16 Februari.
O, dat drukkende, zware zwijgen, dat nu aldoor tusschen ons is. Ik kan er niet tegen, het maakt mij melancholisch en nerveus, en niemand, niemand is er, die mij eens troost, of een woordje van moed inspreekt. O, Fred, Fred! hoe kan je 't toch over jezelf verkrijgen, me zóo lang en zóo erg alleen te laten! Ik liep tevergeefs in het park; ik zie hem wel eens voorbij komen, maar hij kijkt nooit naar binnen.