Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– AuteursrechtvrijStem: Een Ionkvrouw die mijn hert doorwondt. | |
[pagina 122]
| |
1. Wel wat is dit? O Iongge-lien!
Ghy brenght geen kluchten voort.
’t Is nu geen tijt van bangh te sien,
Set droefheyt over-boort:
Men houdt dit voor een vreughde-dagh,
De Bruydegom en Bruyt
Die vragen wat u schorten mach,
Sy hooren geen geluyt.
2. ’t Is of men by een doode waakt
De Bruyloft wordt geschent:
Ia slimmerof men Hoedtjes maakt,
Daar is noch vreughd’ ontrent:
Hoor, Vrienden, op een vrolijk Feest
En past geen bangh gelaat,
| |
[pagina 123]
| |
Daar dienen best een blijde Geest,
En sangh, en soete praat.
3. Siet, wat is hier een soete Schaar
Van Maaghden sonder gal,
Daar moog’lijk over vijftigh Iaar
Niet een van wesen sal:
En of ’t soo waar, wat sal het zijn?
Als oudt en koudt, en af,
Met ongemak, en sware pijn,
Ten lesten naar het graf.
4. Noch weet ik niet wat datter schuylt,
Het is hier noch geen deegh,
De Vryer suft, dat Meysjen pruylt,
| |
[pagina 124]
| |
Daar is wat in de weegh;
Hier suchter een ik weet niet hoe,
Sal die niet over-gaan,
Soo word’ ik u geselschap moe,
En laat mijn singgen staan.
8. Kom, Schenkker, langh een Roemer Wijn
Dat is de beste raat,
’t Sal dan misschien wel beter zijn
Als die eens omme-gaat/
De Wijn verquikt een droeve geest,
En maakt de keeltjes klaar,
Daar past een deuntjen op het Feest,
Ter eeren van dit Paar.
|
|