het gezicht, of de knecht met de doos stapte het hekje binnen. Aan de deur kreeg hij van tante een fel standje in plaats van een fooi, en toen gingen wij de doos aan het openen. De bouquet was mooi, alleen wit (waarvoor die aardigheid dient, begrijp ik niet), en de linten, met de gouden letters, de alpenroosjes en de edelweiszjes werden er spoedig door tante's vaardige vingeren aan bevestigd. Maar hoe nu den bouquet bij juffrouw De Haas te krijgen?
- Laat u 'm dan niet vanavond geven?
- Welnee, kind, welnee! die is voor de juffrouw zelf, en niet voor 't publiek.
Besloten werd, dat Mietje, als zij terugkwam, met de tram de doos zou expedieeren. Maar Mietje allernijdigst om haar vergeefschen tocht en het vochtige weer, dat zoo slecht was voor haar rheumatiek, had zooveel bezwaren, dat Bernard zei:
- Waarom wacht u niet, tot Rika uit de kerk komt?
waarop tante zei, dat hij dan maar moest gaan, anders werd het te laat (waarvoor?) en zoo werd Mietje tóch weer uitgestuurd, om een rijtuig te gaan bestellen. Bernard wou niet met de doos, tante vertrouwde den bouquet niet in zijn handen, zoo werd deze na eindelooze deliberaties in een vaas gezet, en kon Bernard vertrekken.
De juffrouw was erg blij, maar nam toch 's avonds den bouquet niet mee.
Na het diner gingen wij ons kleeden, en ik was daarmee nog bezig, toen tante, al geheel gereed, in mijn kamer kwam, en vroeg: