Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
Stem: Treurt Edel Huys Nassou.1. Verheft u diep gesucht,
En steygert in de lucht,
Dringht door de Wolkken henen,
O Heere! geeft verdragh:
Hebbet acht op mijn wenen,
Mijn jammer en gheklagh.
2. Wilt doch een aerden vat,
Een dor en nietigh blat,
Soo bijster niet vervolgen:
| |
[pagina 17]
| |
Let op mijn droeve galm,
En weest niet te verbolgen
Op een verschrookten halm.
3. Ik weet en ik beken,
Dat ik wel waardigh ben
Van u te zijn verlaten:
Maer siet my gunstigh an,
En kastijdt my met maten,
Dat ik het lijden kan.
4. Soo ghy met uwen Knecht
Wilt treden in ’t gherecht:
Soo ghy, o God! wilt merkken,
En u ghesichte slaan
| |
[pagina 18]
| |
Op mijn sondige werkken?
Ach! ’t is met my gedaan.
5. Ik legh in dieper noodt,
Omcingelt van de doodt,
En hende by ’t verderven:
Waar sal ik henen gaan,
Om wat troost te verwerven?
Want ik kan niet bestaan.
6. Ik vluchte sonder sorgh
Tot uwe Soon, mijn Borgh,
Tot Christum mijnen Heere,
Wegh-nemer van mijn schult
Van mijn schand’ en oneere,
| |
[pagina 19]
| |
Die alles heeft vervult.
7. Hy is mijn hooghste wensch.
Wel-saligh is de mensch
Die ghy vergeeft de sonden.
O Iesu! Meester, Vrient,
Ghy geneest mijne Wonden
Wt liefd’ en onverdient.
|
|