Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
Stem: O! schoon Cariclea.1.
O mensche! wat ghy doet,
Wat datje spreekt, en waarje gaat of staat,
Denkt dit in u gemoet,
Seght menighmaal tot af-stant van het quaat:
Mijn Ziele zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
| |
[pagina 152]
| |
2.
Ghy die soo dertel leeft,
Dat ghy u mal en wonder driftigh Vleys,
De ruyme toomen geeft,
Laat af, en seght eens na een diep gepeys,
Mijn Ziele, zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
3.
Ghy danssers die soo graagh
Ten dansse gaat: maar na des Heeren Kerk
Soo bijster loom en traagh
Daar heene loopt: ja maak daar van geen werk,
Ik vraagh u, Zijt ghy niet beschroomt?
| |
[pagina 153]
| |
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
4.
Ghy die vast dagh aan dagh
Niet anders doet, als op de Iacht te gaan,
Wat ik u bidden magh
Houdt op, en spreekt u selven dikwils aan,
O Ziele! zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
5.
Ghy die de meeste tijt
Sit in de Wijn, en drinkt u krank en sot,
Daar ghy soo besigh zijt,
Dat ghy niet denkt aan Godt noch sijn Gebodt:
| |
[pagina 154]
| |
Wel hoe dan, zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
6. Ghy die, om schoonheyt, doet
V aangesicht beschild’ren glad’ en net,
O Iesabels gebroet!
Maar weynigh op u Ziels gestalte let:
Ik vraagh u, Zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
7.
Ghy die vast loopt en jaaght
Om by malkaar te schrapen tijd’lijk goet,
En weynigh sorge draaght
| |
[pagina 155]
| |
Voor ’t eeuwigh daar men meest om denkken moet:
Ik vraagh u, Zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
8.
Ghy onbedachte Ieught
Ghy Oude, die na d’aarde bukken gaat,
Ghy, wie ghy wesen meught,
Die trots en groot u soo veel dunkken laat,
O Menschen! zijt ghy niet beschroomt?
De Tijdt die gaat, de Doodt die koomt.
|
|