Dagelyckse huys-catechisatie(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Middag-gesang op de vierde dag van de maent. Stemme: Ps. 32. Wel hem die zijn misdaed. 1. ACh God! ik heb u al te seer beledigt? Hoe raekt mijn ziele nu met u bevredigt? Mijn kerk gaen, en mijn uyterlijke deugt, Wat voorspoed en wat flickerende vreugt, Is niet genoeg om wel gerust te wesen? Of ik al van de Leeraers word gepresen, Haer woorden steld mijn ziel nog niet gerust; 'k Moet van u gunst al anders zijn bewust. 2. Ik word alleen versoend van mijne sonden, Door 't dierbaer bloed van Christi reyne wonden; 't Geloove mag vrymoedig henen gaen, En grijpe Jesum selfs als borge aen. Ik rust niet op mijn Gods-dienst of mijn werken, 't Geloof alleen dat kan mijn hert versterken: 't Geloof, versterkt door Christi brood en wijn Roept, ik ben Christi, en hy is ook mijn. 3. Maer ag! wat raed? ik struykel daeg'lijks weder, Daer leyd mijn hoop en mijn geloof dan neder: Neen, neen, mijn ziel! schept weder nieuwen moed, Voor dese schuld heeft Jesus ook geboed. Vind gy u maer in ootmoed neer geslagen? Soekt gy op nieuws u Schepper te behagen? Word God van u met nieuwe lust gediend? Soo was, soo is, soo blijft God uwen Vriend. Vorige Volgende