Huys-gesangen
(1658)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Stemme: psalm 116. Ick heb den Heere Lief.1.
ICk wil op 'tgoede hert alleen niet staen:
Noch oock alleen op schijn van heyligh leven:
'kWil hert en daedt mijn God soo beyde geven:
Mijn lust is in Gods wegen oock te gaen.
2.
Mijn regel is alleen Gods heyligh woort:
Mijn leydsman is 'tgeloof wel onderwesen:
Mijn helper moet alleen mijn heylandt wesen,
Mijn mate is, gestaedigh te gaen voort.
3.
Ick maeck geen onderscheyd in Godes wet:
Ick souck het meest en 'tminste na te komen:
En schoon my dan beletselen voor komen,
Al waer't de doot, mijn loop wort niet verset.
4.
Ick stae weer op, schoon dat ick val ter neer:
Ick wandel oock, al ist met kinder treeden:
Ick strijd en loop, met suchten en gebeden:
Ick doe wel yets, maer 'k tracht nae vry al meer.
5.
Ick souck Gods eer: ick souck mijn zaeligheyt:
Ick souck oock andere daer toe te leyden
Heer laet u Geest dan nimmer van my scheyden:
Soo is de wech ten leven my bereydt.
|
|