20 Februari.
Gisterenavond, boven op mijn kamer, kon ik mij eindelijk aan mijn gevoelens overgeven, en ik huilde zóolang, totdat ik geheel uitgeput was. O, wat is alles toch droevig en naar: Ma en Meta zoo ver weg, aan Karel heb ik niets, en Fred, ach, Fred, die mij in alles zoo helpen kon, laat mij maar over aan mij zelf...
Ik kreeg wel een hartelijken brief van mijn beide lieven uit Nice, maar ik voel mij zoo moe, zoo klagerig-onrustig, zoo verdrietig; ik verlang zoo naar Fred... ik wil hem weer eens spreken... waarom onttrekt hij zich zoo heelemaal aan mij? vandaag voelde ik mij te lusteloos, maar morgen ga ik weer naar het park.