Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 132]
| |
Stem: Al wat men hier in dese Werelt siet.
Vryer.
O droevigh scheyden?
Bangh en seer onsoet,
Ist voor ons beyden
Dat ik scheyden moet,
Van mijn Vriendin, Hier wonende ontrent,
Die ik den sin Mijns scheydens maak bekent.
| |
[pagina 133]
| |
Vrijster.
2. Wat droeve klachten
Hoor ik daar door deur?
Vryer.
Wilt die niet achten,
Lief, ik ben daar deur:
Rijst metter haast, En kleedt u met een veeg.
Vrijster.
Hoe dus verbaast, Wat isser in de weegh?
Vryer.
3. Wy moeten heden
Scheyden van malkaar.
Vrijster.
Wat droeve reden
Spreekt de Liefste daar?
Gy weest te vre’e, En laat u varen staan.
Vryer.
Lief, ik moet me’e, Daar helpt geen praten aan.
| |
[pagina 134]
| |
Vrijster.
4. Hoe langh te varen
Hebt ghy in u sin?
Vryer.
Ik gis twee Iaren,
Of misschien wel min.
Vrijster.
O Lief, soo verd’? Ghy maakt mijn herte bangh:
Vryer.
Sus, sus mijn hert, Dat’s immer niet heel langh.
Vrijster.
5. Het doet my quellen,
Dat ghy u soo bloot
Gaat hene stellen
In perijkkels groot.
Vryer.
Lief met gedult Mijn wederkomst verbeyt,
Die gy noch sult Weer sien met vrolijkheyt.
| |
[pagina 135]
| |
6. ‘k Heb een vertrouwen
Dies geloof ik wel,
Dat ik behouwen
Weder-komen sel:
Dit is de gront, Raak ik in ongeval
Godt weet terstont Hoe hy my helpen sal.
7. Adieu mijn waarde
Lief, ik segh Adieu,
Mijn liefst’ op aarde
Lief tot op een nieu:
Denk eens om my Alst u qualijk gaat.
Als ik om dy Sal denkken vroegh en laat.
|
|