Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrija. Vr.Waer in is een regt Christen meest onderscheyden van andere menschen? Ant. Daer in, dat hy gelooft in Jesum Christum, Act. 2.44. Alle die geloofden waren by een, Act. 13.48. Daer geloofdender soo vele als 'er ten eeuwigen leven verordineert waren. Eph. 1.13. | |
c. Vr.Gaet het geloove niet voor de weder-geboorte, en voor de bekeeringe? Antw. Het Geloove in Jesum Christum volgt op de vernederinge des gemoeds over de sonden? dewelke door de Wet word gewrogt: maer het geloove gaet voor de dadelijke vernieuwinge des herten, ende des levens, want het is een oorsake van die vernieuwinge, Marc. 1.14. Bekeert u, en gelooft den Euangelio, Matth. 11.29. Act. 16.31. Act. 15.9. Hare herten gereinigt hebbende door het geloove, Gal. 2.20. Ik leve door het geloove des Soons Gods. | |
a. Vr.Is het leven des Geloofs noodig om zalig te worden? Ant. Ja, soo dat sonder het gelove niemand kan behouden worden, Heb. 11.6. Sonder geloove is 't onmogelijk God te behagen, Jude vs. 5. Joh. 3.36. Die in den Sone gelooft heeft het eewige leven: maer die den Sone ongehoorsaem is, Gods toorne blijft op hem: | |
c. Vr.Hoe word het Geloove genaemt een leven des Geloofs? Ant. Om dat het geloove in de ziele is een werksame kragt, die geduerig besig is ontrent Jesum Christum, Gal. 2.20. Ik ben met Christo gekruist, ende ik leve, dog niet meer ik, maer Christus leeft | |
[pagina 196]
| |
in my: ende 't gene ik nu in het vleesch leve, dat leve ik door den gelove des Soons Gods, Gal. 5.6. Het geloove is door de liefde werkende, Cant. 5.2, 5, 7. | |
a. Vr.Wat is dit leven des Geloofs? Ant. Een beweginge des herten, waer door de Geloovige tragt Christum, als de eenige Middelaer aen te nemen, toe te passen, en hem meer en meer sig eigen te maken, om door hem behouden te worden, Eph. 3.17. Op dat Christus door het geloove in uwe herten wone, Joh. 1.12. Die hem aengenomen hebben, heeft hy magt gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in sijnen name geloven, Rom. 13.14. Doet aen de Heere Jesum Christum, Phil. 3.9.10. | |
b. Vra.Waerom is dit leven des geloofs soo noodig? Antw. Behalven de reden genomen van Gods Gebod, 1 Joh. 3.23. Dit is zijn gebod, dat wy gelooven in den naem sijns Soons Jesu Christi, soo blijkt dese nootwendigheyd ook hier uyt. (1.) Dewijl het geloove het eenig middel is om de verdiensten Christi ons eygen te maken tot versoeninge met God, Rom. 3.25. Welken God voorgesteld heeft tot een versoeninge door het geloove in sijnen bloede, Joh. 6.35. Jesus seide tot haer, ik ben het brood des levens, die tot my komt en sal geensints hongeren, ende die in my gelooft, en sal nimmermeer dorsten. (2.) Omdat alle oeffeningen des Godsdienst alleen door het geloove haer kragt hebben, Heb. 4.2. Het woord der predikinge dede haer geen nut, om dat het met den geloove niet gemengt was, Joh. 20.31. Dese dingen sijn geschreven op dat gy gelooft, ende geloovende, het leven hebbet door zijnen naem, Act. 9.37. (3.) Om dat dese beweginge des geloofs de grootste eere geeft aen Christus den Middelaer, 1 Pet. 2.7. U die gelooft, is hy dierbaer, Heb. 11.24, 25. (4.) Om dat het geloove is het kragtigste middel tot een Christelijk leven, Gal. 5.6. Het geloove is werkende door de liefde, 2 Cor. 5.14, 17. Gal. 2.20. Ik ben met Christo gekruist, ende ik leve, niet meer ik, maer Christus leeft in my, ende het leven dat ik leve, leve ik door het geloove des Soons Gods, Heb. 11.6. Sonder geloove is het onmogelijk God te behagen. | |
c. Vr.Hoe neemt het geloove Jesum Christum aen? Ant. Ten opsigte van Christus, soo neemt het geloove hem aen geheel en al, als Propheet, Priester, en Koning, 1 Cor. 1.30. Uit hem zijt gy in Christo Jesu, die ons geworden is tot wijsheid van Gode, ende regtveerdigheid, ende heiligmakinge, ende verlossinge, Esai. 9.5. Een Kind is ons geboren, een Sone is ons gegeven, Joh. 1.12. Die hem aengenomen hebben, Cant. 2.16. Mijn Lief is mijne, en ik ben zijne. | |
[pagina 197]
| |
c. Vr.Hoe neemt men het geloove aen ten aensien van ons? Ant. Met versakinge van onse eygen geregtigheyd, soo dat wy tot Jesum komen als schuldige, onreyne, belaste, etc. Mat. 11.29. Komt alle tot my die vermoeit en beladen zijt, Phil. 3.8. Ja gewisselijk ik agte ook alle dingen schade te zijn, om de uitnementheid der kennise Jesu Christi mijns Heeren, om wiens wille ik alle dingen schade gerekent hebbe, en agte die drek te zijn, op dat ik Jesum moge gewinnen, vs. 9. En in hem bevonden worde niet hebbende mijne regtveerdigheid die uit de wet is, maer die door 't gelove Christi is, namelijk, de regtveerdigheid die uit God is door het gelove, Ps. 143.2. | |
a. Vr.Is dit dan een goed Geloovige, die Jesum aen-neemt als Middelaer, sonder een goed leven te beginnen? Antw. Neen: want als een sondaer tot Christum komt, soo moet hy sijn sonden aensien als ballasten, schulden en vuiligheden, daer hy gaerne van wilde ontlast zijn: belovende een beter leven te sullen leyden, Rom. 7.24. Ik ellendig mensche wie sal my verlossen van het lichaem deses doods? Matth. 11.28. Komt alle tot my die vermoeit en beladen zijt, Act. 2.37. Sy wierden verslagen in het herte, ende seiden tot Petrum ende tot de andere Apostelen, wat sullen wy doen, Mannen Broeders? vers 38. Ende Petrus seide tot haer, bekeert u, Tit. 2.11, 12, 13, 14. | |
b. Vr.Waer voor sijn soodanige Christenen te houden, die onder den roem des geloofs onchristelijk leven? Antw. Voor regte ongeloovige, en voor vyanden van Christus de Middelaer, Phil. 3.18. Vele wandelen anders: van de welke ik u dikwils gesegt hebbe, ende nu ook weenende segge, datse vyanden des kruices Christi zijn, Heb. 10.39. Matth. 7.33. Dan sal ik haer opentlijk aenseggen, ik en hebbe u noit gekent; gaet weg van my, gy die de ongeregtigheid werkt. | |
a. Vra.Kan men seker zijn dat men het ware Geloove heeft? Ant. Ja, want daerom word belast, dat men sig selven moet ondersoeken, 2 Cor. 13.5. Ondersoekt u selven, of gy in den gelove zijt, 2 Tim. 1.12. Ik weet wien ik gelooft hebbe, 2 Cor. 4.13. Dewijle wy nu den selven Geest des geloofs hebben, gelijker geschreven is; Ik hebbe gelooft, daerom hebbe ik gesproken: soo gelooven wy ook, daerom spreken wy. | |
c. Vr.Hoe kan men seker zijn? Antw. Uit dese teikenen: (1.) Als men gevoeld dat men om Christi wil den Ouden Mensche soekt te dooden, en dagelijks doet verminderen, Gal. 5.34. Die Christi zijn, hebben het vleesch gekruist met de bewegingen, Act. 15.9. De herten gereinigt hebbende door het geloove. | |
[pagina 198]
| |
(2.) Als men Christum hoog agt boven al de wereld, Phil. 3.8. Ik agte ook alle dingen schade te zijn, om de uitnementheid der kennisse Christi, 1 Pet. 2.7. U, die gelooft is hy dierbaer. (3.) Als men sig selven aftrekt van alle ander gronden, van gerustheid des gemoeds, soo dat men niet vertrouwt op eygen geregtigheyd, ofte op iets dat buyten Christus is, Phil. 3.9. Dat ik in hem gevonden worde, niet hebbende mijn eige regtveerdigheid die uit de Wet is, Esai. 64.6. Alle onse geregtigheden zijn als een drekkig en weg-werpelijk kleed. (4.) Als men sig selven gevoelt aengeleid, ter liefde van Christus, tot lust aen zijn Woord, ende tot een nieuwe gehoorsaemheid, Gal. 5.5. Het geloove is door de liefde werkende, 1 Joh. 1.6. Indien wy seggen, dat wy gemeinschap met hem hebben, ende in de duisternisse wandelen, soo liegen wy, ende de waerheid en is in ons niet, 1 Joh. 2.6. Die segt, dat hy in hem blijft, die moet alsoo wandelen, gelijk hy gewandelt heeft. | |
c. Vr.Is het geloove in alle Geloovige even sterk? Ant. Neen: Want daar zijn Klein-geloovige, een Swak-geloovige: Daer zijn ook Sterk-geloovige, Matth. 16.8. Wat overlegt gy by u selven gy klein-geloovige, Marc. 9.24. Ik geloove, Heere, komt mijn swak-geloovigheid te hulpe, Marc. 16.14. Jesus verweet hen hare ongeloovigheid, Rom. 4.19. | |
b. Vra.Wat is een kleyn en zwak Geloove? Ant. Een zwak Geloove is, als men ligtelijk word twijfelmoedig, en als gestut in de toepassinge Christi, en in het werk des geloofs, Rom. 14.1. Die swak is in het geloove, neemt aen, maer niemant tot twistige t' samen-sprekingen, Gal. 6.1. Broeders, indien ook een mensche overvallen ware door eenige misdaed, gy die geestelijk zijt, brengt den soodanigen te regte, Luc. 24.1. | |
c. Vra.Maer hoe sal een swak geloovige sig nog konnen gerust stellen dat hy nog een goed geloove heeft al is 't kleyn en zwak? Antw. Dit kan men uit dese teikenen kennen: (1.) Indien men nog heeft een opregte begeerte om met Christo te mogen vereenigt blijven, Matt. 5.6. Zalig zijnse die hongeren en dorsten na de geregtigheid, Matt. 14.30. (2.) Indien men sig houd aen het Woord des Geloofs, ende dat men arbeyd om sterker te worden, 1 Pet. 2.2. Als jonge kinderkens, zijt seer begeerig na de onvervalschte melk van Gods Woord, Joh. 6.68. Petrus seide, Heere tot wien souden wy gaen gy hebt de woorden des eeuwigen levens? (3.) Als dese kleyn geloovigheyd niet ontstaet uyt lust tot de sonde, en tot de wereld; maer alleen door eenige struikelinge ten- | |
[pagina 199]
| |
tatie, ofte uyt ongevoeligheyd van Christi liefde in het herte, Ps. 13.2. Hoe lange Heere, sult gy mijner steeds vergeten, hoe lange sult gy u aengesigte voor my verbergen? Esa. 49.14. Zion seid, de Heere heeft my verlaten. (4.) Indien men sig selven nog evenwel houd in de wegen Gods, ende geen grooter vreugde wenscht, als dat men Christum nader mag gevoelen, Ps. 75.25. wien heb ik neffens u in den Hemel? ende neffens u en lust my niet op der Aerde, Psal. 35.3. Segt tot mijne ziele, ik ben u heil. | |
b. Vr.Wat is een sterk Geloove? Antw. Een sterk geloove is, 't welk alle hinder-palen te boven komt en tegen alle zwarigheden kloekmoedig aengaet, Heb. 4.16. Laet ons met vrymoedigheid toegaen tot den Throon der genade, Rom. 4.18. Abraham heeft op hope en tegen hope gelooft. | |
c. Vr.Wat werkingen heeft soo een sterk Geloove? Antw. De werken en vrugten van een sterk Geloove zijn dese: (1.) Een gerustheid en vrede des gemoets in alle staet en voorval van dit tijdelijke leven, 2 Cor. 5.6. Wy hebben dan altijd goeden moed, 1 Pet. 1.6. In den welken gy u verheugt, nu een weinig tijds; soo het noodig is, bedroeft zijnde door menigerley verdruckingen, Rom. 5.1. Wy dan geregtveerdigt zijnde uit den geloove, hebben vrede met God door onsen Heere Jesum Christum, vers. 4. Wy roemen in de hope der heerlijkheid Gods, vers. 5. Ende niet alleen dit maer wy roemen ook in de verdruckinge. (2.) Een bysondere sterke drift tot God in Christo Jesu, door het getugenisse des Heiligen Geestes, Rom. 8.15. Gy hebt ontfangen den Geest der aenneminge tot kinderen, door welken wy roepen: Abba Vader, Heb. 10.22. (3.) Een vaste gesette stijl van een Godzalig leven, 1 Joh. 5.5. Wie is 't die de wereld overwint, dan die gelooft dat Jesus is de Sone Gods, 1 Cor. 16.13. Waekt, staet in het geloove, houd u manlijk, zijt sterk. | |
c. Vr.Wat moet ons bewegen tot het leven des Geloofs? Ant. De beweeg-redenen behalven Gods Gebod, 1 Joh. 3.23. zijn dese: (1.) Die het leven des Geloofs niet heeft, die steekt nog in de staet der sonde, en alsoo stervende, sal verdoemt worden, Joh. 3.18. Die niet gelooft, is alreede veroordeelt, Eph. 2.12. Gy waert in dien tijd sonder Christo, vervreemt van het Borgerschap Israëls, ende Vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hope hebbende, ende sonder God in de wereld, (2.) Het eenige middel, om de verdoemenisse te ontgaen, ende om in den Hemel te komen, is het Geloove, Joh. 3.36. Die in den Sone gelooft | |
[pagina 200]
| |
heeft het eeuwige leven, Act. 4.12. Daer en is geenen anderen Name onder den Hemel gegeven, door de welke wy moeten zalig worden, als de name Jesus. (3.) De beloofde zegeningen gaen vast en seker, soo dat niemand heeft te vreesen, dat hy te vergeefs gelooven sal, Heb. 6.27. God willende de erfgenamen der beloftenisse overvloedelijk bewijsen de onveranderlijkheid van zijn raed, is met eenen eed daer tusschen gekomen, 1 Tim. 1.15. Dit is een getrouw woord, en aller aenneminge waerdig. | |
b. Vra.Maer wat raed om tot soo een geloove te komen? Ant. Hier toe moet men dese middelen gebruyken: (1.) Gy moet u selven seer soeken te vernederen door de dreygementen van Gods Wet, so lange, tot dat gy u eigen verdoemelijken staet wel kend, Act. 2.37. Als sy dit hoorden wierden sy verslagen in haer herten, 2 Cor. 5.10. Wy dan wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot 't geloove. (2.) Gy moet seer goede kennisse sien te bekomen van de gelegentheyd des Middelaers Christi, om door zijn volkomen genade, en vriendelijke nodinge opgewekt te worden, Mat. 11.29. Komt alle tot my die vermoeit ende belast zijt, ende ik sal u ruste geven, Act. 13.38. Soo zy u dan bekend, mannen Broeders, dat door desen u vergevinge der sonden verkondigt word. (3.) Gy moet wel verstaen, dat Christus niet siet, hoemen geleeft heeft, maer hoemen nu voortaen gesint is te leven, Mar. 1.14. Bekeert u en gelooft den Euangelio, Rom. 4.5. Die den godlosen regtveerdigt. (4.) Gebruikt alle uiterlijke middelen des geloofs, als de Predicatie, etc. Rom. 10.17. So is dan 't gelove uit 't gehoor, en 't gehoor door 't woord Gods, Act. 26. | |
c. Vr.Wat eynde sal het leven des geloofs hebben? A. 't Eewig salig leven in den Hemel, Heb. 10.39. wy sijn niet van de gene die sig ontrecken, maer die geloven tot behoudinge der ziele, 1 Pet. 1.9. Verkrijgende het einde des geloofs, de saligheid der ziele. |
|