Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdOctober anno 1659Adij, primo ditto, 's morgens doncker weer met Noortweste-coelte die al redelijckGa naar margenoot+ stijff deurwoei ende den 2en dito, nogh meer toenam met weynig regen tot den 3en dito, 's morgens, dat het wederom fraey, stil weer was ende den Commandeur ten eynde voorsz. eens aen 't schip Erasmus voer, om oock te sien hoe 't aldaer met 't een en 't ander vorder gestelt was. Vindende de regeringe in goede ordre ende 't volcq fraey gehoorsaem omtrent hunne officieren, maer deselve doorgaens van ongesonde coleur ende gedaente, des keur gelaten sijnGa naar voetnoot2. geen andere aen 't bos te gebruycken als die der vrijwilligh om versoecken, welcke dan oock belooft sijn na 't uytslepen van al de palen ende boomen (gelijck d' onse) mede een maentgelt op reecquening te verstrecken, neffens elck een lb. tabacq, ende voor deselve ende al 't scheepsvolcq in plaetse van 4 lb. hart broot 's weecks 5 lb. versch broot te laten backen van half taruw ende halff rogh, ende die in 't bos wercken 9 lb. sulck broot ter weeck, etc. Op dato is den gevangen Hottento met 't Schapejachjen na 't Robben-eylant gesonden neffens partije geschoteGa naar voetnoot3. rammelassen ende wortelen voor de verckens. 4en dito, fraey weer, ende 't bosvolcq 's namiddags thuyscomende, hebben de 11 man van 't jacht Erasmus (dese weeke daer met d' onse doende geweest ende keure gegeven sijnde of se wilden aen boort varen) vrijwilligh versocht aen 't uytslepen van 't hout te mogen continueren, al waer 't soo langh alsse hier leggen, waeraen wij hier dan fraeye hulp gevoelen. Sondagh, den 5en dito, doncker weer met drooge N.Weste-coelte, wiert des avonts een schip gesien, dat voor midnacht nogh fraey ter rheede quam, wesende het schip Malacca, daerop schipper Van de Werve ende ondercoopman OuthoornGa naar voetnoot4., 29 Mey verleden uyt 't Vlie geseylt met 352 gegagieerde coppen, daervan 36 overleden ende nogh omtrent 30 siekelijck waren, die aen lant gebracht wierden om op te queecken, | |
[pagina 142]
| |
Ga naar margenoot+ etc.; hadden oock nergens aengeweest ende voorts geen bysondere voorvallen op reyse gehad als geduerigh gansch moy weer. 6 dito, 's morgens fraey, stil weer, dogh tegens den nacht stijve Z.Z.Oostewint, wesende voormiddags het Schapejachtjen van 't Robben-eylant geretourneert met navolgend briefken geschreven aen den Commandeur, etc., luydende als te weten:
‘E.Heer, Het jacht is hier aengecomen met 1 vercken en groente voor deselve; heb weer 5 jonge verckens. Robbevleys hier te senden is onnodigh, vermits sij de peguyns liever eeten. Heb oock weer 4 lammeren, soodat het getal nu 50 is.
Onder stont: UE. dienstverplichten dienaer ende onderdaen.
(Was geteyckent:) Rijck Overhagen.’
7 dito, wat windrigh weer van den Z.Z.Oosten.
‘Dingsdagh, den 7en October anno 1659Ga naar eind(a).
Den Commandeur en de Raet van 't fort de Goede Hope aen 't schip Malacca hun vervoegt ende aldaer met d' opperhoofden derselver, als die van 't jacht Erasmus, versterckt, voorgedragen hebbende de nootwendighedenGa naar voetnoot1. van voorsz. jacht mits sijn lange penible reyse, etc. op notitieGa naar voetnoot2. gestelt bij de gemelte opperhoofden, ende de daer sijnde passagier-schippers, Cornelis Lodewijcksz. ende Mangus Hendricksz., tot te meer versterckinge in raden mede present genomen; Wijders oock gedelibereert op 't vertreck off verblijff van dien ten eynde het van montwaren daerna mochte worden geprovideert, etc.; Soo is op 't eerste (de overgegeven notitie 2 nagesien wesende) verstaen te committeren den schipper en de ondercoopman van Malacca, neffens den ondercoopman Roeloff de Man en de fiscael van 't fort, Abraham Gabbema, omme eens een nauwer inspectie te nemen van alles dat aen boort nodigh van doen sij, ende dan na vereysch van saken ende vermogen 'tselve te accommoderen ende versien. Ga naar margenoot+ Ende aengaende 't vertreck, is om verscheyde insichten ende vresende inconvenientenGa naar voetnoot3. oock tot de naeste vergaderinge uytgestelt, ten eynde yder daertegen tijt neme sigh wat vorder op te bedencken, om met te rijper oordeel op de gedane ende nogh te doene propositien van den Commandeur ten dien fine te adviseren ende helpen concluderen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't schip Malacca op de rheede voor 't fort de | |
[pagina 143]
| |
Goede Hope in de Tafelbaey aen Cabo de Bona Esperance, ten dage ende jare als boven. (Geteyckent:) Jan van Riebeecq Jan van de Werve Pieter Gerritsz. Roeloff de Man Willem Outhoren Abraham Gabbema Vincent Vette Cornelis Lodewijcksz. Mangus Hendricksz. ende Gijsbert van Campen, secretaris.’
8 ende 9en dito, goet weer met variable luchjens, is den Raet weder bijeen geweest ende navolgende resolutie genomen, luydende als te weten:
‘Donderdagh, den 9en October anno 1659Ga naar eind(b). Bij de gecommitteerdens volgens resolutie van eergister aen 't desolate retourjacht Erasmus inspectie genomen ende bevonden sijnde 'tselve van dese navolgende nootsakelijckheden dient te werden geprovideert om sijn reyse na 't Patria te vervolgen, soo is verstaen 'tselve daervan uyt 't schip Malacca te laten versien, vooreerst dan van eetwaren voor 6 maenden, als te weten:
6000 lb. broot voor 4 maenden, 10 vaten vleys, 6 dito speck, 7 half amen oly, 2 verckens asijn ofte halve leggersGa naar voetnoot1., 24 half amen brandewijn, ½ legger Spaense wijn, 4 vaten gort en 4 dito erten die bequamelijck sal cunnen gemist werden, ½ vat boter,Ga naar margenoot+ wegende 150 lb, 100 stucx stockvis, 2 ton sout ende andere versnaperinge na discrctie van d' opperhoofden; 1 vat momGa naar voetnoot2. voor de cajuyt, 1 swaer tou van 16 à 17 duym, 1 cabeltou van 6 à 7 duym, 1 stuck tot draeyreepGa naar voetnoot3., langh 32 vadem, 2 psGa naar voetnoot4. marseyl-schootenGa naar voetnoot5., langh 40 vadem; 2 ijsereGa naar voetnoot6. - ende 3 wiel-trossen, 3 hangersblocxGa naar voetnoot7., ½ huyt pompleder, 8 gesorteerde blocx, 2 rollen seyldoeck, 15 strengen zeylgaren, 8 lijnen, te weten: 4 van 6en, 4 van 9en, 6 bossen huysinghGa naar voetnoot8., 12 bos marlijn, 1 vat | |
[pagina 144]
| |
teer, 1 cabel-largeGa naar voetnoot1., langh 32 vaem, 2 bladen wagenschotGa naar voetnoot2.; 50 stucx van 7 duym, 50 dito van 8 dito, 50 dito van 6 dito, 100 dito van 5 dito, 600 dubbelde middel spijkers; 600 lasijsers, 10 bosjens lont, 1 lootlijn, 2 nachtglasen, wat medicamenten, sooveel gemist can worden; 1 vat peck en 1 halve rol plat loot uyt 't forts magasijn. Waermede g'oordeelt wort voorsz. jacht suffisant versien sal wesen, om sijn reyse na 't Vaderlant te volvoeren, verstaende als goetgevonden wort 'tselve vóór de retourvlote te laten alleen vertrecken, dogh sulcx in nader deliberatie genomen sijnde ende dat Haer Ede uyt 't Vaderlant wel expresselijck ordonneren de schepen van d' E. Compagnie om genige redenen als uytterste noot van lijff en goet andere als de Vaderlantse havenen vermogen aen te doen ende de retourschepen daeromme wel expresselijck verbieden 't Canael tusschen Engelant ende Vranckrijk deur teGa naar margenoot+ loopen, maer hunne reyse sullen moeten achterom nemen, om 'twelck te doen voor dit jacht Erasmus tot ultimo December off begin van January soude dienen nogh hier gewacht, als wanneer den tijt van de comste der retourvlote alhier mede nabij compt ende maer omtrent 2½ off 3 maenden langer ten uyttersten soude behoeven te leggen, omme alsdan met ende onder sauveguarde van deselve veel segourder na 't Patria te cunnen varen; geconsidereert oock datter om de Noort, alsoo wel als in de HoofdenGa naar eind(c), ende overal in de Noortsee vele Engelse ende Sweetse capers met Sweetse commissien sijn grasserendeGa naar eind(d) ende dagelijcx schepen van onsen staet stropen ende roven, soo is, om die ende meer andere inconvenienten, bij de meeste stemmen niet cunnen verstaen worden meergemelte retourjacht Erasmus vóór de aencomste van de retourvlote (½ off ultimo February te verwachten) te laten vertrecken maer 'tselve daernaGa naar voetnoot3. op te houden, schoon d' opperhoofden van dien 't contrarie sijn stemmende, ende moet hebben alleen deur zee de reyse achter Yr- ende Schotlant om te nemen, ende ten dien eynde ½ off ultimo December van hier te vertrecken, als inbrengende dat het jacht door 't langh leggen alhier soodanigh soude verslimmenGa naar voetnoot4. dat daerna onmogelijck soude wesen met de retourschepen vloot te cunnen houdenGa naar voetnoot5., etc., dogh is desalnietjegenstaende geen resolutie cunnen vallen tot vroeger vertreck alleen deur zee, maer gelijck geseyt, bij de meeste stemmen voor d' E. Compagnie dienstigst g'oordeelt na de compste van de retourvlote te wachten. Jelle Henrix van de Cuynder, hier te lande gecomen met 't galjoot de Swarte Vos, den 4en Juny anno 1653, voor hooploperGa naar voetnoot6. à 5 guldens per maent, welcke | |
[pagina 145]
| |
sedert 't verongelucken van 't galjoot de Tulp op Madagascar bij de Francen verbleven sijndeGa naar eind(e), naderhant op 't Engels jacht, de Catarina, geraeckt en den 27 Juny anno 1659 aen 't eylant Ansuanny gecomen wesende, aldaer sigh aen 't retourjacht Erasmus in Compagnies dienst weder heeft begeven, wort derhalven op sijn versoeck ende bequaemheyt, vermits oock over tijts expiratie, bij desen voor 3 jaren de novo aengenomen voor bosschieter à 12 guldens 's maents, 't verbant ende gagie ingaende 27 Juny bovengenoempt, dat sigh als voorsz. aen gemelte retourjacht weder in Compagnies dienst heeft begeven. Willem Cornelisz. van Rotterdam, hier te lande gecomen met 't schip denGa naar margenoot+ Achilles, 15 July deses jaers, voor trompetter à 12 guldens, welcke sigh aenpresenterende om met eenen oock de constabelsplaets alhier waer te nemen ende daertoe na genomen examinatie bequaem bevonden sijnde, wort bij desen, beneffens zijn trompettersqualité, oock aengenomen voor constabel, ende om beyde die plaetsen waer te nemen toegevoegt een beloninge van 20 guldens ter maent, heden ingaende, ende verbonden blijvende daervoor sijn tijt uyt te dienen. Aldus gedaen in 't fort de Goede Hope, datum als voren. (Geteyckent:) Jan van Riebeecq Jan van der Werff Pieter Gerritse Roeloff de Man Willem van Outhoorn Abraham Gabbema Cornelis Lodewijcksz. Mangus Hendricx Pieter Evrard, ende Gijsbert van Campen, secretaris.’
10 en 11en dito, weer en wint als voren, daeronder somtijts wat stijve Z.Z.Oostewinden, 't volcq van 't jacht Erasmus uyt 't boswerck g'excuseert ende weder na boort gesonden. Sondagh, den 12 dito, idem weer als vooren tot 13 en 14 dito, 's namiddags, als wanneer 't seer hart begon te waeyen uyt voorsz. hoeck, ende quam ons den vrijman Pieter Jansz. van Middelburgh seggen dat hij omtrent den Bosheuvel ontmoet ende beset was geweest van 9 Hottentoos, welcke na eenige gehouden redenen over ende weer, versocht hadden dat hij een vlaggetjen van 't fort soude halen, om daermede bij den Commandeur sonder molestie te mogen comen spreecken, etc., 'twelck hem dan, met nogh een soldaet bij ende de 3 uytleggendeGa naar voetnoot1. ruyters ter schuyl achter hem gegeven is, mitsgaders hij alsoo nogh voor | |
[pagina 146]
| |
den avont met deselve aen 't fort quam, sijnde van Herry's volcq, Watermans genaempt, die laest op den 3en Augusto door den corporael Elias Giers achter in 't Caepse geberchte bestoockt waren geweest, doende haer excuse dat sij geen schult aen den begonnen oorlogh off't nemen der beesten hadden, maer sulcx doorGa naar margenoot+ de Caepmans, onder 't beleyt ende op d' aenhitsingh van Doman begonnen was, versoeckende derhalven, dat d' onse niet meer op de hare mochten uytgesonden worden, maer sijluyden, gelijck voor desen weder g'admitteert met hun huysen, vrouwen ende kinderen omtrent 't fort te wonen, om voor ons alle dienstbaerheyt te doen van hout, water ende vis te halen, etc., als hebbende sijluyden geen beesten nogh ander rijckdom als 't gene sij uytter zee met vissen cregen, daervan den gemeenen man al veel gerieffs plagh te genieten. Hier gebracht wordende, haer gevraegtGa naar voetnoot1. of se niet wisten waer de Caepmans hun jegenwoordigh onthielden, seyden neen, ende dat se sulcke goede vrunden niet en waren dat se veel tot malcander quamen, maer hadden eenigen tijt geleden wel gehoort dat se hun onder 't beschut van Oedasoa begeven hadden ende hij daervoor van haer verscheyden beesten hadde genoten van die se ons ontrooft hadden, sulcx sij meenden deselve met den anderen diep in 't lant souden geweecken sijn. Hun gevraegt of se die voor ons niet wel souden willen gaen opsoecken, gaven tot antwoort sulcx niet wel inderhaest doenlijck te wesen, maer als men hun versoeck wilde toestaen, om hier omtrent 't fort ten eynde voorsz. te mogen comen wonen, souden eenige van de Caepmans mettertijt selfs bij nacht ende ontijde wel bij haer comen ende alsoo soecken weder gelegentheyt te crijgen om van vrede te spreeken, etc. Herry was achter een dun beschot geset, daer hij dit volcq altemalen cost hooren spreeken, om van hem te ondertastenGa naar voetnoot2. off se oock logen, etc., maer hem naderhant gevraegt sijnde, seyde dat het altemalen sijn volcq was ende de waerheyt spraken. Is derhalven den Raet de saeck in bedencken gegeven om tegen morgen over te delibreren hoe off wat men met dese 9 Hottentoos sal aengaen, 't zij weder te largeren ofte vast te houden, etc. 15 dito, nogh al even felle Z.Z. Oostewinden, is bij den Commandeur ende Raet van 't fort de Goede Hope navolgende resolutie genomen, te weten:
‘Woonsdagh, den 15en October anno 1659Ga naar eind(f). Dewijle het soo hart van de Z.Z.Oosten blijft waeyen dat geen vaertuygh aff off aen de hier ter rhede leggende schepen cunnen vaeren om d' opperhoofden van dien aen lant te ontbieden, ende den Raet alhier daermede te verstercken in deGa naar margenoot+ saken van de jegenwoordige bij 't fort sijnde Hottentoos, 'twelcke om verscheyden insichten geen uytstel can lijden, maer hoe eer hoe liever dient over beraetslaegt, soo is sulcx bij den dagelijcxsen Raet van 't fort bij der hant genomen. | |
[pagina 147]
| |
ende na verscheyden overwegingen verstaen dattet tegen alle recht ende billijcheyt soude strijden, dat men luyden (hoewel vijanden ende mede, schoon sij het trachten t' excuseren, aen 't roven der beesten, etc., hantdadigh geweest) die haer selfs comen aenbieden tot vredemakingh, etc., soude vast ende in hechtenisse houden, te meer aen dese cale gasten dogh gansch niet vast en isGa naar voetnoot1., ende door d' aenhoudinge van deselve soodanigen afkeer ende wangelooff onder d' andre soude gemaeckt worden, dat hun die (aen wien d' E. Compagnie recht ende principaelst gelegen is) noyt hieromtrent souden derven vertrouwen, daer ter contrarie dese den libren toegangh als voor desen op hun jegenwoordigh versoeck toegestaen en hun quaet geoogluycktGa naar voetnoot2. wordende, d' andre haer te vrijmoediger sullen derven hier omtrent begeven ende alsoo in tijt ende wijle beter gelegentheyt mogen aengetroffen worden om òff behoorlijcke revengie te nemen, òfte soodanige conditien aen te gaen ende doen houden als dan ten meesten dienste van d' E. Compagnie ende 't gemeene best na tijts en saecks gelegentheyt soude mogen voorvallen ende goetgevonden cunnen werden, te meer oock jegenwoordigh de schutweringen (om 't beestiael voor 't deur- ende weghjagen der Hottentoos te keeren) nogh niet afgemaeckt, nochte vaerdig sijn, ende wij dienvolgens weynigh anders cunnen uytrechten als ons beestiael met alle macht nogh maer bewaren, 'twelcke oock door de consumptie aen schepenGa naar voetnoot3. seer is verminderende, ende derhalven oock nootsakelijck moet blijven gedacht op middelen om door handel ('t geradenste) weder ander ende meer te becomen, 'twelck door d' aenhoudinge van dese luyden niet can verstaen worden te bewercken soude sijn, ende veel min om de Caepmans, onse principale vijanden, soo verde weder bij ons te locken dat men op deselve soude cunnen onse slagh tot revengie ter degen eens waernemen, soodanigh als men daertoe voor desen wel dickmael gelegentheyt heeft gehadt ende gehoopt wort, met de liberteyt aen dese te laten, wel weder in tijt ende wijle toe mochte comen, ofte ten minsten soo verde dat se weder met ons comen te reconsilieren ende eenig van 't geroofde vee wederom te geven, om dan oock den handel met d' ander te geruster te exerceeren, die se nu door Oedasoa ons soecken sooveel mogelijck t' onttrecken ende ydereen afkeerigh van ons te maecken, daer dan een tegenmiddel nootsakelijck dient toe aengeleyt, die niet beter vooreerst can bedocht worden als dese voorsz. Watermans liber ende vrij te laten toe- en affgaen, dewijl men dogh echter haer volcq, noghGa naar margenoot+ niemant, beletten can onse gelegentheyt doorgaens overal aff te speculeren, die se (siende dat wij langs soo stercker maken) te hopen sij te min sullen soecken weder te turberenGa naar voetnoot4., mits op alles seer naeuweGa naar voetnoot5. met scherpe wacht gepast en men overal even seer op hoede blijve ende latende met de schutweringen en de andere defensive versterckingen ydem ijverigh voortvaren. | |
[pagina 148]
| |
Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, datum ut ante. (Ende geteyckent:) Jan van Riebeecq Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Everaerd ende Gijsbert van Campen, secretaris.’
Op welcke resolutie de gemelte Hottentoos (provisionelijck mede gereconcilieert) dan sijn gelargeert ende door den fiscael tot verbij al der vrijeluyden huysen uytgeleyt ende aengewesen, wanneer se nu telckens wedercomen, wat plaetsen sij te schouwenGa naar voetnoot1. ende welcke wegen sij voortaen heen en weer te gaen sullen hebben, etc. Nieuwe maen, 16 dito, 's morgens fraey, bedaert, warm, somerschijn-weer, 's avonts is 't huys van den vrijborger Heyndrick Boom tot de gront afgebrant, bijgecomen doorGa naar voetnoot2. 't onversigtigh stoocken van een backoven. 17 dito, jegen den avont viel der een moyen regen ende quamen 4 van de voorgemelte Hottentoos weder met den Commandeur (uyt sijnde ende onderwegen bejegent) aen 't fort, seggende dat morgen off overmorgen hun vrouw, kinderen ende huysen met de rest van haer volcq volgen ende hun hieromtrent weder ter neer slaen souden, etc. 18 dito, N.Weste-coelte, quamen de vrije luyden vaertuygen van 't Dassen-eylant ende Saldanha-baey aen met partije vis en eyeren, brengende <tijdingh> mede dat se Oedasoa's volcq ende eenige van de Tabacqdieven daer vernomen ende van deselve over de 20 schapen gehandelt hadden, oock haerluydenGa naar voetnoot3. beesten waren aengeboden, die se niet cunnende voerenGa naar voetnoot4., oock door gebreck van coopmanschappen, hadden moeten weygeren, menende dat men daer anders wel goede quantité soude cunnen handelen hebben als men se wiste hier te crijgen, vermits oock niet anders als alle minnelijcke bejegeningen vanGa naar voetnoot5. haer waren ontmoet. Ga naar margenoot+ Sondagh, den 19en dito, 's morgens fraey, stil, bedaert weer tot tegen den nacht, begont heel stijff te waeyen van den Z.Z.Oosten. 20 dito, 's morgens nogh al aenhoudende, met welcke wint heden 't Schape-jachjen affgevaerdigt is na de Saldanha-baey met navolgende
‘Memorie voor den lantmeter Pieter Potter.
Dewijle wij uyt de vrije Saldanha-vaerders verstaen dat aldaer in de baey de Cochoquas leggen ende genegen sijn tot handel, hebben goetgedacht Ul. met 't Schape-jachjen derwaerts te senden met 32½ lb. draetcoper, 4 lb. tabacq ende 4 dosijn pijpen, omme daer schapen voor te reuylen ende deselve, soo vele laden | |
[pagina 149]
| |
cunt, herwaerts te brengen, dogh ingevalle geen handel becomt, cunt de schapen, aldaer op 't Schapen-eylant door voorsz. vrije Saldanha-vaerders geset, innemen ende hier brengen, ten eynde sijluyden, tusschenwijlen op haer visneringh besigh sijnde, haer vaertuygh daermede afgeladen, herwaerts brengen mogen, maer soo Ul. handel vint, sullen sij haer schapen selfs moeten overvoeren. Dogh eer Ul. uyt de baey scheyt, sult alvoren onder U vieren over lant, gelijck U gewesen is, eens ondersoecken off de baey van St. Helena niet dicht aen de Saldanha-baey comt te strecken ende dan voorts deselve aff te peylen, meten ende in een kaert te brengen, soo partinent als de Saldanha-baey gedaen is, met opmerckingen van de gelegentheden van water, brant-, off timmer- en ander houtwercken, alsoock de hoedanigheyt ende situatie der bergen, heuvelen, valeyen, etc., die Ul. van den OliphantshoeckGa naar eind(g) oock nogh eens sult gaen afspeculeren, omme in de lantcaert te cunnen verthonen gelijck van dit CaeplantGa naar voetnoot1. gedaen isGa naar eind(h), etc., ende waeromme Ul. dan ten principalen de<r>waerts heen gesonden wort, met vertrouwen Ul. sijnGa naar voetnoot2. dingen daerinne met goede devoiren ende opmerckingen ten dienste van d' E. Compagnie na behooren sult waernemen, waermede dan een geluckige heen- en weerreyse toegewenst blijft. In 't fort de Goede Hope, den 20 October anno 1659. (Was geteyckent:) Jan van Riebeecq.’
Alsoo de Watermans, als op den 15en passado aengeroert, weder bij 't fort comen wonen sijn, is Herry met 't Schape-jachjen weder bedectelijck na 't Robben-eylant gesonden, sonder dat hem sijn volck gewaer wordenGa naar voetnoot3., die der soo veelGa naar voetnoot4. na vragen off hij noyt in de werelt geweest was. 21 dito, nogh al harde Z.Z.Oostewinden met betrocken locht ende wat regen inGa naar margenoot+ den morgenstont, die der van de nacht oock eenigsints gevallen was, sijnde 't Schapejachjen met dese coelte (wat afgenomen) ten fine voorsz. 's morgens ten 8 uyren onder seyl gegaen. Item oock de vrije Saldanha-vaerders.
‘Dingsdagh, den 21en October anno 1659Ga naar eind(i). Bij de confessie van den sergeant, Allert van HafteGa naar eind(j), ende andere examinatien meer, niet anders blijckende als dat hij den persoon Gillis van MuydenGa naar eind(k) desen morgen met sijn degen heeft in de borst gesteken, dat hij volgens 't raport van de chirurgijns, ten overstaen van gecommitteerden gevisiteert, van de wonde ten eersten is doot gebleven, dogh dat hij, sergeant, sulcx soude hebben gedaen tot deffentie ende verweringe van zijn lijff ende leven, conform de confessie daervan leggendeGa naar voetnoot5., etc., tegen 'twelcke geen contrarie getuygenisse off blijcken sijnde te crijgen, is bij den | |
[pagina 150]
| |
Raet (versterckt met den schipper ende ondercoopman van 't schip Malacca, alsoock den schipper van 't jacht Erasmus) eenstemmigh verstaen de saecke wijders te ranvoyerenGa naar voetnoot1. aen Mijn Heeren de Gouverneur-Generael en de Raden van India tot Batavia, om aldaer vorders in gehandelt te worden als opgemelte Haer Ed. na derselver goetvinden sullen verstaen te behooren, vermits men hier oock met geen personen van rechtsgeleertheyt versien is, om in soo dubieusen ongeluck den Raet, nogh den perpetrant, tot vorder verhandelinge te adsisteren, ende volgens dien goetgevonden denselven gedetineert per 't schip Malacca (daer op bescheyden is) na Batavia te laten varen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage ende jare als boven. (Geteyckent:) Jan van Riebeecq Jan van der Werff Pieter Gerritsz. Roeloff de Man W. van Outhoorn Pieter Evrard ende Gijsbert van Campen, secretaris.’
Na 't nemen deser bovenstaende resolutie sijn d' opperhoofden van 't schip Malacca afscheyt gegeven ende geïntregeert de brieven ende pampieren aen Haer Ed e tot BataviaGa naar eind(l), omme daermede, ende de stucken ten laste van den sergeant bovengemelt, hun reyse derwaerts aen te vervolgen. 22 dito, 's morgens clare Z.Z.Ooste-lucht, is voorsz. schip Malacca onder zeyl gegaen ende, beoosten 't Robben-eylant deur, ten eersten fraey buyten in zee geraeckt. Ga naar margenoot+ 23, 24 en 25 dito, fraey, stil, warm weer. Sondagh, den 26 dito, ydem, als oock den 27 dito, tot tegen den avont, begond wat hart te waeyen van den Z.Z.Oosten, wesende 's morgens 't vrijluyden-vaertuygh, de Peguyn, van 't Dassen-eylant aengecomen, met partije vis, eyeren ende vogels. Item op dato navolgende resolutie genomen, luydende als te weten:
‘Maendagh, den 27en October anno 1659Ga naar eind(m). Conform onse resolutie genomen dato 27 Augusto passado, den vrij-meulenaer soo verde de hant geboden ende geholpen zijnde, dat zijn gesteldeGa naar voetnoot2. watermeulen (daer niet mede voort ofte te rechte coste comen) nu fraey aen de gangh is gebracht, sulcx hem, na de alsdoen aengegane conditie, de ceureGa naar voetnoot3. gestelt zijnde off hij die | |
[pagina 151]
| |
wilde in eygendom aenhouden ofte niet, ende bij denselven overleyt, ende langs soo meer siende de groote oncosten daeraen vast, eer der nogh een huys over geset sal worden, vermits nogh maer onder een strojen loosjeGa naar voetnoot1. is staende, om bij provisie vast onder beginnen te malenGa naar voetnoot2., mitsgaders volgensdien sijn werck gansch en gaer abandonnerende ende versoeckende deselve maer in huer te mogen hebben, als wetende geen raet soo grooten somme bijeen te crijgen ende schromende sigh soo verde oock in schult tot swaren intrest te steeken - Soo is, achtervolgens de resolutie bovengemelt, met denselven g'accordeert 't gansche werck (boven d' oncosten tot sijn hulpe bij d' E. Compagnie sedert voorsz. resolutie daeraen gedaen) door d' E. Compagnie aen te nemen ter somma van 218 guldens, 11 stuyvers, 2 penningen, ende wijders een viercant steenen, brantvrij huys daer over te stellen, sonder eenige woninge apart, maer alleen om 't werck van 't gemael onder te cunnen doen ende 't water-rat oock onder te begrijpen voorGa naar voetnoot3. 't opschijnen van de son, etc., dat dan gecalculeert is te sullen cunnen vallen met 16 voeten wijte ende 18 à 20 voeten langte, mitsgaders onder een verdiepinge van 13 voeten, daerop een borstweer van 3 voet ende de cap, om oock nogh met eenen tot een corensolder te mogen dienen, ende waeraen de timmerluyden dan ten eersten sijn verstaen te werck te stellen, om de houtwercken te prepareren ende dan in der ijl met het metselwerck oock voort te mogen varen, om alles in behoorlijcke essenGa naar voetnoot4. te brengen, welcx oncosten opgeteyckent wordende, weynigh meer met dit waterwerck sullen vallenGa naar voetnoot5. als de ossen ofte paerden die tot de rosmeulen in 2 jaren tot achterstalGa naar voetnoot6. van den corenbouw aen souden afgedrevenGa naar voetnoot7. ende pleyn opgehouden moeten worden, volgens rede bevonden preuve. Ende nademael voorsz. vrij-meulenaer, genaempt Wouter Corn. Mostert, aen 't gemelte waterwerck over vergeefs gedanen arbeyt ende oncosten al vrij wat comt te verliesen ende volgens dien versoeckt, dewijl oock geen ander meulenaer hier nogh aen de Caep is, d' eerste te mogen wesen om deselve in huer te hebben - Soo is hem sulcx billick toegestaen ende wijders g'accordeert dat hij het meelmalenGa naar margenoot+ in dese gemelte watermolen alleen sal hebben soo lange hij d' E. Compagnie ende vrije ingesetenen sal cunnen gerieven, alles met eygen dienaers, mitsgaders oock instaen voor alle ongeluck van brant door het te hart omlopen der meulen, ofte andersints, van binnen door hem ofte sijn volcq, off die hij der mochte laten incomen, met vuer, lont ende tabacqsuygen, etc., ontstaende, de nodige reparatien ende tgene in de meulen breecken mochte, sal half bij hem ende half bij d' Compagnie becosticht worden, schoon d' E. Compagnie de meulen voor eygen heeft aengenomen ende blijft behouden, gelijck oock de solderingh tot bergingh van granen daerboven, als voorseyt, te maken, invougen den meulenaer maer tot sijn gebruyck | |
[pagina 152]
| |
sal hebben het onderhuys met het meulewerck, weeghschale ende buylcistenGa naar voetnoot1. daerin te stellen doen; als gesegt, 'tgene aen alles dies breeckt ende gerepareert moet worden, sal blijven halff tot sijnen laste ende half voor d' E. Compagnie, boven de schade van brant voorgemelt tot sijnen laste alleen, ten eynde denselven te beter sorge moge comen te dragen, etc. Ende nademael anno passado bij resolutie van den 26 JulyGa naar eind(n) was gestelt dat hij soude genieten voor 't meelmalen 2 stuyvers, ende mout een stuyver per schepel, met 1 lb. voor stuyffmeelGa naar voetnoot2., ende nu, gesien op de meerder gerustheyt, alsoock dat alle vrije luyden soo geen gelt hebben om te betalen, is verstaen bij voorsz. gewicht van stuyfmeel te persisteren ende voor 't gemael wijders te laten scheppen van 't coren, 't sij dan taruw, rogh, garst off mout, het sestiende deel, half voor den meulenaer ende half voor d' E. Compagnie, 'twelck hij dan eens ter weeck sal moeten aen den dispensier van 't fort altemalen leveren, volgens de briefkens met Compagnies merck, die se elck bij den dispensier sullen moeten halen ende sonder welck hij, meulenaer, het minste graentjen niet sal vermogen te malen, op verbeurte van 25 realen van 8en d' eerste reys, de 2 mael dubbelt ende meermalen binnen 's jaers daerinne pexerendeGa naar voetnoot3., 100 realen, neffens cassatie, volgens oock den eet daerop te doen ende hem voor den Raet sullende werden afgenomen, schoon vooralsnogh niet goetgevonden is eenige pacht op 'tselve te stellen maer om te mogen weten datter vooreerst niet meer gemalen ende geconsumeert ofte verquanselt wort als can gemist worden, ten eynde het tot alles te beter moge strecken. Ende aengaende des meulenaers deel van het sestiende des coorens voor het gemael, sal hem betaelt ende goetgedaen worden ten prijse als d' E. Compagnie de granen van de vrije luyden is aennemende, dewijl men om te strecken vooreerstGa naar margenoot+ elck zijn maentlijcken taxt van coren nogh maer sal distribueren, namentlijck yder persoon, hooft voor hooft tot het minste Nederlantse kint incluys, een schepel, sijnde stijff (ofte wat over de) 40 lb., daer 50 lb. broot van can gebacken worden volgens genomen preuve, dogh voor suyghkinders half soo veel. Ende nademael gissinge gemaeckt wort hier al wat van can overschieten, ende sommige om haer proffijts halven (gelijck rede ondervonden wort) de rest gebacken sullen soecken aen d' een en d' ander te vercoopen, soo is, na gemaeckten overslagh, goetgevonden op het broot dese navolgende prijse te stellen, met wel expresse interdictie van hetselve, 'tzij backer off wie het soude mogen wesen, niet duerder te vercoopen, op verbeurte van het te ligt bevonden broot ende 20 realen boete voor d' eerste, 40 de 2e, ende swaerder correctie bovendien voor de derde off meerder malen daerop bekeurt wordende, soowel dat aen de hier wonende luyden als die van de aencomende schepen duerder mochte worden bevonden vercocht te wesen, namentlijck: | |
[pagina 153]
| |
het tarwenbroot het pont een braspenningh, het heel- ende halfroghGa naar voetnoot1. vooreerst nogh 't lb. 1 stuyver, witte broot vooralsnogh tot discretie. Ende opdat den borger ende andere te min bedrogen werden, sal den fiscael ten minste eens ter maent, als 't hem goetduncken sal, met de 2 borgerraden de ronde doen ende het broot visiteren, alsoock sonder eenige conniventie scherp reguart daerop nemen, neffens alles meer daer oock prijs op gestelt is, sonder aensien van persoon, etc. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage ende jare als boven.
(Geteyckent:) Jan van Riebeecq Roeloff de Man Abraham Gabbema Pieter Evrard ende Gijsbert van Campen, secretaris.’
28 dito, 's morgens nogh al stijve Z.Z.Oostewinden. 29 dito, stil weer. Sijn in 't sieckenhuys overleden Jan Cornelisz. van Alckmaer, soldaet, ende Cornelis Hendricxe Hogerbeets van Hoorn, bosschieter, beyde vanGa naar margenoot+ 't schip Malacca sieck alhier verbleven. Volle maen, den 30en dito, stil weer als voren. Ultimo dito, 's morgens doncker, variable lucht, daer voor de middagh seer stijve Z.Z.Oostewint uyt broeiden. |
|