Twee kobolden zijn uw oogen,
Diep, donker en glinstrend van licht...
(Ik wist niet, dat Bernard zulke oogen had!!)
Ik rukte het papier van den muur, rende de trappen af, en tante's kamer binnen, en wierp het voor haar neer op de tafel.
- Ik laat me niet meer beleedigen, tante! riep ik, buiten mijzelf. Ik verdraag 't niet meer! Hebt u me liever niet langer hier, goed! goed! dan ga 'k! maar zeg 't dan ronduit! zeg 't dan ronduit! ronduit!
Ze was hevig geschrikt over de wijze, waarop ik haar geraffineerde plagerij had opgenomen, en riep nerveus:
- Ben je mal! Je ben mal, geloof 'k! 'n Grap, 'n grap zoo hoog op te nemen! D'r is geen kwestie van wat je zegt! Ben je mal!
Ik stond nog trillend voor haar.
- 't Gastrecht schenden is dat 'n grap! riep 'k. Papieren uit m'n kast halen, om daar misbruik van te maken, is dat 'n grap? Is dat 'n grap!
- Ja! riep tante. Maar jij verstaat geen aardigheid! En nu d'r van zwijgen, hoor! D'r is aan jou niets besteed! Brutaal wicht! 't Gastrecht schenden - 'n crimineele zaak! Je ben mal!
Ik ging, te geënerveerd, om nog een krachtige repartie te geven. Ik had alle inspanning noodig, om niet uit te barsten in tranen. Ook spijt het mij zoo, dat ik niets over Bernard gezegd heb... Maar dat gebeurt nog wel eens: het is nog niet uit tusschen tante en mij.