toch goed en lief, o, innig goed en lief, wat ben ik blij, hem te hebben gevonden!
Ik kan mij best begrijpen, dat hij Papa's vriend was, al was hij ook zooveel jonger. Hij lijkt zelfs wel iets op Papa, in zijn manieren, bedoel ik, en in zijn wijze van spreken.
- Ben je niet geëngageerd, Fred? vroeg ik nieuwsgierig.
- Nee, tot dusver nog niet, zei hij, en lachte.
- Ook niet geweest..... o, vergeef me, ik ben altijd zoo indiscreet!
- 't Is niets hoor! Ook niet geweest.
- Hè, ik wou, dat je trouwde! Jouw vrouw zou niet anders dan lief kunnen zijn, - 't zou zoo gezellig wezen!
- 'k Heb nog den tijd, kind!
- Nou, nog den tijd! zei ik onbeleefd.
Hij antwoordde alleen met een glimlach. En ik begreep, dat hij mij nog te veel een kind vond, om boos op mij te worden. Toen ging ik hem ijverig vertellen van mijn flirten en mijn conquêtes in Den Haag, totdat ik opeens inzag, hoe weinig interessant dit alles was voor hem, mocht het mij ook nog zoo belangrijk schijnen. En ik vroeg hem, of hij mij niet eens boeken wou leenen, en sprak hem van mijn lectuur. Hij beloofde mij, zijn kast na te zien, en het een of ander boek mij Zondag mee te brengen.
Toen ik van hem weg-ging, was ik niet erg tevreden over mijzelf. Ik had hem den indruk gegeven, dat ik frivool en oppervlakkig was, ik verbeeldde mij, dat hij mij kinderachtig en ijdel