teerde, maar het onnoozeltje merkte er niets van, behield haar zelfde goede, praatzieke luim, en daar ik een-en-al lieftalligheid was, om Bernard's gepruil te bemantelen, had zij een prettigen middag. Toen wij weer thuis waren, en Florence op de tram was geholpen, zei Bernard, verbolgen:
- Dat domme kind heeft zeker wel 's gehoord, dat 't netjes is, om iemand aan z'n rechterhand te laten loopen, en daarom drong ze zich dadelijk aan Ina's linkerkant, maar ze weet niet eens, dat 't nog veel meer eer is, iemand de middenplaats te geven... en die eigende ze zichzelf maar toe!
Tante zag hem aan, en zei, met haar air sec:
- Had jij zoo graag naast Ina geloopen? Dat zal je nog wel 's meer overkomen, jongen!
Natuurlijk ging ik dadelijk Florence aan 't prijzen, zei, dat 't zoo'n goed kind was, dat soms, voor haar doen, wel eens amusant kon zijn, en dat ze erg vereerd was, als ze zag, dat er van haar notitie genomen werd.
Vanavond kwam Van Beveren op bezoek. De kindertjes mochten hem even begroeten, toen zij hun thee kwamen halen, en tante zei tegen mij:
- Nee, kind, meneer komt niet over je klagen, wees maar niet bang!
Ik trok mijn wenkbrauwen op, en lachte niet om deze quasi-grappigheid. Den leeftijd, waarop men dergelijke dingen tegen een meisje zegt, ben ik toch werkelijk te boven!
Om tien uur kwam tante, met rood gezicht en tickerigen (gemaakt van het woord tic, - waaraan tante sterk onderhevig is, als ze zich zenuwachtig