Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– AuteursrechtvrijStem: Geeft my te drinkken na mijne’ dorst. | |
[pagina 73]
| |
1. Ghy dertel volk en wulps-gebroet,
Ghy die u tijdt en levens-dagen
Onnut verspilt, verquist, verdoet
In ydelheyt, met rijden, jagen,
Om ’t wild’ gediert’ te mogen plagen,
Ey lieve stut u malligheyt,
Op dat ghy niet en hebt te klagen
Wanneer de Ziel van ’t lichaam scheyt.
2. Den Esau loopt ghy vlijtigh na
Door eggen, haagh en vuyle wegen:
Maar ghy komt ook met hem te spa,
En mist u Vaders milde Zegen,
Daar tien-maal meer is aangelegen,
| |
[pagina 74]
| |
Dan al het geen daar ’t oogh na siet.
Ghy roept en schreeuwt, en daer-en-tegen
Gods roepen dat en hoort ghy niet.
3. Wat nuttigheyt komt u daar van,
Als ghy het Wilt na u begeeren
Getroffen hebt, Wat hebje dan?
Als slechts een handt vol lichte veeren,
Die ghy en meer wel meught ontbeeren:
Maar, neen, u dwaasheyt is te groot,
Ghy doodt die u niet konnen deeren,
En ghy zijt self in sonden doot.
4. ’t Gedierte van naturen vry,
Soekt ghy met lust onvry te maken:
| |
[pagina 75]
| |
Maar selve van u slaverny,
Geredt en vry te mogen raken,
Versuymt ghy vast u eyghen saken;
Ey lieve neemt dit wel in acht,
En wilt voortaen u Iagen staken,
Daar zijnder veel door omgebracht.
5. ’t Is met Adonis soo gegaan,
Van Seugen is die geest verslonden:
Acteon ginck het ook bestaan:
Maar is na veel en sware wonden
Gegeten van sijn eygen Honden,
En denk, hoe menich Nimroths kindt,
Al is het kloek ter Iacht bevonden,
| |
[pagina 76]
| |
Sigh van het wilt verwonnen vindt.
6. Indien ghy dan verstandigh zijt,
Gaat hene’ doodt u aartsche leden,
Iaaght na de deught, en wilt u tijt
Tot hooger Iacht, als nu, besteden
Want alle dinggen hier beneden
Die eynden: Zijt ghy niet beschroomt?
De tijdt die gaat met rasse schreden,
O dertel Volk! de Doodt die komt.
|
|