Daghregister. Deel 3. 1659-1662
(1957)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdFebruary anno 1659Ga naar margenoot+ Primo dito, 's morgens helder, warm sonneschijn-weer ende 't luchjen variabel, is 't Schape-jachjen van 't Robben-eylandt geretourneert ende datelijck met plancken ende brandthoudt weder derrewarts afgevardicht. So hebben haer nae lange aenmaeninge 7 liefhebbers aengeboden een tocht te landewaert in te doen tot heel na Monomotapa ende vooreer<s>t na seecker natie bij de Hottentoos genaempt Namana ofte Namaqua, welcke in steenen huysen met swarteGa naar voetnoot2. muyren woonen, etc., ende waerop dan heeden oocq deese resolutie is genomen, luydente als te weeten:
Saterdach, den eersten February 1659Ga naar eind(a): ‘Van tijt tot tijt door de vertalinge van de tolcquinne Eva ende anderen sooveel te verstaen gecomen wesende dat deese HottentoosGa naar voetnoot3. haer alderhoogste coning of opperheer soude wesen den Chobonas ofte C<h>oboquas, rijcq van goudt, parelen, etc., ende naest hem de Namanas ofte Namaquas in steenen huysen woonende ende binnen 20 à 30 dagen te bereysen, dragende witte bereyde vellen in plaets dat deese hieromtrent onbereyde, ruyge vellen dragen, ende oock hebbende, na Eva's seggen, kercken daer se Godt in bidden gelijcq de Hollanders doen, mitsgaders haer geneerende met allerhande hantwerck door swarte slaeven, sijnde sijluyden witachtigh, met lang hair, daer sijGa naar voetnoot4. oock handel mede drijven, item met oliphantstanden ende bestial in groote meenichte ende begerich sijnde meest na root coper ende geel dito draetGa naar voetnoot5., rode coralen, etc. | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
Ende om na welcke natie te reysen na veele aenmaninge haer jegenwoordigh comende aenbieden seven fluxe personen, alle vrije luyden wesende, genaempt ende van hanteringeGa naar voetnoot1. als te weeten: Christian Jansz. van Hoesem, vrij wiltschudt, decker ende lademaker, eerste aenvoerder, ende bij de rest als hooft aengenomen ende belooft staende de tocht daervoor te erkennen;
Soo is bij den Commandeur ende Raedt na genomen deliberatie ende nader lectuyre van des E. Heer Commissaris van Goens ordreGa naar eind(c), alsGa naar voetnoot2. de daerop gevolghde confirmatie onser Heeren Meesters uyt Patria per derselver jongste schrijven uyt de 17enGa naar voetnoot3. van den 16en April anno verleedenGa naar eind(d), goedtgevonden ende g'arresteert deese voorsz. vreye liefhebbers hare aenbiedinge te accepteeren ende deselve op Maendach of Dingsdagh aenstaende te laeten reysen ende ten dien eynde van alle vereyssendeGa naar voetnoot4. provisien ende nootwendichheeden op Compagnie's costen t'accomodeeren, neffens 2 van de beste trecqossen om haer goet te draegen, ten eynde sij te langer souden cunnen uytblijven, ende belofte van sodanige premie als de op te vinden saecken ten dienste van de E. Compagnien sullen bevonden worden te meriteeren, conform d'authorisatie van opgemelte Haer Ed. per voorsz. missive aen ons gesonden, waerop sijluyden het hebben aengenomen met voorneemen om, mogelijcq sijnde, niet eer te keeren eer sij de voorsz. Namanas of andere sullen opgevonden hebben, hoopende d' Almoogente wat goedts voor d'E. Compagnie sal gelieven te laeten opvinden tot soulaes van derselver swaerdragende lasten, etc., waertoe 't vertrouwen groot is ende dese gemelte luyden brave, jonge, frisse gasten sijn, die dickmal hier in 't landt geweest ende al eenige jaren in Compagnies dienst ende vrijdom aen deese Caep gewoont hebben ende daerom tot die saeken de beste ende bequaemste g'ordeelt. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hope, ten dage ende jare als boven. Was geteyckent: Jan van Riebeecq Roelof de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’ | |||||||
[pagina 10]
| |||||||
Ga naar margenoot+ Op dato creegh den Commandeur tijdingh, dat gister avondt een van sijn Guneese slaven aen sijn boulandt was weghgelopen. Sondag, 2en dito, fray, warm weer ende windt als gister, is 't Schape-jachjen voormiddags van 't Robben-eylandt geretourneert ende des nanoens met brandthaudt ende plancken weder derrewaerts gestuyrt. Heeden is Gode loff van de Caepse druyven d'eerste mael wijn geparstGa naar eind(e) ende van dieGa naar voetnoot1. nieuwe most soo versch uyt de cuyp de proef genomen, sijnde meest muscadel ende andere witte, ronde druyfen van seer goede geur ende smaeck, weesende de SpaenseGa naar voetnoot2. druyfen noch gants onrijp, daer verscheyden wijnstocken mede fray ende redelijck vol van hangen ende te hoopen staet oocq treffelijcq geven sullen, gelijcq deese druyven van 3 kleyne, jonge stocken van 2 jaeren hier geweest, wel omtrent 12 mengelenGa naar voetnoot3. most afgecoomen is, ende hoe se vorder in 't legghen haer sal aenstellenGa naar voetnoot4., sal mede haest ondervonden worden, ende alsoo de retourvloot jaerlijx op de nieuwe most ende goedt oudt bier voortaen al haest fray te pas hier ancomen, dat oocq allerhande vruchten op haer best ende volcomen rijpheyt sijn, daer dan met eenen de herffst-ende kars<s>chepenGa naar voetnoot5. omtrent die tijt mede comende, oocq treffelijcq haer recreatieGa naar voetnoot6. ende gewenschte verversinghe van comen te genieten, dat seer fray compt ende alsoo alle des Compagnie's meeste scheepen op de beste en volle tijt hier aencomen en de minste, namentlijck de Lent<e>scheepen, in de winter, als wanner 't niet minn abondant is van veelderley overgelaten aertvruchten ende melcq, die in de somer (vermits de dorre weyden) weder niet te crijgen is, als oock allerhande salade, etc. 3en dito, warm weer ende windt als gister, hebben des namiddags de voor aengetogen liefhebbers ofte avontuyrersGa naar voetnoot7. de voorgenoome landtreyse in den namen des Heeren aengevangen, geprovideert op 2 cloecke draegossen voor 3 maenden ende versien tot narechtinge met navolgende memorie. Ga naar margenoot+ ‘Memorie voor de vrije liefhebbers ende avonturuyrersGa naar voetnoot7., staende uyt eygen vrijwillighheyt op hun vertrecq t' landtwardt in, tot opsoeckinge van ander volcq, steeden ofte vlecken ende wes meer te vinden mochte weesen, omme te dencken op navolgende saeken: Doch eer wij daertoe comen, sullen wij Ul. bekent maecken de naemen van 't volcq hier te lande, sooveel wij altoos seeckerlijck weeten, ende beginnen van dese Caepse natie, warvan Herry is balling gestelt, sulx hier ontrent noch maer sijn de Watermans, schuylende onder Caepmans troup, genaemt Goringhaina ofte Goring- | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
haiqua, daervan den Vetten Capitein overste is, genaemt Gogosoa, Ul. altemalen wel bekent. Darna Gorachaucqua alias Gorachauna, de Tabacqdieven, ende welcque 2 haer hieromtrent altijt houden, omdat se bij de rechte Saldanhars niet durven comen, die voornamentlijck sijn: de Cochoquas, daer den vendrich laest is bijgeweestGa naar eind(f), item oocq eenige van Ul., bestaende in twee exdraordinary machtige volcq-ende veerijcke heerschappijen onder den oversten Ngonnoma ende Oedasoe, Eva<'s> suster<s> man, ofte swager, onthoudende haer meest W.N.Oost-waertsGa naar voetnoot1. van hier achter de hooge geberchten en verder. Den Khonaiqua, meede rijcq van vee, dichtbij deese Cochoqua's ende in goede aliantie met deselve wonende ende levende, ende welcque oock volgens Eva's onderrecht wel de beste wechwijsers soude sijn na de Namanas, die wij vooreerst gaerne soecken souden ende in steenen huysen wonen, als Ul. so wel als wij, uyt haer ende andere monden gehoort hebben. Doch alsoo getwijffelt wordt of dese wel souden genegen sijn om Ul. na dit volcq de brengen ofte wijsen, soo souden wij niet vreempt duncken, dat Ul. haer eerste gangh naempt bewesten 't Luyparts-geberchte op de Saldanha-wegh na de HosomansGa naar voetnoot2., sijnde clijne Charigurinars ofte Ghariguriquas, om door deselve gewesen ofte gebracht te worden bij de groote Chariguriquas die na alle becomen informatie mede corespondentieGa naar voetnoot3., altoos kennisse, hebben met de Namanas ofte NamaquasGa naar margenoot+ ende Ul. bij deselve sullen connen brengen, ofte tenminsten den wegh daerna toe wijsen, sijnde die Namana, als Ul. selfs oocq gehoort hebt, overheer van al dit Hottendoos geslacht, woonende in steenen huysen, met swarte muyren van binnen, gecleet met witte bereyde vellen, die ons mettertijt oocq verder sullen cunnen leyden na de Chobonas, welcke noch boven deese Namanas heerschappey hebben over dit Caepse volcq ende seer rijck van goudt, daer gehouden wordt dat de reviere Spirito SanctoGa naar voetnoot4. leyt, uyt welcke al 't goudt na Mosambique soude gehaelt worden, niet boven 120 à 130 mijlenGa naar voetnoot5. ten hoogsten N.Oostwaert van hier, ende welcker oversten aparent den MonomotaperGa naar voetnoot6. ofte Keyser van deesen uythoecq is, doch soo haest Ul. maer eenige luyden in vaste wooningen hebt gevonden, ende verstaen dat se U noch verder meer ander natie<s> soude cunnen aenwijsen, sullen wij het vorder rijsen, ofte van den Namana wedrom te keeren, Ul.Ga naar voetnoot7. goet overlegh laeten aenbevolen sijn, mackendeGa naar voetnoot8. altoos eenige van deselve wat goedt onthael aen te doen ende tot ons te animeeren, doch Ul.Ga naar voetnoot9. het verder rijsen niedt al te lang valt, | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
verneempt, dat bij deese Namanas niet besonders gevonden wierdt, souden wij het vorder<r>eysen na de Chobonas ofte tot de stadt Monapatapa, daer den Keyser woont ende 't landt rijck van goudt is, op de voorsz. reviere Spirito Sancto, goet achten, met hoope Ul. overal voo<r>sichtigh ende naeu opmerckende sult weesen met goede ende partinente aentijckeninge van alles, ende waermede dan:
Eerstelijck:
Soo haest Ul. over de eerste reviere sijt, dat <Ul.>vandaer ten eersten begindt op een compas ofte peylen de coursGa naar voetnoot1. ende te noteeren ofte op te teyckenen hoeveel uyren, half uyren, langer of corter, telckens op de genomen cours gegaen sult hebben, in forme als de stuyrluyden ter zee doen, om sulx in een caert te cunnen stellen voor de Heeren Meesters in 't Vaderlandt. Dit moet emmersGa naar voetnoot2. vooreerst ende vooral wel waergenomen ende niet versuympt worden.
- 2 -
Daer dan mede moet bijvoegen waer cley- ofte bougrondt, sandich, steenich, bergachtigh ende water ofte lopende rivieren sijn ende hoe se strecken, oocq te letten of ergens in 't geberchte of revier eenich minerael steeckt daer silver of goudt uyt te trecken sij. Item acht te nemen of de wegen overal met wagens sullen te passeeren sijn, gevende sommige remarcable plaetsen oocq namen, oocq vragende naGa naar margenoot+ de namen van 't volcq ende haer oversten ende steeden om te kennen in toecomende.
- 3 -
Bij al ontmoetendeGa naar voetnoot3. volcqen moet oocq geleth worden waer se bijGa naar voetnoot4. leeven, wat oversten dat se hebben, wat kleeding, wat erneering, wat Godtsdienst, woningen, vastichheedenGa naar voetnoot5., waer sij meest begeerich na sijn, of se oock honich, was, struysveeren, oliphantstanden, silver, goudt, parelen, schiltpatshoorn, muscus, cevet, amber, eenige fraye vellen, of yts anders bij haer hebben.
- 4 -
Wat bequame boom- of aertvruchten de landen dragen, ende ergens aen strant comende, te mercken wat bayen, revieren in zee uytloopen, hoe se strecken ende wat gelegenheyt van water, houdt ofte verversinge, etc. daer te becomen sij, offer oocq ergens oesters of mosselen met parels of schiltpadden bequaem tot kammenGa naar voetnoot6. ende ander wercq te crijgen is. | |||||||
[pagina 13]
| |||||||
- 5 -
Hoe starcq van volck ende met wie sij in fruntschap ofte vijantschap leeven ende waerom; hoe sij luyden generalijck genaempt worden ende special de naemen van haere voorname oversten ofte coningen, en de plaetsen, steeden, dorpen, mitsgaders wat oorloogsgeretschap dat se hebben.
- 6 -
Hoe sij onse natie genegen sijn, of se oock wreet, vruntlijck ende van eenige redelijckheyt ende politieGa naar voetnoot1. sijn, ende opdat Ul. emmers tertegenGa naar voetnoot2. soudt mogen weeten hoe Ul. alles suldt mogen aenteyckenen ofte opschrijven, hebben wij Ul. bij deesen tot meerder opmerckinge ende narechtinge noch medegegeven copie van de memorie bij d'E. Heeren Bewindthebbers ontworppen om in 't stellen van raporten op te letten, waermede wij hoopen Ul. boven ons mondeling onder<r>echt wel voorts sult weeten wat Ul. in 't een en 't ander te doen staet tot betrachtinghe van Ul. eygen eer ende verdiening van de premie Ul. belooft, na meriten vanGa naar margenoot+ 'tghene bij Ul. opgevonden wordt, dat Godt geven considerabel mach wesen ende waermede wij ten besluyte Ul. dan toewenschen een gluckige heen- ende wederomrijse onder 't beschut van den Oppersten Bewaerder aller vromen, die wij altijt voor Ul. in onse dagelijcke gebeden sullen bidden, dat hij Ul. met sijn gnade wil bijblijven. Amen. In 't fort de Goede Hope, adij 4en February anno 1659. Was geteyckent: Jan van Riebeecq.’
Na overgevinge van allen 'twelcke ende gluckwenschingh op rijse, etc., deselve in den naeme Godes onder haer sevenen hiervooren genoempt, sijn vertrocken, gearmeert elcq met een goede snaphaen en 1 pistool, neffens de daertoe horende amonitie, bij hun hebbende op 2 draeghossen: 350 lb. broot, 80 lb. speck, 1 mourisGa naar voetnoot3., 1 salmpourisGa naar voetnoot4., 1 chitsGa naar voetnoot5., ½ taffachelisGa naar voetnoot6., 1 stuck St.-Thomass cleetjenGa naar voetnoot7., 1 s<tuck> rode, 1 dito witte en 1 dito blaeu betthilisGa naar voetnoot8., 1 nequaniasGa naar voetnoot9., 4 ps enckelde negroseleeden, 2 briefkens met orhangelsGa naar voetnoot8., 1 carcantGa naar voetnoot10., | |||||||
[pagina 14]
| |||||||
2 paren breselettenGa naar voetnoot1., 10 vergulde ende zilvere kettinkens, 24 stux corale kettingskens, 4 copere schellekens, 2 dito bellen, 12 seylnaelden, 500 nay dito'sGa naar voetnoot2., 2 franceGa naar voetnoot3. hoedbanden,Ga naar margenoot+ 2 copere compassjes, 21 lb. plaetcooper, namentlijcq: 6 platen roodt dito wegend 4 lb., 12 dito geel plaetcooper wegende 17 lb., 7 lb. draetcooper, 2½ mas coral, te weten: 2 mas roodt corael en ½ dito blauw, witte, violet, grisGa naar voetnoot4., pelgrijnGa naar voetnoot5., 14 lb. toback, 6 stux pistolen, 2 snaphaners, 28 lb. bospoederGa naar voetnoot6., 42 lb. looth, 200 stux vuyrsteenen, 1 vischlijntjen ende parthijen vishoecken, neffens oocq wat specerijen als foely, neuten, nagelen, caneel ende peeper, om te ondersoecken of oocq yts van allen 'tselve begeert mochte weesen, etc. 4 dito, 's morgens doncker, betogen lucht met een noorlijcke coeltjen, waermede <'t> Schape-jachjen van 't eylandt retourneerden ende voormiddags met plancken ende brandthoudt geladen, mitsgaders 't luchjen Z.Z.Oost geloopen wesende, alweder darrewaerts afgesonden is. Wesende oocq ymandt van de landtreysers weder aen 't fort geweest met den eenen os daer se claeghden niet mede voort costen, des haer een ander in de plaets gelangt.
Ga naar margenoot+ VervolghGa naar voetnoot7. van 't Caeps Daghregister gehouden zedert den 4en February 1659.
Ga naar margenoot+ 5 dito, 's morgens warm sonneschijn-weer met een noordelijcq luchjen, daer 't Schape-jachjen des namiddaghs mede weder van 't eylandt retourneerden, gevist hebbende, ende na volbrachte ordre medebrengende de drech, voor dato onder 't eylandt verlooren ende veele moeyten te vergeefs om gedaen. 's Namiddachs begond na maniere van dees tijt jaers seer hart te wayen van den Z.Z.Oosten, aenhoudende tot omtrent 2 uyren nae middaghtGa naar voetnoot8., als wanneer 't weder stil wierd ende bleeff tot Volle maen, 6 dito, den gantschen dagh. 7 dito, idem, ende is op dato den viscael Abraham Gabbema met den landtmeeter (sich des oock wat verstaendeGa naar voetnoot9.) ende eenigh volcq uytgesonden om rontsom de Caep alle in zee affleggende clippen, etc., off te peylen ende des voorsz. lantmeeters werck partinent nae te sien om alles terdeegen in de caert te brengen, etc., ten welcken eynde met hun vijven voor 7 dagen sijn geprovideert, omme met eenen oock eens contschap te halen waer de Caepmans ende Toebacqdieven leggen, alsoo vernomen | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
is dat den tolcq Doman verleden nacht met al sijn Hottentoos (soo hij se, als een heerschap op sijn Herry'sGa naar voetnoot1., al begint te noemen) seer bedectelijck is vertrocken, sijnde deshalven den Commandeur heden mede uytgeweest om te sien off se ergens eenige vernemen conden, doch gene vernomen hebbende, de vrije luyden alomme waerschouwinge gedaen wel op hoede te weesen, alsoo desen Doman (sedert sijn wedercomste van Batavia vrij stout geworden) minder te vertrouwen is als Herry, etc. 's Avonts is navolgende resolutie genomen, te weten:
‘Vrijdach, den 7en Februarye anno 1659Ga naar eind(g): Aengesien het haer de meeste vrije luyden van onvermogen seer scheynen te laten verdrieten dat se niet hooger als den gestelden taxt van d' E. Compagnie mogen geborchtGa naar voetnoot2. worden ende wij derhalven schroomachtigh sijn deselve verder te crediteren, ende nochtans bevinden sijluyden sonder meerder handtbiedinge onmogelijck cunnen in ployGa naar voetnoot3. ende tot verhael van hare gedane oncosten comen, soo is naGa naar margenoot+ lange deliberatie, om deselve, namentlijcq de corenbouwers, emmers buyten verdrieticheyt ende wanhoop te houden maer ter contrarie hun in haeren corenbou te meer aen te moedigen, eyndelijck goetgevonden, nietjegenstaende derselver schult aen d' E. Compagnie meer gemelt, voor het derde part van de taru die se sullen comen te leveren, gelt off goedt te geven ende de 2 ander derde parten te ontfangen in affcortinge van haere achterhedenGa naar voetnoot4. om hun, gelijck gesecht, niet al te verdrietigh sonder gelt ofte goet te laeten voor haeren swaer doenden arbeyt in den bouw, als oock op dat se haer Duytse knechts ende dienaers daermede oock wat souden cunnen betaelen, te meer dewijl gemerckt wordt sommige van deselve, om contant gelt in handen te crijgen, onder dexel van hoender- ende verckenscost veele taru onder den dravick ende ander uytwansel mengen ende alsoo indirectelijck vercoopen, 'twelcke bijGa naar voetnoot5. dese middel gehoopt wordt te voorcomen ende sijluyden, achtervolgende de conditien op welcke sij vrij geworden bennen, te meer genegen sullen blijven alle hun granen volgens plicht aen d' E. Compagnie te leveren tot affcortinge haerer schulden offte, die affgedaen sijnde voor gelt ende goedt, sulcx sij mochten begeeren, derhalven oock tot voorcominge van welcke fraude ende indirectienGa naar voetnoot6., ten dienste van d' E. Compagnie ende beste van het gemeen dan oocq goedtgevonden ende g'ordonneert, gelijck g'ordonneert ende belast wort bij desen, dat alle 'tgene elcq tot hoender- off verckenscost te vercoopen heeft, voortaen sullen hebben te brengen in 't fort (voor die hieromtrent woonen) ende dat ander (in 't landt woonende) mochten coopen, te brengen aen Compagnie's coorenschuyr omme aldaer te doen keuren door den fiscael ende landtschout, offte ymandt anders, daertoe te committeren, ende mits betaelende den cooper drie stuyvers voor | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
't schepel tot vervalGa naar voetnoot1. van diverse oncosten bij d' E. Compagnie in veele gelegentheden tot geryff ende accommodatie van 't gemene doende, ende opdat dit doch wel mochte werden achtervolchtGa naar voetnoot2., sullen die hierinne naelaetigh bevonden worden, verbeuren telckens 6 Realen van 8en, sowel den cooper als vercooper, t' appliceeren naer uso, ende opdat oock geen taruw en werde uytgevoert. Idem oock gehouden wordt d'ordre voor dato gestelt op 't hout uyt de bossen te haelenGa naar eind(h), sullen de wagensGa naar margenoot+ voorbij Compagnie's huys ofte fort comende, stil staen tot de visite daerover sal genomen wesen. Item oock alles wat iemandt binnen off buyten de revier aen de boots ende schepen ofte eenige huysen willen brengen - alles op pene hierboven ende voor dato gestelt. Ende nademael d' E. Compagnie cortelingh opnieuws door den landtmeeter al der vrije luyden landerijen met scheytpalenGa naar voetnoot3. heeft doen affscheyden, soo is conform de gelaeten ordre van d' Heer Commissaris van GoensGa naar eind(i) ende de daerop gevolchde confirmatie onser Heeren MeestersGa naar eind(j), vooreerst gestelt een peene van 6 Realen van 8en voor elcke pael te verbeuren bij dengeenen op wiens landt voortaen eenige sullen vermist worden, ¼ ten proffijte van den landtmeeter ende de rest naer uso. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaren als boven, mitsgaders extract hieruyt geproninchieert ende geaffigeert den 9en hiernavolgendeGa naar eind(k). Geteyckent: Jan Riebeecq Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
8en dito, 's morgens stil weer ende op den naemiddach harde Z.Z.Oostewinden, als wanneer eenige van de Cochoquas volcq aen 't fort qamen met 48 schaepen ende 4 oud ende jongen koebeesten, die altemalen voor cooper ende tobacq geruylt wierden ende 't volcq na ouder manierGa naar voetnoot4. onthaelt ende getracteerdt, doch trocken tegen gewoonten seer haestigh wech, apparent door den tolcq Doman (hier off daer verborgen leggende) bangh gemaeckt, volgens oock 't gevoelen van Eva, die haerGa naar voetnoot5. alle swaericheyt soveel mogelijck trachten uyt 't hoofft te praeten; echter hielden niet langh plaetsGa naar voetnoot6., maer gingen voorsGa naar voetnoot7. wegh, met bescheyt dat se noch eenige schapen hieromtrent hadden, die se metterhaest mede gaen halen wilden, versoeckende Eva wat toebacq voor haer suster ende swager, den ooversten Oedesoa, dat haer gegeven ende door een van sijn knechts aen deselve gesonden is. Voorsz. tolcq Doman had (quaet sijnde op Eva, omdat se ons alle gelegentheden verhaelt) gisteren sich laten | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
ontvallen dat wilde maecken onse landtreysers onderweegen om den hals gebracht wierden, ten eynde wij niet meer souden onderstaen soo verde te reysen ende deGa naar margenoot+ plaetsen van 't landt te ontdecken, etc., waervan wij nu, juyst te laedt, gewaerschout sijnde, sulcx op sijn beloop moeten laten staen ende den uytvalGa naar voetnoot1. Godt de Heere beveelen, die wij hoopen d' onse bewaeren sal, maer soo men denselven Doman weder aen 't fordt verneemt, soude wel dienen op sijn verseeckeringhGa naar voetnoot2. gedacht. Sondag, den 9en dito, 's morgens noch al geduyrende harde Z.Z.Oostewinden, waermede door tabacqsuygersGa naar voetnoot3. een drooge koedreckGa naar voetnoot4. in 't crael aen brandt geraeckt sijnde ende 't vier over 't gantsche crael sich verstroyde, eyndelijck in 't rietdacq van de nieuwe coestal quam, soo verde dat de vlam al uyt 't dacq vloogh, doch is Gode loff noch metter haest geslist en de clock door 't schielijck cleppen soo hard overgetrocken, dat, het ooghGa naar voetnoot5. gebroocken, deselve van boven neder quam te vallen, sulcx die niet meer te gebruycken was, 'twelcq ten aensien van den perikel des voorsz. brants, die oock al uyt de gracht de wal van 't fort op quam climmen (vermits 't gras overal door de hette seer droogh is) noch een cleyne schade sij, want aen 't stal alleen wel 2 à 3 duizend guldens stont geleden te worden, behalven 't prykel van de huyssingen binnen 't fort door de voncken te vreesen, doordien oocq met rietdack sijn, uytgenomen 't oude magasijn, dat alleen noch maerGa naar voetnoot6. met pannen (per de Haes, anno 1653, becomenGa naar eind(l)) gedeckt is. 10 dito, 's morgens wierd het stil, blijvende als de vorige daegen seer heet ende droogh weer, ende quam op den middagh een van 't volcq aen 't fort, die verleden Vrijdagh met den fiscus ende landtmeeterGa naar eind(m) sijn uytgesonden om de clippen rontsom buyten de Caep leggende off te pijlen, etc., met tijdinge, dat den fiscael omtrent 13 à 14 uyren gaens van hier, heel dicht bij den uytersten hoeck van de Caep, sieck geworden ende met groote coorstsenGa naar voetnoot7. bevangen lagh, conform onderstaende briffkenGa naar margenoot+ geschreven aen den Commandeur, ende luydende als te weten:
‘Mijn Heer, Den brenger deses wordt express affgevaerdicht omme d' indispositie van den fiscus te doen verstaen, dewelcke sedert den berghvalleyGa naar eind(n) hoe langs hoe meer is toegenomen, doch al evenwel tot bijnae de uytterste hoeck besichtight ende nae de caert wel bevonden, daer denselven sich soo flauw heeft gevoelt, dat geen een maer wel thien mael binnen de hondert treden heeft moeten rusten, sulx genootsaeckt was door de indispositie voorsz. ende andre toevallen meer, die door de verheyt ende moeyelijckhijt der passagies souden comen te causeren, te keeren naer de voorige rustplaets, alwaer deselve heel machteloos worden en met een stercke coors beladen wiert, 'twelck goet gedacht heeft UE. te verwittigen, om aldaer soodanige ordre door te becoomen als bij UE. sal goetgevonden worden, sullende oock met beter- | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
schap ons mede na 't sandtbaytjeGa naar eind(o) begeven ende 't een off 't ander tegemoedt sien. Weest dan in de handen des Alderhooghsten bevoolen met UE. familie, hoopende dat d' alsiende Godt den fiscus onder de vl<e>ugelen sijnder genade sal stercken. UE. aldergedienstichsten, (was geteyckent:) P. Potter.’
Den 10 February. Waerop datelijck volcq met vier slaven ende een hanghmackGa naar voetnoot1. is heen gesonden om den fiscus daermede te laten thuysdragen, neffens wat wij<n> ende cost tot verquickingh ende versterkinge. Ga naar margenoot+ 11 dito, 's morgens doncker, betogen weer ende 't luchjen N.westelijck, wierd tegen den avond een schip gesien, dat 's nachts in de bay quam ende den 12 dito, (de wint Z.Z.Oost) op de rechte reede, sijnde het bootgen Emmenhoorn van Enchuysen, daerop schipper Dirck Dirckxe Jonas, met 34 coppen, alle noch fraey gesont, sonder eenige dooden, noch ergens onderweege aengeweest als verleeden Saterdagh gecomen in de Saldanhabay, daer gisteren morgen vandaen vertrocken ende denselven avont voor midnacht met een Noord-Westecoelte in dit hardtste van 't Zuyd-Oostemousson hier in de bay was opgeseylt, uyt 't Vlie gelopen sijnde den 22 October anno passato in compagnie van de scheepen Paerl, Princes Royael, Arnhem, fluyten Loene, Cortenhoeff en de galjot Zuylen, van welcke in 't Canael was affgeraeckt, etc. Heden is bij den Raadt navolgende resolutie genomen, te weeten:
‘Woensdagh, den 12en February 1659Ga naar eind(p): Aengesien het bootjen Emmenhooren, heden morgen hier ter rechter reeden gearriveert, na 't getuygenisse van den schipper bysonder wel beseylt ende gemaniert is, ende wij ons noch bevinden onvoldaen d' ordre van Haer Ed. tot Batavia per derselver jongste brieven van den 26 December anno 1657Ga naar eind(q) ende 16 JanuaryGa naar eind(r) anno verleeden becomen, namentlijk om met een van de lichste scheepjes uyt Vaderlandt hier aencomende noch naeder te laeten ondersoeck doen na 't vrack ende ellendich verongeluckte volcq van 't schip den Vergulden Draeck op 't ZuytlandtGa naar voetnoot2., mits lettende 'tselve op de bequaemste tijt dito ZuytlandtGa naar eind(s) soude cunnen off mogen aendoen, bij opgemelte haer Ed. gedeschribeert te wesen in de maenden January, February ende Maert, ende naedemael het jegenwoordigh noch redelijck vroech in de maendt February is ende ingevolge niedt inGa naar voetnoot3. apparent om de voorsz. custe in | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
de volgende maent Maert tijts genochGa naar voetnoot1. te sullen cunnen bereycken, soo is, in conformite van Haer Ed. schrijven meergemelt ende tot voldoeninge ende naecominge derselver ordre, goetgevonden voorsz. bootjen daertoe ten eersten soo haest doenlijckGa naar margenoot+ <te> laeten ververssen ende, partije reys medegevende, te employeren ende d'opperhooffden tot narichtinge te versien, neffens onse oock met de copie-instructien van Haar Ed. ons ten dien fine per verhaelde schrijven toegesonden ende in mandato gegeven, ende wes meer deselve tot opmerckinge, etc., naeder sal cunnen offte mogen te pas comen. Ende alsoo Corn. Cornelisz. van Harelem, hier te lande gecomen per 't schip Malacca, anno 1655, à 12 guldens, naderhant gevordert tot 16 gulden, voor huystimmerman ende alsoo sijn tijt daervoor heel uytgedient ende sedert de plaets van baes-timmerman in stede van die anno passado, vermits tijtsexpiratie is vertrocken, tot contentement heeft waergenomen, soo wordt denselven bij desen als baestimmerman geconfirmeert ende toegelecht een beloningh van 30 gulden maendelijcx, ingaende van de tijt dat de plaetse als boven heeft waergenomen, omdat oock een goet scheepstimmerman is ende dierhalven verbonden blijft Compagnie's vaertuygen te repareren ende onderhouden, mitsgaders de resterende 2 jaeren aen sijn anderGa naar voetnoot2. boven sijn eerste verbandt daervoor hier aen de Caep noch te continueren. Aldus gedaen, etc. (Ende was geteyckent:) J. van Riebeecq R. de Man A. Gabbema, secretaris.’
's Middaechs is den fiscael, in 't landt siek geworden ende 't op eergister hem naegesonden volcq gemist hebbende, noch stuck weegs met een vrijmans wagen thuysgebracht, wesende heel swack. 13en dito, 's morgens noch al harde Z.Z.Oostewinden tot den 14en dito, 's morgens, was 't stil, warm weer. 15 dito, idem, met variable luchjes, is 't vrijmans vaertuych, de Seeleuw, vertrocken na 't Dassen-eylandt ende Compagnie's Schape-jachjen nae 't Robbeneylandt, geladen met stroo ende deckgaerdensGa naar voetnoot3. om 't schapestal te decken, neffens wat saet van seecker groenteGa naar voetnoot4. in 't wilt op sandige gronden in de droogen tijt wassende ende bevonden dat het de schapen seer graech eeten, om 'tselve dierhalven over 't gansche eylandt te saeyen ende te dienen tot meer voetsel voor de schapen wanneer der geen gras in de drooge tijt is, etc.Ga naar margenoot+ Sondagh, den 16 dito, fraey weer als vooren. 17, idem, ende sijn vandage d' opperhooffden van 't bootjen Emmenhorn affscheyt | |||||||
[pagina 20]
| |||||||
gegeven ende g'intregeert de brieven aen Haer Ed. tot Batavia, mitsgaders instructie ende annexe pampierenGa naar eind(t) tot narichtinge om na d' ordre van deselve Haer Ed. 't Zuydlandt empassant aen te doen ende te sien ende vernemen nae 't volcq van den verongeluckten Draeck, etc. 18 dito, is voorsz. bootjen met een variabel luchjen vertrocken. Ende tegen den avont, tusschen 4 ende 5 uyren, comen te overlijden den vaendrigh, Jan van Harwarden, niet boven 6 à 7 dagen siek gelegen hebbende, waeraen de Compagnie hier ter plaetse een seer neerstigh ende arbeytsaem dienaer verliest, welcke daeromme sedert 6 jaren (niet boven verdiensten) van cor<p>erael tot fandrigh g'advanceert was, naelatende een weduweGa naar voetnoot1. met 5 kinderen. Omtrent 2 uyren laeter is den vrij cleermaecker, Hendrick van Zurwerdens vrou van een jonge soon verlost. 19 dito, harde Z.Z.Oostewinden. Ende alsoo d' E. Compagnie bij 't overlijden van voorsz. vendrigh is comen te verliesen haren boumeester ende opsichthebber over alle wercken ende ambachten, etc., is den Commandeur heden uytgeweest, soo op Compagnie's coornlanden, boomgaerd ende vorders omme overal de noodige ordre te stellen ende te doen onderhouden, ten eynde 't werck nergens in vervallinge en comt te geraecken, voornaementlijck omtrent de ploegh en de dorsvloer, daer al eenige verslappinge bevonden wierd, ende dienvolgende een tijdige toesicht noodich was, als menende de luyden, nu sij haeren baes queyt waeren, denGa naar margenoot+ bouwen in 't wiltGa naar voetnoot2. te sijn, etc. 20en dito, weer ende wint als vooren, is den vendrigh met de vereysschende solemniteyten ter aerde gebracht. Nieuwe maen, den 21en dito, harde Z.Z.Oostewinden, ende quaemen 's middachs 7 schepen voor de wal waervan, vermits de stijve winden, 6 stucx niet verder als in de mont van de bay desen avont costen ten ancker comen. 22en dito, 's morgens noch al even harde Z.Z.Oostewinden, als wanneer vernomen wierd datter 3 schepen van de 6 verdreven waeren, comende den vice-admirael met een N.westelijck luchjen tegen den middagh weder de hoeck om, als wanneer hem een sloep met wat ververssinge tegemoet gesonden wierdt, doch weynich daerna de Z.Z.Oostewinden weder opsteeckende, moest voor de mont van de bay bij de 3 andere ten ancker gaen, blijvende de 2 resterende noch uyt het gesicht. Sondagh, den 23en, 's morgens fray, bequaem weer ende 't luchjen meest variabel, quamen daermede fraey ter rheede de retourschepen 't Wapen van Amsterdam, Oliphant ende Vlissingh, blijvende de Provintie buyten de reede in de mont van de bay noch leggen, besigh om aldaer een ander stengh op te setten in plaetse van die denselven hier voor de bay affgeseylt heeft. Comende oock den AdmiraelGa naar voetnoot3., onder sijn vieren noch sijnde, ende eergister door de harde S.S.Oostewinden verdreven wesende, noch niet te voorschijn; off het voorts nae St.-Helena sullen hebben laeten | |||||||
[pagina 21]
| |||||||
offloopen offte noch bijhouden om met d' eerste gelegentheyt weder de bay te beseylen, staet in corte te vernemen ende voor ons te hoopen, om niet gefrusteert te blijven van den reys in deselve schepen voor dese residentie sijnde, etc. 24 dito, fraey weer ende 't lughjen variabel als gister, is den vice-admirael van derGa naar margenoot+ Marckt per schip de Provintie daermede voormiddagh fraey ter rheede g'arriveert, sonder van de rest meer te vernemen. 25 dito, weer ende wint als boven tot tegens den avont, begond wat stijff te wayen van den Z.Z.Oosten, dat 26, 27 ende 28 dito, al bleeff aenhouden, sulcx tusschenwijle geen boots van de scheepen costen off- noch aenvaeren tot omtrent de middagh, dat het wat stilder begond te worden ende elck sijn water ende dagelijcx<e> ververssingh weder coste aen boort haelen. |
|