24 Januari.
Tante wou, dat ik gisteren met haar meeging, om boodschappen te doen; zoo brachten wij den middag zemelende en rekenende in winkels door. Van Beveren is er nog altijd, het heet, dat de pendule van tante's kamer defect is, en die zit hij nu bij haar in de voorkamer te herstellen. Ik ben al weer terug van een wandeling in het park, een vergeefsche, want ik heb Fred niet gezien. Ik liep daar zoo treurig alleen door de natte, verlaten lanen, waar het glad was van vergane blâren, vast-getreden in den drassigen grond, en waar de lucht zoo kil en grauw tusschen de kale takken hing, dat ik niet langer bleef dan nadat ik de zekerheid had, dat Fred niet meer zou komen. Hij mocht mij wel eens komen opzoeken; ik verlang zoo naar wat gezelligheid, nu ik altijd alleen en zoo beperkt in mijn lectuur ben. Maar daar schijnt hij niet aan te denken.