Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdNovember anno 1659Adij, primo dito, continuerende harde Z.Z.Oostewinden, ende is op dato d' eersteGa naar margenoot+ Hollantse roos aen de Caep gepluckt van roseboomen anno passado hier gecomen, ende staen de kerse- ende mispelboomen jegenwoordigh mede al fraey te bloeyenGa naar eind(a). Item oock eenige lemoenboomtjens, etc., wordende bij sommige de garst mede al afgemaeyt van die se wat vroegh in de Meymaent gesaeyt hebben. Sondagh, den 2 dito, stil, warm weer ende 's namidaags na gewoonte van dese tijt des jaers wat stijve Z.Z.Oostewinden. 3, 4 en 5 dito, al meest eenGa naar voetnoot2. weer tot 's middags, begond een fraeye, drooge N.Weste-cou uytter zee te waeyen. 6 dito, doncker, betrocken locht en de wint N.West, met wat stoffregen. 7 dito, ydem, met altemet een slaghregen en de wint als voren, waermede 's morgens | |
[pagina 154]
| |
vroegh ten 6 ende 7 ueren uyt de Saldanhabaey hier wel aenquamen 't vrijluydenvaertuygh, de Peguyn, met wat visch ende eyeren, ende Compagnies Schapejachjen met 18 schapen die de genoemde vrije luyden daer voor dato gehandelt en op 't Schape-eylant in dito baey geset hadden, hebbende dese mael geen handel vernomen, maer uyt de strantlopers verstaen dat de Cochoquas lantwaert in geweecken waren. Soo hadde oock den lantmeter, Pieter Potter, de baey St. Helena besocht, maer bevonden heel onbeschut anders als voor de Z.Z.Oostewinden, sonder water off branthout, oock vrij clippigh ende volgens dien onraedsaem voor schepen aen te doen, als sijnde maer een inwijck. Maer den Oliphantshoeck van de Saldanha-baey had na sijn seggen bevonden fraey boulant te wesen, wel versien van water ende branthout, mitsgaders gansch civilGa naar voetnoot1. tot een eylant te maecken om alderhande vee ende oock verckens, soowel als op St. Helena, te planten, mitsgaders 'tselve oock bequamelijck met een redout voor alle natien te cunnen bewaren, 'twelck, vermits d' Engelse St. Helena innemen, den Commandeur voornemens is selfs eens nader aff te gaen speculeren ende off dito plaetse voor Compagnies schepen (de Caep verbij raeckende) niet soude cunnen tot een nader wijck dienstigh wesen, eer sulcx d' Engelse te weten comen ende daer nestelen, mitsgaders alsoo d' E. Compagnie van die schone baey diverteren mochten, etc. Ga naar margenoot+ ‘Vrijdagh, den 7en November anno 1659Ga naar eind(b). Op gisteren de vrije luyden alomme na vermogen uyt Compagnies beestiael weder versien hebbende van treck- ende melckbeesten, namentlijck die daervan door de rovende Hottentoos zijn gerooft ende ontbloot geworden, om haren bouGa naar voetnoot2. mede waer te mogen nemen, dewijl se deselve om hun jegenwoordigh mayendeGa naar voetnoot3. coren in te rijden ende de stoppelen weder onder te ploegen, etc., op 't hoogste nodig hebben, soo is goetgevonden tot te seecker bewaringe van deselve 't navolgende te ordonneren ende bij forme van placcaet te doen promulgeren ende affigerenGa naar eind(c), te weten: Dewijle de vrije luyden welck haer ploegh- ende melckbeesten (sommige altemalen, ende andere gedeelte, van de Hottentoos waren ontrooft) dese weecke met andere van d' E. Compagnie weder te borgh na vermogen in de plaets sijn versien geworden om haren bou mede waer te nemen, etc., ende nademael de overluydenGa naar voetnoot4. wel 't meeste pericul lijden om van deselve weder berooft te worden, waertegen geen beter middel uyt te vinden sij, als metGa naar voetnoot5. een schutweringh van palen ende boomen te maken, gelijck d' E. Compagnie jegenwoordigh is onder handen hebbende, tusschen de wachthuysen Keert de Koe ende Kijckuyt - Soo is goetgevonden de gemelte overluyden, off alle die aen de overzijde der reviere Liesbeecq wonen, | |
[pagina 155]
| |
te bevelen dat elck soo verde hare landerijen leggen, soo vele palen ende boomen uyt 't bos sullen met eygen wagens halen als d' E. Compagnie sal laten gereet maken om hun lant door behulp van Compagnies timmerluyden daermede oock soodanigh af te schutten; item oock die aen dees sijde wonen, de plaetsen van de riviere daer eenige beesten soude cunnen deurgedreven worden, sullende 'tgene buyten iemants landen openlegt bij d' E. Compagnie alleen voorts tot meerder bescherminge insgelijcx, ofte met pega-pega's afgeslooten ende met bittere amandelboomenGa naar voetnoot1. beplant worden, gelijck de vrije luyden mede sullen moeten doen soo haest voorsz. schutweringh sal afgemaeckt wesen, ende waertoe deselve oock, om te eerder voortgangh te maken, bovendien voor niet het hout sullen mogen hacken ende halen uyt alle de bossen uytgesondert Compagnies off Leenderts bossenGa naar eind(d), ende de palen, soo verre die in de gront moeten staen, wel branden om te langer te mogen dueren, langh 8 voet, met 2 dubbelde boomenGa naar voetnoot2. ende 6 voet yder van den anderen, evenals d' E. Compagnie onderhanden heeft, gelijck boven geseyt is, ende dat al den eersten dagh voor den laetstenGa naar voetnoot3., alsoo de nootsakelijckheyt sulcx op 't hoogste is vereyschende. Soo is oock noodigh geacht dit volgende te emaneren tegen eenige voorvechtersGa naar voetnoot4., etc.: Aengesien gemerckt wort dat sigh vele weynigh ontsien de geringe boete vanGa naar margenoot+ 10 realen gestelt op 't mes-trecken, maer sommige daervan nogh al even lichtenGa naar voetnoot5. hant hebben - Soo is goetgevonden dat die sijn mes off eenigh geweer treckt, voortaen sal verbeuren volgens den generalen articulbrieff 6 maenden gagie ende de vrije luyden 25 realen van 8en, al waer 't dat niemant daermede gevulneertGa naar voetnoot6. off gequest hadden, ende die van de vrije luyden onvermogenGa naar voetnoot7. is te betalen, sal aen Compagnies wercken gestelt ende gehouden worden, soo langeGa naar voetnoot8. sulcx sal ingedient hebben tegen 9 guldens per maent, alsoo verstaen wort sulcx tot voorcomingh van veele ongelucken ende de meeste gerustigheyt van 't gemeen te strecken. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope ten dage ende jare als boven.
(Was geteyckent:) Jan van Riebeecq Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Evrard ende Gijsbert van Campen, secretaris.’ | |
[pagina 156]
| |
8 dito, betrocken weer ende variable luchjens, meest uyt de westelijcke kant, waermede heden 't Schape-jagjen afgevaerdigt is na 't Robben-eylant met navolgend briefken geschreven aen Rijck Overhagen: ‘Hier neffens worden U toegesonden 40 oud' ende jonge verckens. Laet ons weten hoe d' ander varen ende off er oock na UGa naar voetnoot1. voor desen gesonden schrijven altijd cost genoegh voor deselve sal wesen, opdat men U anders van hier accommodere met groente, die gij laetst afgeschreven hebt. Soo sullen wij oock verlangen te weten hoe 't met de schapen ende conijnen gaet, ende laet 't jachjen altijt vol schelpen wederom comen. Let emmers wel op het vuyren als er tegen den avont schepen voor de wal sijn, na d' ordre Ul. voor desen ter hant gestelt, ende als gij branthout daertoe gebreck crijgt, vergeet niet ons sulcx over te schrijven, om U daervan telckens bijtijts op voorraet te mogen versien. Hiermede Gode in genade bevolen en gegroet van
Ul. vrunt, (Was geteyckent:) Jan van Riebeecq.’
Sondagh, den 9en dito, 's morgens betrocken lucht ende westelijcke coelte. 10 en 11 dito, 's morgens sachte westelijcke, ende 's namiddaegs stijve Z.Z.OostewindenGa naar margenoot+ met warmte ende droogte, volgens gewoonte van dees tijts jaers. 12 en 13 dito, gedurige stijve Z.Z.Oostewinden tot tegen half voormiddagh, begond wat te stillen, dogh tegen den nacht uyt den vorigen hoeck weder stijff te waeyen. Nieuwe maen, den 14 dito, 's morgens stil. 15 dito, 't luchjen westelijck. Sondagh, den 16 dito, 's morgens mistigh en de wint als gister, waermede 't Schapejachjen omtrent midnacht van 't Robben-eylant is aengecomen met navolgendt briefken geschreven aen den Commandeur, etc., luydende als te weten:
E.E.Heer,
‘Den 13en, het jacht weder afgevaerdigt met schelpen, heeft metGa naar voetnoot2. jacht seer slecht gestaen door de harde wint, is van sijn anckers gespilt ende in de clippen (tot alle geluck in een cleyn santbaeyken) gedreven; maer heeft veel schade van de clippen gecregen, als UE. selfs best sien sal. UE. schrijft van 40 verckens: heb niet meer als 36 ontfangen en 4 backGa naar voetnoot3.; ben oock al 6 van doot en daer sullen nogh al meer volgen, al van het jonge goet, hebben geen melck in de beenen ende de oude sijn soo mager dat het vel de beenen | |
[pagina 157]
| |
samenhout, en de eerste sijn soo vet off sij gemest waren. Weet tot de overige oock haestGa naar voetnoot1. raet om wel in 't vlees te crijgen, alsoo hier nogh geen groente manqueert ende jonge duyckersGa naar voetnoot2. ende eyeren genoegh te becomen sijn, manckeert niet anders als nogh twee slaven om het goet te dragen, vermits de 2 slavinnen aen 't schulpedragen sijn. Het getal van de schapen is tegenwoordigh 53, sijn soo vet dat se schudden. Heb oock een jonge bock. Den aenteelt van de conijnen gaet heel wel; vinde aen alle quartieren van 't eylant conijnen met 6 à 8 bij malcander, dogh meest in 't Zuyden. Het vueren voor d' aencomende schepen sal niet manqueren; wort alle avont na gesien. Heb oock vooreerst nogh branthout genoegh. Hiermede gaen 6 vissen.
(Onder stont:) Blijve UE. dienstverplichten dienaer ende onderdaen, (Was geteyckent:) Rijck Overhagen.’
17 dito, betrocken weer en de wint als voren tot omtrent midnacht, begond wederGa naar margenoot+ stijff te waeyen van den Z.Z.Oosten, 18 dito, 's morgens nogh aenhoudende tot 's namiddags, als wanneer 't stil wiert. 19 dito, weer ende wint als de vorige dagen. Ende is overleden eenen Matijs Dijckelman, van MullenGa naar eind(e), adelborst uyt 't schip Malacca, hier sieck aen lant verbleven. 20, 21 en 22 dito, al meest eenderley weer. Sondagh, den 23en dito, 's morgens lieffelijck sonneschijn-weer ende 't luchjen N.westelijck. 24 dito, idem, ende is tegen den avont per 't Schapejachjen na de Saldanha-baey vertrocken den fiscael Abraham Gabbema, neffens de schippers Mangus Hendricx. ende Cornelis Lodewijcksz. omme de gelegentheyt van deselve eens na te sien, achtervolgens d' onderstaende
Memorye om de Saldanha-baeyGa naar voetnoot3. wat nader te ondersoecken ende aff te speculeren navolgende saecken, te weten:
Dewijle d' Engelse St. Helena schijnen te besetten voor haer selfs ende wij sedert die cuntschapGa naar voetnoot4. weder hebben gespeculeert op een wijckplaets voor Compagnies schepen die somtijts dese baey door stijve Z.Z.Oostewinden verbij raecken, waertoe bevonden hebbe de Saldanha-baey de bequaemste te wesen volgens d' aenwijsinge der vrinden gedaen, die daerop haer genegentheyt hebben gethoont om sulcx eens na te sien, 'twelck wij, ten dienste van de Compagnie niet onraetsaem maer noodigh | |
[pagina 158]
| |
achtende, seer gaerne hebben aengenomen ende daertoe 't Schapejachjen geprepareert ende volgens dien dese navolgende pointjes op 't papier gestelt om tot versterckinge Uwer memorie te dienen ende op te mogen mercken, namentlijck:
Off het naeste ende verste binne-water in 't lant ofte valeyen van den Oliphantshoeck, tusschen de Rietbaey en de WaterplaetsGa naar eind(f) met graven bequaem (voor schepen te crijgen) sal te maecken wesen; Item dat oock in LacusbaeyGa naar eind(g), 'twelck volgens bericht met een gripGa naar voetnoot1. van boven af te leyden wesen soude; Hoedanigh den Oliphantshoeck best met palen, graven off andersints op zijn naeuste soude af te setten wesen voor 't deurjagen der beesten door de Hottentoos, etc.; Waer best een redout off ander vastigheyt te stellen, diffencyff voor Europise natie, ende hoedanigh; Ga naar margenoot+ Off de stranden soo onaencomelijckGa naar voetnoot2. sijn ende 't lant sulcx gelegen dat men met geen canon boven bij voorsz. redout soude cunnen comen, vermits de heuveligheyt van onder de strant ende de clippigheyt meest overal langs deselve; Hoe oock de naeute van de Rietbaey af te setten met graven, palen off op te stapelen clipsteen, als 't schapecrael op 't Robben-eylant, om tot een verckenshoeck af te scheyden ende 't ander tot bou- ende weylanden te gebruycken, etc.; Item off aldaer off ergens eenig bequaem timmerhout, palen ende clipsteen bij der hant off ergens anders bequamelijck te becomen is; Ende beneffens de gelegentheyt van 't water, voornamelijck mede te speculeren op de bequaemheyt van de bougronden van 't grootste parckGa naar voetnoot3. des Oliphantshoecks tot aen de Waterplaets voorsz. incluys; Alsoock op de groente voor verckens achter de Rietbaey voorsz., waervan op 't Robben- ende Dassen-eylant empassant inspectie cunt nemen wat deselve daer graegst ende doorgaens eeten, om ginder te beter acht op te nemenGa naar voetnoot4., etc.; Gelijck dan oock op voorsz. eylanden mede te sien hoe sigh de gesaeyde Hollantse ende St. Helenase porceleyn, Caepse seyerGa naar voetnoot5., malve, sparryGa naar voetnoot6. ende ander groen sigh in 't wassen aenstelt, als oock den tierGa naar voetnoot7. der verckens, schapen, conijnen ende dassen, etc., den fiscus genoegsaem bekent. Om na 't water aen voorsz. plaetsen te graven, gaen mede twee schoppen, 2 spaden, 2 houweelen, 2 coevoeten ende 2 braetspedenGa naar voetnoot8., mitsgaders tot 11 personen provisie voor een maent, met hope Ul. te samen met gesontheyt na gedaen onder- | |
[pagina 159]
| |
soeck binnen voorsz. tijt wel ende salvo sullen wederkeeren - dat Ul. d' Almogende gunne, alsmede wij. UE. goede vrunden
(Ende was geteyckent:) Jan van Riebeecq ende Roeloff de Man.’
25 dito, tegen den avont stijve Z.Z.Oostewinden, welcke den 26en dito, 's morgens even hart aenhielden. 27 dito, betrocken, variable locht met wat regen ende donder, welcke swaerste hier qualijck soo hart valt als in 't Vaderlant den gemenen lichten donder. Volle maen, den 28 ende 29en dito, betrocken weer met N.Weste-coelte ende weynigh regen. Sondagh, den laetsten dito, idem, waermede desen nacht uyt de Saldanha-baey hierGa naar margenoot+ is aengecomen het vrijmans-vaertuygh, de Zeeleeuw, vol droge vis, met tijdingh dat Compagnies Schapejachjen, haer ander vaertuygh, de Peguyn, verleden Dingsdagh hier voor de baey ontmoet ende 24 schapen overgegeven had, mitsgaders waervan 21 stucx levendigh op 't Robbeneylant geset, wesende de Peguyn doen weder terugh na voorsz. baey gekeert, als oock des anderdaegs Compagnies vaertuygh, nadat onder voorsz. eylant wat schade aen anckers geleden hadde door de stijve Z.Z.Oostewinden, hebbende doen voorts het Dassen-eylant aengeweest ende dat oock besigticht, sulcx sijluyden eergister (Vrijdagh wesende) eerst in de Saldanhabaey aenquamen, daer voorsz. vrije luyden nogh 18 schapen op 't Schapen-eylant hadden lopen, gereuylt sedert haer vertreck van de Hottentoos die daer nogh lagen, ende den fiscael (soo haest in de baey gecomen was) met de schippers Mangus ende Cornelis Lodewijckse na toe gevaren is om met haer verder sien te handelen, dogh wat sij sullen uytgerecht ende opgedaen hebben, wisten dese luyden niet, alsoo sijluyden onderwijlen vandaer t'zeyl gingen, sooals haer ander vaertuygh, beneffens compagnies, denselven Vrijdaghavondt daer oock bij gecomen is. |
|