Zeventien
(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 34]
| |
stad heen; het waaide er wel, maar ik loop liever door lanen en weilanden, dan door de onvrije, onfrissche stad. Bé en Louise waren thuis, Marguérite kreeg pianoles. Zij wonen in een klein, maar aardig huisje, en het trof mij, welk een lieve toon er onder de huisgenooten heerscht. Mevrouw kwam ook te voorschijn; als altijd had ze het druk, en bleef maar kort in de kamer. Zij vroeg mij, of ik eens wou komen eten, wat ik zeker graag zal doen. Ik moet vanavond mijn werk nog maken, en kan dus maar weinig schrijven. |
|