14 December.
Tante kan soms van die rare uitvallen doen. Als ik, bijvoorbeeld, aan tafel, eens bedank voor iets, dat zij mij aanbiedt, dan zegt zij soms, spottend-scherp:
- O, moet Bernard 't je soms presenteeren? waarop ik koel-kalm antwoord:
- Als u dat gemakkelijker is! waarop zij niet doorgaat met haar insinueeren. Of, als ik geprest word, om een deuntje te spelen (ik vermag, helaas, niets anders, omdat ik nooit van mijn leven heb gestudeerd; ik schaam mij, maar het is niet anders) en ik heb geen lust, dan zegt tante weer sarcastisch:
- Bernard, ga jij Ina opleiden, dan weigert ze niet!
Waarop ik Bernard, als deze mij nadert, zoo verbaasd uit de hoogte aan blijf kijken, dat hij, zonder verdere poging, aflaat, en
- Ze wil niet! zegt.
Vanavond knielde ik bij Saph's mand, en streelde het arme dier, dat altijd zoo dankbaar voor een liefkoozing is. Bernard volgde onmiddellijk mijn voorbeeld, en zette zich, aan den anderen kant, op den grond. Dadelijk verstrakte tante's gezicht, en met haar vinnigsten blik, zei ze bits:
- Jij zou wel in Saphir's plaats willen wezen, hè?
Ik stond aanstonds op. Ik word altijd zoo unheimlich aangedaan, als tante dergelijke toespelingen maakt. Waarom doet ze het? Is het verstandig? Neen. Is het gevoelig? Neen. Is het aardig? Neen.