3 October.
Het is dag aan dag prachtig weer. Het is vandaag zoo zoel, dat ik den heelen middag in het park kon zitten lezen. Ik vergat zoo erg den tijd, dat ik werkelijk schrikte door het komen aanhollen van Bernard, die, mij thuis niet gevonden hebbend, als een wervelwind door het park was gestoven. Saphir warrelde hem om de beenen, en deed hem bijna vallen.
- Dacht je, dat 'k geschaakt was? spotlachte ik.
- Nou, spot daar maar niet mee! Hoe Ma kan goedvinden, dat je middag aan middag moederziel alleen hier in 't park zit...
- Als je zelf erkent ‘moederziel alleen’, dan is er toch zeker geen gevaar bij, zou 'k zoo denken!
Desalniettemin kreeg ik toch een standje van tante, die mij orderde, voortaan een horloge mee te nemen; nu had ik mijn bouillon gemist. (Wij drinken elken middag om halfvijf bouillon, nooit later, vanwege de appétit voor het diner.)