10 October.
Ik liep dadelijk na de koffie het park weer in, maar ik zag Fred niet. Ik heb hem nog zooveel te vertellen van Ma, van Meta en van mijzelf, en moest hem nog allerlei vragen. Ik hoop hem vóor Zondag, nog eens te zien, want met tante en Bernard er bij, is het geen praten met hem. Hij had ook Ma's en Meta's brief (dien ik vanmorgen weer, goddelijk! ontving) mogen lezen, omdat ik weet, hoeveel belang hij stelt in ons allen.
Vanavond had er een geweldige stoeipartij plaats. Ik jaagde Bernard door alle kamers en gangen na, totdat hij de rollen omkeerde, en mij, bizonder behendig voor zijn doen, wist opgesloten te krijgen, in zijn slaapkamer. Het was er absoluut donker, en woedend bonsde ik op de deur, waarbuiten hij voldaan stond te lachen. Eensklaps kreeg ik een inval. Ik wist heel goed, dat het balkon maar doorloopt tot bij het eerste raam van zijn kamer, waarvoor zijn bed staat, en dat dus niet open kan, - maar ik wou hem bang maken: dan doet hij natuurlijk de deur open, overlegde ik. Ik riep dus op verheugden toon, alsof ik plotseling dien uitweg vond:
- 't Is niets, hoor! Houd de deur maar dicht! Ik klim 't raam uit, op 't balkon! en met veel geraas schoof ik het tweede raam omhoog.
Maar op hetzelfde oogenblik, ik kan het zoo