Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– AuteursrechtvrijStemme: Venus hoe hebje my aldus bedocht.1. Al was ik soo veel schatten heer
Als d’Oceaen, dat groote Meer,
| |
[pagina 101]
| |
Kan in sijn ruym bevaten,
Of soo veel, als ‘er Sterren aan,
De Solder van den Hemel staan,
Die niet en zijn te praten,
Wat soudt my mogen baten?
Mogen baten? mogen baten?
2. Indien ik dan met dat gebrek
Gingh swangger, van die rijkke Vrek
Die niet en mocht ontbeeren:
Ia selver ook, gelijk men siet,
De kruymen van sijn Tafel niet,
Die Laas’rus, vol van sweeren,
Ootmoedigh quam begeeren,
| |
[pagina 102]
| |
Quam begeeren, quam begeeren.
3. Ellendigh was ik dan gestelt,
En woud’ het snoo verleydend’ Gelt
Veel liever laten varen,
En koos veel eer droogh Roggen-broodt
En Water voor den hongers-noodt,
Eer dat het my soud’ baren
Een eeuwigh Ziel-beswaren,
Ziel-beswaren, Ziel-beswaren.
4. De Rijkke-man die had’ het ruym,
En evenwel daar mocht geen kruym
Voor Laas’rus overschieten:
Waar voor hem we’er geen droppel vocht,
| |
[pagina 103]
| |
Van Abraham gebeuren mocht,
Om op sijn tongh te gieten,
En koelingh te genieten,
Te genieten, Te genieten.
5. Siet daar eens wat een swarigheyt
In rijkdom, geldt, en schatten leyt,
Met gierigheyt door-dreven:
De rijkke Vrek trekt op de vaart,
En sinkt daar heen ter Hellen-waart:
Maar Laas’rus wert verheven
In ’t eeuwigh Vreuchde-leven,
Vreuchde-leven, Vreuchde-leven.
9. O Eed’le Ziel! siet wat ghy doet,
| |
[pagina 104]
| |
En wilt na dit vergank’lijk goet
Soo sorgelijk niet jagen:
Maar vat met lust die schatten aan
Die eeuwig zijn, en niet vergaan,
Laat daar op sijn geslagen
Het oogh van u behagen,
V behagen, u behagen.
|
|