Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
Stem: Rosemondt die lach gedoken.1. Hey verheught u Ionggelinggen,
In de dagen van u Ieught,
Laat u keeltjes helder singgen,
Dient u van des Werelts vreught,
Speelt en queelt, en jokt en malt,
Doet vry dat u wel bevalt.
2. ’t Geen u oogen, door ’t aenschouwen,
| |
[pagina 64]
| |
Eenighsins vermaken kan,
Wilt dat niet te rugge houwen,
Neemter u geneuchte van,
Speelt en &c.
3. Wandelt in uws herten wegen,
Dient u van de groene tijt:
Want nu komt het best gelegen
Nu ghy jonk en jeuchdigh zijt,
Speelt en &c.
4. Wilt geen blijde geest versteuren,
Doet de suffert van u gaan:
Want nu mach het u gebeuren,
Wordje oudt dan is ’t gedaan.
| |
[pagina 65]
| |
Speelt en &c.
5. Dat men niet en kan bewaren
Dient in tijdts te zijn gebruykt:
Koot dan in u jongge Iaren,
Eer de Ieught daar onder duykt.
Speelt en &c.
6. Denkt, ’t en sal u geensins voegen,
Als den ouden dagh begint,
En met rimpels sal beploegen
Wat men geestigh in u vint.
Speelt en &c.
7. Maar, O dwase Ionggelinggen!
Soo ghy dus u tijdt besteet,
| |
[pagina 66]
| |
Wil ik dit aan u bedinggen,
Dat ghy van te vooren weet,
Dat u Godt om desen al
Voor ’t Gericht doen komen sal.
8. Alles wordt daar op-genomen
Wat een yeder doetof laat,
En de dagh sal seekker komen
Dat men dan sijn gantsche staat,
Van sijn leven, doen en al,
Een-maal reden geven sal.
9. Die nu lacchen, sullen weenen,
Als dat strengh Gerecht begint:
Siet, wy seggen ’t u voor heenen,
| |
[pagina 67]
| |
Slaat het doch niet in de wint:
Denkkend’ altijt op die dagh
Die geen mensch voor-by en magh.
|
|