voor mijn jeugdigen leeftijd, maar ik wou zoo graag, zoo graag er eens héel lief uitzien. Te begrijpen waarom!
De kaart heb ik al. Ik presenteerde tante en Bernard om mee te gaan, al was het alleen maar voor het assaut, dan kon ik voor het bal onder de hoede van mevrouw Veldenaar blijven, maar beiden weigerden pertinent. Nu, ze moeten het zelf maar weten. Ik heb verlof gekregen, om den nacht bij mevrouw Veldenaar door te brengen, dan veroorzaak ik hier geen opschudding, en kan ik den Zondag daar ook nog blijven. Zalig! Zalig!
Fred is een engel. Ik had geen tijd voor wandelingen in het park, maar ik ontmoette hem op den weg. Hij vertelde mij, dat hij óok naar het bal zou gaan, en zei, met zijn lach, maar toch met iets niet-vroolijks in zijn oogen:
- 'k Zal je den souper-dans maar niet vragen, hè?
Ik had den moed met, onnoozel te vragen: Waarom niet? ik keek hem dus alleen maar aan, dankbaar, dat hij mij zoo goed begreep.
- Je kan honderden andere van me krijgen...
- Honderden andere... dat is toch iets! zei hij toen, en liet mij beloven, er vast eenige voor hem te zullen openhouden.
Al danste ik niet dolgraag met Fred - met wien zou ik het, na Karel, liever doen? - dan nog zou ik blij zijn met deze vraag. Ik ken immers niemand hier? Maar het kan mij niet schelen, of ik veel zitten blijf, - met Karel dans ik toch zeker, en daarvoor ga ik alleen, dáarvoor.