- Hij vroeg aan Bernard: Zal je 't aan niemand vertellen? ook aan je Moeder niet? en Bernard zei: nee, en toen...
- En heeft ie 't u dan tòch verteld?!
- Natuurlijk! aan z'n Móeder! zei tante fier.
- Maar hij zei, dat hij 't niet zou doen!
- Ik weet niet meer, of ik 'm dat heb beloofd, zei Bernard met een hoogroode kleur; (Hè, Bernard, lafaard!) maar al was dat zoo, dan mocht 'k 't toch wel aan m'n Moeder vertellen.
Ik bestreed dit krachtig en heftig. Ik zei zelfs, dat Bernard den jongen misleid en zijn vertrouwen geschonden had. Toen barstte de storm los:
- Vind jij 't verkeerd; dat ie iets aan z'n Móeder vertelt! Hij is gewoon, oprecht tegen me te zijn! wou jij zeggen, dat dat verkeerd is!
- O, nee! schreeuwde ik er tegen in. Nee! nee! nee! dat bedoel ik niet! alleen hij had 't dien jongen niet mogen beloven! Hij lokte daarmee z'n vertrouwen uit! en dat was valsch! valsch! want hij wist vooruit, dat ie die belofte niet zou kunnen of willen houen! Hij deed 't alleen, om alles te weten te komen!
Het werd een formeele scène. Ik trachtte vergeefs mij begrijpbaar te maken. De beiden hielden vol, dat ik 't verkeerd vond, ‘iets aan je Moeder te vertellen’. Ze gilden het uit, dat ik ongelijk had, en tóch had ik gelijk. Ik ben het immers met hen eens, dat het goed en prijzenswaardig is, vertrouwelijk met je Moeder te zijn, maar het is gemeen, om, uit nieuwsgierigheid, valschelijk een belofte te geven, die niet oprecht is