Clara had verlangd alléén te gaan; zij had bij het afscheid zich moedig gehouden, de tranen teruggedrongen, die op 't laatst haar trachtten te overweldigen, en met heldere stem den koetsier toegeroepen: ‘Naar het gasthuis!’ Nog een groet, een laatste blik, en, achteroverleunend in het rijtuig, barstte zij in tranen uit.
Niet lang echter gaf zij zich aan haar smart over. Vóórdat zij het oude gebouw bereikte, had zij haar kalmte herwonnen, en uiterlijk moedig en opgewekt stapte zij naar binnen.
Zij werd weder binnengelaten in die kamer met de oude wapens, waar zij bij haar eerste bezoek ook was geweest. Een oogenblik later werd zij geroepen op het kantoortje der directrice, die haar met een ‘Welkom, zuster!’ ontving, waarna haar over de groote binnenplaats de weg gewezen werd, langs ontelbare trappen, naar de zolderverdieping, waar zij met elf andere verpleegsters slapen moest.
Voor het eerst kleedde zij zich in de eenvoudige pleegzustersjapon: nu niet voor de aardigheid, om zich in haar nieuw gewaad aan haar kennissen te vertoonen, maar in vollen ernst, als het symbool van haar aanstaand leven.
Met eenige andere verpleegsters trad zij op dien eersten November het nieuwe leven in. Elkander geheel vreemd, uit verschillende oorden van het land