacht 's-Gravelande daermede t' zeyl gegaen ende fraey de baey uyt (beoosten 't Robben-eylant deur) in zee geraeckt. D' Almogende wil hem vorders behouden laten overcomen. 23 dito, 's morgens drooge, harde Z.Z.Oostewinden. 24 dito, idem, tot belet van Enckhuysen's vertreck. Sondagh, den 25 dito, banghGa naar voetnoot1., heet weer, ende is desen ochtent in 't sieckenhuys overleden eenen Andries Stals van Lunenburg, gewesen adelborst, met de Gecroonde Leeuw hier sieck aen lant gebleven. Ende 's namiddags d' opperhoofden van 't schip Enchuysen afscheyt gegeven,Ga naar margenoot+ mitsgaders g'intregeert de brieven ende papieren gedierigeert aen Haer Ed. tot BataviaGa naar eind(i), werwaerts heen nogh voor den avont met een Z.Z.Oost-luchjen van dese rheede vertrocken ende fraey (beoosten 't Robben-eylant deur) buyten in zee geraeckt sijn. D' Almogende brenge haerluyden vorder behouden in salvo. Tegen den avont quamen nogh 2 personen in 't sieckenhuys te overlijden, een van voorsz. schip Enchuysen, genaempt Pieter Pieterse Gabbe van Amsterdam, gewesen scheeps-corporael op dito schip, ende eenen Andries Broeckman, gewesen adelborst op de Gecroonde Leeuw. 26 dito, idem heel bangh, heet weer bij daegh, ende 's nachts harde, drooge Z.Z.Oostewinden. Volle maen, den 27 dito, 's morgens bleven voorsz. harde winden ende droogte nogh al aenhouden met heete lucht als voren, als oock den 28, 29, 30 ende laetsten dito, soo fel als nogh oyt ervaren is, en dat oock met extraordinarie slaghregenen. Echter bleeff 't jacht Erasmus onverschrickelijckGa naar voetnoot2. vast ter rheede leggen, ende is noyt bij dese overlantse Z.Z.Oostewint (een opper maeckende in dese Tafelbaey) gebleecken (altoos soo langh d' E. Compagnie hier residentie heeft gehadt) datter schepen van de rhee gedreven zijn, maer wel dat de anckers | |||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||
weynigh ingetrockenGa naar voetnoot1. off deurgedrecht zijn, dogh dan zooveel te vaster blijven houden, hoe sterck het oock uyt desen Z.Z.Oosten-hoeck oyt off oyt gewaeyt heeft, ende 'twelck desen Saterdagh soo extreem is geweest bijna als MauritiaenseGa naar voetnoot2. orencanen ofte Japanse tuffansGa naar voetnoot3., ende ingevalle de N.Westewinden des winters soo deurtasten, was 't onmogelijck datter een schip te reede soude cunnen leggen, vermits die een lagerGa naar voetnoot4. ende seer groote deyningen ende stortingen uytter zee de baey inbrengt. |
|