27 Februari.
Die verbaasde brieven van Ma en Meta! Nooit hadden ze zoo iets gedacht, kúnnen denken ook maar! Maar ze waren beiden wonder-blij om het feit. Ma vindt het, geloof ik, erg goed, dat ik zoo'n verstandigen man krijgen zal... Ook waren ze, na mijn uitvoerigen brief, er van overtuigd, dat ik niet langer bij tante kan blijven, en vonden Eva's voorstel een heerlijke oplossing. Ze waren verontwaardigd over tante's behandeling, en beklaagden mij, maar verheugden zich er in, dat nu alles ten beste is geschikt.
Vanmiddag liep Fred, leunende op mijn arm, de kamer door, en het ging goed, héel goed. Hij is nu ook niet meer zoo doorschijnend mager en wasachtig bleek, als toen ik hem terugzag voor het eerst. Wat heeft mijn arme lieveling mij gezegd? Dat het vooral het verlangen naar mij was, waardoor zijn genezing werd tegen-gehouden; hij dacht altijd aan mij... O, ik voelde mij zoo schuldig en slecht, toen hij mij dit vertelde, - ben ik, wuft, vlinderachtig, oppervlakkig en zelfzuchtig schepsel, dit alles waard geweest? Neen, o, neen! maar ik wil alles weer goed maken, dat wil ik, dat zàl ik kunnen.
Fred mag later mijn heele dagboek lezen, als hij dat wil. Ik heb hem, geloof ik, wel alles verteld, maar woorden zijn voor zulke dingen, als mijn episode met Karel, zoo moelijk te vinden, en er mag niet de minste onoprechtheid zijn tusschen Fred en mij. Hij zal ook veel over zichzelf te