Dagelyckse huys-catechisatie(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Middag-gesang op de derde dag van de maend. Stemme: Ps. 23. Mijn God voed my, &c. 1. SAl ik oyt komen tot het eeuwig leven, Ik moet my gantsch aen Jesus overgeven Door 't waer Geloof soo kom ik tot versoening Met mijnen God, door sijnes Soons voldoening; Geen deugt of Godsdienst kan oyt God behagen, Als die hem door 't geloof werd opgedragen. 2. Maer ag! mijn Heer het hert wil niet na boven, Mijn dunkt ik ben van uwe gunst verschoven: Ik hoor u Woord, maer met gantsch doove ooren, Ik vrees, ik sal nog eynd'lijk gaen verloren; Ik derf met mijn gebed tot u niet naken, Mogt dog mijn hand maer aen de kleed'ren raken. [pagina 201] [p. 201] 3. Mijn lust is kleyn tot u dierbare wonden: Mijn lust is groot tot ergerlijke sonden: Mijn lust is kleyn om tot u huys te treden: Mijn lust is groot tot 's werelds ydelheden Mijn lust is kleyn tot 't teyken van u lijden: Mijn lust is groot tot 't ydele verblijden. 4. Kan dit mijn ziel van wanhoop niet bevrijden, Dat ik nog tragt de lusten te bestrijden: Dat ik nog blijf op uwe heyl'ge wegen: Dat ik nog soek u Godsdienst wel te plegen: Dat ik geen hoop en stel op eyge dragten: Soo moet ik dan in wanhoop gantsch versmagten. Vorige Volgende