Huys-gesangen
(1658)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Stemme: Psalm 6. Wilt my niet straffen Heere, &c.1.
FOnteyn van alle zegen!
Hoe goedigh zijn u wegen!
Het onreyne gebouw
Van Menschen, so seer sondigh,
Vest ghy op d'aerd seer bondigh,
En geeft haer onderhouw.
2.
't Is waer, ghy hebt u slagen,
Om Landt en Volck te plagen:
Nochtans al watter leeft,
Al wat de lucht door vlieget,
Al wat de Zee door klievet,
Ghy spijs en voedsel geeft.
3.
De Son rijst om te lichten;
De donder werpt haer schichten
De regen stort : de wint
Wayt na u wel-gevallen,
En alles moet uyt vallen,
Nae dat ghy sijt gesint.
4.
Ghy kleedt ons velt met vruchten,
Ghy doet een ander suchten
Over 'tonvruchtbaer dal.
Dees doet ghy bitter weenen,
En die gaet bly daer henen.
Ghy zijt het al in al.
|
|