| |
[4]
Den volgenden morgen om zes uur heette het: Opstaan! zonder genade, al lagen de jonge persoontjes in nog zulk een diepen slaap verzonken. Ilse was thuis gewoon nu eens vroeg, dan eens laat uit bed te komen, al naarmate zij lust had. Nooit had zij zich aan een geregelder tijd willen wennen, zooals hare moeder zoozeer wenschte. Het viel daarom dubbel zwaar, nu op commando te moeten opstaan; juist vandaag had zij lust zich nog eens om te keeren, want zij was laat ingeslapen. Daar viel echter niet aan te denken, Nellie stond zich al te wasschen. Klokke zes was zij uit het bed gesprongen.
‘Kom er uit, Ilse,’ zeide zei, ‘wij drink koffie om half zeven.’
| |
| |
‘Al opstaan,’ antwoordde Ilse slaapdronken, ‘ik ben nog zoo moe.’
‘Dat is niets, je mag niet meer slaap.’
Ilse draalde nog, en stond pas langzaam op, toen Nellie reeds kant en klaar was en alles had opgeruimd.
‘O Ilse, haast je, je hebt alleen tien minuten! Gauw, gauw, ik zal help! Waar is je kam!’
Ilse wees op een papier in de vensterbank. ‘Daar zit mijn kam en borstel in,’ antwoordde zij.
‘Dat is niet netjes, dat doet mij niet behagen,’ verklaarde Nellie, haar neusje optrekkende. ‘Je moet naai een klein taschje van grijs linnen met rood band, zie, zoo,’ en zij toonde de hare, ‘zie je, dat is fijn.
Ilse maakte niet veel omslag met het haar. Zij behoefde het slechts uit te kammen en te borstelen, want het krulde van zelf. Nellie bond er een lichtblauw lint om, met een sierlijken strik aan den kant.
‘Nu nog de schort,’ zeide zij, toen Ilse zoover klaar was, ‘dat mag niet ontbreek.’ Zij lachte, toen Ilse zich daartegen verzette.
‘Je bent een klein, dom ding,’ zeide zij en maakte snel de bandjes vast. ‘Houd je dadelijk stil! Zonder de schort geen koffie.’
En werkelijk liet Ilse haar begaan.
‘Zoo,’ zeide zij, ‘nu ben je mooi! De schort is heel net en je krijg er een kus voor.’
Nellie en Ilse waren de laatste die binnenkwamen.
Juffrouw Raimar vertoonde zich nooit aan het ontbijt, juffrouw Güssow was dan met het opzicht belast. Ilse moest naast haar zitten. Toen de koffie haar aangeboden werd,
| |
| |
vatte zij het kopje bij het oortje en nam ook niet zulke grootte happen als den vorigen avond; maar nu deed zij weer iets anders, zij slurpte zoo dat allen begonnen te lachen.
Ilse begreep niet, dat de algemeene vroolijkheid haar gold, tot Orla er haar opmerkzaam op maakte.
‘Je geeft een mooi concert,’ zeide deze, ‘doe je dat altijd? Ik kan je echter verzekeren, dat ik meer van andere tafelmuziek houd.’
Ilse gevoelde zich diep beleedigd. Haastig zette zij haar kopje neer, stond op en snelde de kamer uit.
‘Je had haar dat niet in aller tegen woordigheid moeten zeggen, Orla,’ merkte juffrouw Güssow aan, terwijl zij op stond om Ilse te volgen, ‘dat is krenkend.’
Ilse wilde juist naar den tuin gaan, toen de onderwijzeres haar terugriep.
‘Waar ga je heen, mijn kind?’ vroeg ze. ‘Hoe kom je er toe, zoo plotseling weg te loopen. Dat is geen gebruik hier om op te staan, voordat een maaltijd afgeloopen is. Kom dadelijk terug en eet je boterham op.’
‘Ik heb geen honger meer,’ antwoordde Ilse, ‘en ik ga niet weer binnen! zij hebben mij uitgelachen en Orla was heel lomp tegen mij. Het gaat niemand aan, hoe ik eet of drink, ik doe het net zooals ik wil? Ringelooren laat ik mij door niemand, nooit!’
Juffrouw Güssow had, zelfs wanneer zij iemand berispte, zoo iets vriendelijks in hare stem, dat het haar meestal gelukte het hart harer leerlingen te treffen. Ook Ilse ondervond dat. Zij sloeg de oogen neer, en begon iets van schaamte te gevoelen.
| |
| |
De onderwijzeres las op Ilse's beweeglijk gelaat, wat er in haar omging, en vervolgde hartelijk:
‘Geef mij een hand, klein driftkopje, en beloof mij niet weer op te vliegen, zelfs als je gelooft gelijk te hebben. En vandaag had je geen gelijk, je drinkt werkelijk wat ongemanierd. Orla meende het goed, toen zij je daar opmerkzaam op maakte, en je moogt er niet boos om zijn. Zulk een kleine welverdiende bestraffing moet je je allen beurtelings laten welgevallen. Het is immers beter, dat je nu als kind goede manieren leert, dan dat je later als volwassen meisje om verkeerde gewoonte bespot wordt.’
Thuis had Ilse nooit willen hooren, dat men haar eene jonge dame noemde, en nu vond zij het maar half prettig tot de kinderen gerekend te worden.
‘Nu, zie je dat in, Ilse?’ vroeg juffrouw Güssow.
Ilse kneep de lippen op elkander, maar de onderwijzeres nam daar genoegen mee en beschouwde het stilzwijgen als eene bevestiging. Zij begreep, dat eene natuur als die van Ilse niet door geweld gedwongen kan worden.
‘Nu zullen wij teruggaan naar de ontbijtkamer,’ sprak zij, en Ilse volgde haar zonder tegenstreven, met neergeslagen oogen, want zij was bang voor de nieuwsgierige blikken der anderen.
Gelukkig echter was het ontbijt al afgeloopen, en het vertrek leeg. Dat gaf Ilse groote verlichting.
‘Ik heb een boodschap voor je,’ zeide juffrouw Güssow. ‘De directrice wil je schriften zien, en je daarna mondeling examineeren. Over een uur moet je in de vergaderkamer komen, waar je meteen eenige van je toekomstige onderwijzers en onderwijzeressen zult leeren kennen.’
| |
| |
‘Gaan zij mij allen vragen?’ vroeg Ilse angstig.
‘Neen, maar zij zullen toehooren, als de directrice je examineert. Later hoor je dan wel in welke klasse je geplaatst bent, en morgen neem je deel aan de lessen.’
Ilse ging naar hare kamer en zocht hare schriften bij elkaar. In de beste orde waren zij juist niet. Vooral het Duitsche-opstellenschrift zag er onsmakelijk uit, vol inktvlekken, en zelfs met eenige vetvlakken er op, Het Fransche schrift besloot zij maar achter te houden, want toen zij er eenige al te slordige bladzijden wat ruw uitscheurde, was het heelemaal uit elkaar gevallen.
Nellie, die juist een uur vrij had, keek het verbaasd aan. ‘Wat doe je?’ vroeg zij. ‘Wil je geef je boeks in die manier aan de directrice! dat mag niet. Deed je leermeester je dat toestaan? Geef hier, ik zal er om doen blauw papier, dan ziet men de vlekken niet.’
‘Welneen!’ riep Ilse. ‘Ze zijn mooi genoeg! Het kan mij niets schelen, of juffrouw Raimar ze zoo krijgt!’
‘Niet zoo boos, juffrouw Ilse! je ben een klein onordelijk jong dame! Zou je het misschien grappig vind, als juffrouw Raimar liet zien je schriften aan alle leeraars? O neen, dat was niets grappigs. Vooral als Dr. Althoff, ons Duitsch leeraar, je zoo van terzijde spottend aankijkt en vraagt: ‘Hoe oud is u, juffrouw?’
Hoewel Ilse er ongeduldig onder werd, en beslist verklaarde dat het onzin was zich zooveel moeite te geven voor die domme boeken, zette Nellie toch haar zin door.
‘Zoo, nu kan je gaan,’ zeide zij, toen alles netjes gekaft was, ‘bedank mij nu voor mijn hulp.’
‘Je bent toch al heel lief, Nellie,’ bekende Ilse, ‘hoe
| |
| |
is het mogelijk steeds zoo zacht en geduldig te zijn? Ik kan dat niet.’
‘O, je leer dat, kind. Je zult nog een tam, klein vogel worden,’ antwoordde Nellie.
Toen Ilse om elf uur in de vergaderzaal kwam, vond zij reeds verscheiden leeraars en eenige leeraressen om de tafel zitten.
Juffrouw Raimar, die aan het hoofdeneinde der tafel gezeten was, stelde met een paar vriendelijke woorden de nieuwe leerlinge voor aan de onderwijzers. Daarna nam zij de schriften ter hand en keek het eerst de opstellen door. Tusschenbeide schudde zij het hoofd.
‘Dikwijls zeer goede gedachten,’ vertelde zij aan Dr. Althoff, die naast haar zat, ‘maar vol slordige spelfouten. Zie eens “onze” met eene “s” geschreven, “land” met eene “t”. Wij zullen nog veel moeite met haar hebben. Hoe schrijf je “land” Ilse, spel het eens.’
Ilse hield het voor eene grap. Was zij een klein kind, dat het a, b, c, nog moest leeren? Zij draalde met het antwoord.
Maar juffrouw Raimar was niet gewoon te schertsen en zag Ilse verbaasd aan.
‘Hoe je “land” schrijft, wilde ik weten,’ herhaalde zij op stelligen toon.
Ilse fronste de wenkbrauwen, keek het venster uit om den blik der directrice te vermijden, en spelde zoo snel en onduidelijk mogelijk: l-a-n-d.
‘Dus niets dan slordigheid, oppervlakkigheid, dat dacht ik al,’ zeide juffrouw Raimar en voegde er bij: ‘Als je in het vervolg opstellen maakt, moet je beter opletten hoe je schrijft. Dergelijke spelfouten worden hier zelfs in de derde klasse niet meer gemaakt.’
| |
| |
Nu werden Ilse vragen gedaan uit de meest verschillende vakken. Dikwijls waren hare antwoorden verrassend goed, soms ook bijna onnoozel. Dr. Althoff glimlachte een paar maal, wat Ilse zoo ergerde, dat zij tot onder het haar toe kleurde. Zij had haar zakdoek in de hand en draaide dien als eens worst in elkander.
In het Fransch voldeed zij goed. Monsieur Michael, de Fransche leeraar, een bejaard heer met grijs haar, sprak haar in die taal aan, en zij antwoordde hem zonder fouten en vloeiend.
Miss Lead, de Engelsche leerares, die ook in het gebouw woonde, had minder geluk met haar, want Ilse kon hare woorden niet vinden, en vergiste zich een paar maal in de uitspraak.
‘Ziezoo, nu kunt ge heengaan, meisje,’ zeide juffrouw Raimar eindelijk. ‘Het examen is afgeloopen. Later zal ik je meedeelen in welke klasse je geplaatst zift.’
Nadat Ilse de kamer verlaten had, werd na korte beraadslaging besloten, haar in de tweede klasse te zetten; ze zou echter de Fransche lessen der eerste klasse volgen.
‘Ik vrees, dat Ilse ons veel last zal bezorgen,’ zeide de directrice. ‘Zij is trotsch en eigenzinnig, en kan niet de minste aanmerking velen.’
‘Maar zij is goedhartig,’ viel juffrouw Güssow levendig in. ‘Ik heb er nog wel geen bewijzen van, maar ik lees het in haar mooi, open oog, en ben volkomen zeker dat ik mij niet vergis. Een ding weet ik nu al, dat wij met gestrengheid niets zullen uitrichten, met liefde alleen en zachtheid zal het ons gelukken haar trots te ontwapenen.’
‘Zoo denk ik er ook over!’ verzekerde Monsieur Michael,
| |
| |
‘U zult zien, dames en heeren, Mademoiselle Ilse wordt weldra een sieraad van dit pensionaat! Wat spreekt zij sierlijk Fransch, hoe uitnemend weet zij hare uitdrukkingen te kiezen! O, zij is een genie!’ De kleine heer was geheel opgewonden over zijne aanstaande leerlinge en begeleidde zijne woorden met levendige gebaren.
‘Ik hoop hartelijk, dat gij gelijk hebt,’ antwoordde de directrice, en stond meteen op. ‘Aan liefde en geduld van onzen kant zal het niet ontbreken, en misschien slagen wij er in van Ilse een verstandig en inschikkelijk meisje te maken.’
Voorloopig scheen daar nog niet veel kans op. Aan tafel reeds bewees Ilse op nieuw, hoe groot gelijk juffrouw Raimar had, toen zij beweerde, dat de nieuwelinge geene aanmerking velen kon.
Zij hield hare vork veel te laag vast, zoodat de toppen harer vingers bijna aan het eten raakten. De groente at zij met het mes en als zij zich brandde, liet zij den hap maar weer zonder blikken of blozen uit haar mond op het bord vallen. Ook boog zij diep over haar bord heen, alsof zij een uitgehongerd kind was, dat het voedsel niet spoedig genoeg kon inslikken.
‘Zit recht, Ilse,’ vermaande de directrice, ‘het is niet gezond zoo krom te zitten.’
‘Ik eet altijd zoo,’ antwoordde ze kortaf.
‘Ik at altijd zoo, bedoel je zeker, kindlief, want hier moet je je gewennen te doen zooals het behoort... Heb je thuis ook de vork zoo laag aangepakt en met het mes gegeten?’
‘Ja,’ zeide Ilse en wierp het hoofd achterover. ‘Papa maakte nooit aanmerkingen op mij, hij was blij als het eten mij smaakte,’
| |
| |
‘Maar je Mama, keurde die je manieren aan tafel ook goed?’
Ilse zweeg. Eene onwaarheid kon en wilde zij niet zeggen, en zij herinnerde zich maar al te wel, hoe dikwijls hare moeder haar gevraagd had netter te eten en hoe dikwijls zij had geantwoord: ‘Als u altijd iets op mij heeft aan te merken, eet ik heelemaal niets meer.’
Juffrouw Raimar had dit alles zoo zacht gesproken, dat alleen Ilse haar verstaan kon en geene der anderen vermoedde dat de nieuwelinge eene berisping ontving. Zij drong niet op antwoord aan op hare laatste vraag, want het beviel haar dat Ilse liever zweeg dan dat zij tegen hare overtuiging sprak.
‘Eet nu maar, mijn kind, over een paar weken heb je je al die kleine verkeerdheden afgewend, en bestaat er van onzen kant geene aanleiding meer om je te berispen. Niet waar?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde Ilse en keek met een verdrietig gezicht op haar bord.
‘Doe je best, dan gaat het wel.’
IIse zweeg, maar gevoelde zich weer diep verongelijkt. Waarom mocht zij niet natuurlijk eten? Papa had altijd gezegd, dat zij geen modepopje mocht worden en hier moest nu alles naar vaste regels gebeuren. Zij had bijna geen moed meer om een hap in den mond te steken, en als dat zoo voortging, wilde zij liever verhongeren.
|
|